ZIERIKZEESUIIE COURANT.
voor liet arroiKiis- sement Zierikzee.
1876. No. 57.
Woensdag 19 Juli.
79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Geavanceerd, maar in welke richting?
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post I,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENAIA1V.
Reecis hebben we met een enkel woord de
geruchtmakende zaak besproken van liet aan
den heer Korteweg aangezegde ontslag als
tijdelijk leeraar aan de Kon. Militaire Academie
te Breda, en dat niet wegens onbekwaamheid,
noch wegens ongeschiktheid, noch wegens onze
delijkheid, noch wegens eenige kwade hoedanig
heid of eenig vergrijp hoegenaamd, als zoodanig
door wet, zeden of geweten gebrandmerkt, maar
alleen omdat hij te geiivanceerd is en bijzondere
opvattingen heeft omtrent sociale toestanden.
Men kan deze zaak als van persoonlijken
aard beschouwen en in dat geval zou een open
bare beoordeeling of bespreking er van on
bescheiden zijnmen kan haar evenwel ook
beschouwen als een zaak die het algemeen
belang raakt en in dat geval is openbaarheid,
en beoordeeling niet enkel geoorloofd maar
zelfs plicht. Nu is 't onze meening dat we hier
inderdaad te doen hebben met een zaak van
algemeen belang.
Alvovens ons oordeel nit te spreken zullen
we de feiten in hun eenvoudigsten vorm voor
stellen, n.l. dooi' overneming van de drie daarop
betrekking hebbende officieele bescheiden, zooals
die door den heer Korteweg zelf aan het School
blad zijn medegedeeld, en in No. 31 voorkomen.
No. 1. Breda, den 18 Mei 1876.
De Generaal-Majoor, Gouverneur der Konink
lijke Militaire Academie, brengt ter kennis van
den heer B. P. Korteweg, tijdelijk leeraar in
de wiskunde aan genoemde Academie, en zulks
in antwoord op diens hiertoe betrekkelijk schrif
telijk verzoek, dat onverminderd de vele
goede hoedanigheden en eigenschappen, die
hem moeten worden toegekend, als o. m. zijn
rechtschapen en openhartig karakter, zijn ijver
en nauwgezetheid in het vervullen van de hem
opgedragen taak, zijn zeer voldoende kennis
van de wiskundige wetenschap om deze, in den
werkkring waarin hij aan de Academie geplaatst
is, te onderwijzen en zijn voldoende paedago-
gische ontwikkeling om dat onderwijs goede
vruchten te doen dragen; zijn genoegzame
zelfstandigheid om bij zijn onderwijs aan niet
minder dan 40 cadetten te zamen, de orde
te handhaven, enz. hij, Gouverneur voornoemd,
geen vrijheid kan vinden hem bij zijn Excel
lentie den Minister van Oorlog aan te hevelen
om langer dan tot den 1 September e.k. aan
meergemelde Inrichting werkzaam te zijn, en
zulks omdat de bijzondere opvattingen van den
heer Korteweg omtrent sociale toestanden en
zijn zeer ontwikkelde denkbeelden ten deze in
zeer geavanceerde richting hem minder geschikt
doen zijn, dan anders het geval zou wezen,
om in de betrekking van leeraar aan een In
richting als de Koninklijke Militaire Academie
naar eisch mede te arbeiden aan de militaire
opleiding en vorming van cadetten tot goede
officieren.
De Generaal-Majoor, Gouverneur
voornoemd,
w. g. VAN WILLES.
No. 2.
Breda, den 20 Juni 1876.
Ik heb de eer UWelEdelGestrenge te onder
richten dat zijn Excellentie de Minister van
Oorlog bij beschikking van den 17en dezer
maand, No. 626, conform mijn advies, heeft
afgewezen Uw verzoek om op nieuw in aan
merking te worden gebracht voor de betrekking
van Leeraar in de Wiskunde aan de Inrichting
onder mijn bestuur.
Gouverneur der voorn. Academie,
De Genelaar-Majoor,
w. get. VAN WILLES.
No. 3.
De ondergeteekende, Directeur der studiën
aan de Koninklijke Militaire Academie, verklaart
1°. dat de heer Bastiaan Pieter Kortweg,
gedurende drie achtereenvolgende jaren 1873
1876), aan de cadetten van het le studiejaar
onderwijs heeft gegeven in Bolvormige drie
hoeksmeting, Beschrijvende meetkunde, Hoogere
stelkunde en Analytische meetkunde;
2°. dat hij, bij het geven van dat onderwijs,
getoond heeft de daartoe yereischte kennis te
bezitten niet- alleen, maar ook dat zijn methode
van onderwijs goed is
3°. dat hij bovendien getoond heeft zijn gezag
te kunnen handhaven, ook bij klassen van 40
leerlingen
4°. dat hij zich heeft leeren kennen (sic!)
als een ijverig docent, die zijn verplichtingen
met lust, tact en groote nauwgezetheid volbrengt.
Weshalve de ondergeteekende gaarne het
getuigenis aflegt, dat de heer Korteweg alles
zins geschikt is, om als docent in de boven
vermelde vakken op te treden.
Breda, 13 Juni 1876.
De Majoor, Directeur der studiën aan
de K. M. Academie,
w. g. W. C. HO JEL.
Ziedaar de feiten.
Het is gewis ontegenzeggelijk dat de autoriteit
die den heer Korteweg als tijdelijk leeraar
heeft aangesteld, hem ook weder kan ontslaan,
zelfs zonder eenig motief of aanleiding van dat
ontslag te noemen. Is het „tijdelijk" bedoeld in
den zin van voor een bepaalden tijd, hier b.v.
voor 3 jaar naar 't schijnt, dan is het uitblijven
der continuatie genoeg om op 't einde van den
bepaalden tijd alle betrekking tusschen den
aangestelde en de autoriteit te doen ophouden.
Een gemotiveerde aanschrijving van het niet
continueeren der betrekking is dan niet noodig
en hij die een betrekking op den voet van
tijdelijkheid heeft aanvaard kan zich nergens
over beklagen.
De zaak verkrijgt een geheel andere gedaante
zoodra het niet continueeren der betrekking
gemotiveerd wordt. Van het uitblijven eener
vernieuwde handeling de aanstelling
wordt het dan een positieve handeling het
Ook in dit geval is 't mogelijk dat er door
de Ijjdende parfcjj niets valt aan te merken.
Is n.l. gedurende zjjn tijdeljjke werkzaamheid
gebleken van onbekwaamheid, ongeschiktheid
of iets dergelijks, dan zou 't motiveeren van
't ontslag aangemerkt kunnen worden als een
overtolligheid, maar er is billjjkerwjjze niets
tegen in te brengen, altoos in de veronderstelling
dat de motieven op waarheid gegrond zjjn.
Wanneer echter, geljjk hier het geval is,
het motief in niet het minste verband staat
met de zaak waarop het aankomt, d. i. liier
met den persoon des leeraars als geleerde, als
docent en als paedagoog, dan verandert de
handeling van het ontslag geheel van gedaante.
In 't geval van den heer Korteweg is het mo
tief gelegen in de „bjjzondere opvattingen van
sociale toestanden" en in de „zeer ontwikkelde
denkbeelden in zeer geavanceerde richting" van
dien heer; maar 't kon dan even goed ge
legen zijn in iets anders, b.v. in de kleur van
zijn haar, of in de letters van zjjn naam, of
in welke andere omstandigheid ook, die met
zijn persoon en zijn werk als leeraar niets te
maken heeft.
En wanneer nu ten overvloede bij dezelfde
aanschrijving, waarin het ontslag is vervat,
aan den heer Korteweg zulk een uitbundige,
in bijzonderheden uitgedrukte lof wordt toe
gebracht als menseh, als geleerde, als docent
en als paedagoog, dat iemand op wien dat
alles van toepassing is, een sieraad zou moeten
genoemd worden vau elke inrichting van on
derwijs, dan ja dan zou 't ons haast voor
de oogen gaan schemeren bjj 't lezen van de
in stuk No. 1 onderstreepte woorden. (In 't
oorspronkeljjke ook onderstreept).
De lieer Korteweg is docent in de wiskunde.
Bij de lessen daarin komen sociale toestanden
en denkbeelden ten deze, al of niet in geavan
ceerde richting, niet te pas. Blijkens het ge
tuigenis in de stukken te lezen heeft de heer
Korteweg op zjjn lessen ook zjjn plicht betracht,
d. i. les in de wiskunde gegevenlijj heeft
dus zijn lesuren niet misbruikt om collêgie te
geven in socialisme of geavanceerdheid. Er is
niets, letterljjk niets dan dat hij bjjzondere
opvattingen heeft omtrent sociale toestanden en
ten deze zeer ontwikkelde denkbeelden in geavan
ceerde richting. Het zjjn dus zijn personeele
opvattingen en denkbeelden die 't hem gedaan
hebben. Met nadruk vragen we waar moet
dat heen? Wat heeft dat voor kleur? Wat
voor een figuur maakt dat?
Waar moet dat heen, dat onze cadetten, de
aanstaande officieren van ons leger, de volks
vertegenwoordigers, ministers van oorlog, diplo
maten wellicht, niet kunnen gevormd en opgeleid
worden dan door mannen die geen bjjzondere
opvattingen omtrent sociale toestanden hebben
Wat heeft dat voor kleur als een hooggeplaatst
ambtenaar als de Minister van Oorlog openlijk
een ander ambtenaar venyerpj; omdat deze
geavanceerde denkbeelden heeft in zjjn privé,
niet in de uitoefening van zjjn ambt
Wat voor een figuur maakt het, dat in Ne
derland, weleer aan de spits van den vooruitgang
staande en de schans, de reduit van alle om der
vrjjheidswille vervolgden van Europa, thans, in
1876, iemand getroffen wordt in zjjn brood-