ZIERIKZEESCHE COURANT. voor hot arrondis- seincnt Ziorikzfc. 1876. No. 55. Woensdag 12 Juli. 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Deze Courant verschijnt' DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TIÉN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXJIAX. Eenalgemeenentevensplaatselijkbelang. Siuds eenige weken is tusschen de gemeenten Goes en Middelburg een soort van polemiek gevoerd over de vraag waar een der eventueel op te richten Rijkskweekscholen voor onderwij zers beter zou gevestigd kunnen worden, te Goes of te Middelburg. Elke plaats bracht zijn aanspraken in: Goes heeft iets opbeurends noodig, vooral als 't ook zijn rechtbank eens kwam te verliezen 't ligt bovendien allergun stigst aan den spoorweg. Middelburg op zijn beurt kau ook nog wel eenige opsterkiug ge bruiken de kunst om doode steden weer op te wekken heeft daar wel al reeds zeer veel gedaan, maar waarom zou ze niet nog meer doen Daarenboven heeft Middelburg een ge bouw, het voormalig Provinciaal Gerechtshof, dat beteekent nog al iets, als 't op de kosten aankomten is niet Middelburg ook even goed gelegen als Goes, zoo niet beter; immers een brief van Middelburg naar Eede of St. Kruis is bij de drie dagen onderwegvan Goes zou dat nog langer zijn. Terwijl dan aldus Middelburg en Goes samen kibbelen wie 't hennetje dat gouden eieren legt, of 't boutje waar toch altoos nog wat van te halen is, hebben zal, moest Zierikzee eens zoo knaphandig of gelukkig kunnen zijn om met 't boutje te gaan strijken! Van zoo iets kan evenwel niets komen, 't Zou misschien wel gaan als men voor de vestiging eener kweek school een stil, afgelegen plaatsje zocht, waar men niet gemakkelijk kan komen noch van daan loopen en dat zelfs 's winters wel eens geheel van de overige wereld ligt afgezonderd, maar zulk een plaats zoekt men niet voor een kweekschool. Als men de Goesche en Middel- burgsclie argumenten in aanmerking neemt, dan zou men zeggen dat de kweêkelingen aan een kweekschool altoos mobiel moeten wezen. Misschien is daar iets van aan en moeten ze een vliegend legertje vormen, altoos gereed om op 't eerste sein van een ergens uitgebroken onderwijzersnood toe te schieten en 't bedreigde punt onmiddellijk te dekken. Anders zou men zoo zeggen dat, om een paar malen per jaar met vaeantie te gaan, de jonge lieden zich al even goed van en naar Zierikzee zouden kunnen begeven als van en naar Goes of Middelburg. Wat beteekent het voor Zeeuwsch-Vlaanderen, voor Schouwen en Duiveland, voor 't Philipsland, voor Flakkee, of Goes en Middelburg aan een spoorweg liggen of niet. Wij ondervinden dit zelf, en nu hebben wij nog al een spoorboot. Hoe vaalc gebeurt het niet dat men haast denken moetde spoor boot is ten gemakkc der Middelburgers als ze ééns naar 't afgelegen Schouwen willen, in plaats van voor Zierikzee een communicatie middel met den spoorweg te zijn! Afgezien echter van de wezenlijke of denk beeldige meerdere voordeelen wat de ligging betreft die Middelbnrg en Goes boven Zierikzee opleveren, willen we wel als een paal boven water aannemen dat Zierikzee geen kweekschool voor onderwijzers zal krijgen. Of nu Goes dan wel Middelburg daarmede zal bevoordeeld wor den, kan ons tamelijk onverschillig zijn. En dit toch ook weder niet geheel. Immers te Middelburg is thans reeds een normaalschool gevestigd. Kwam nu te Middelburg een kweek school dan verviel natuurlijk die normaalschool. In dat geval, meenen wij, dat er voor Zierikzee wel termen zouden bestaan om pogingen aan te wenden om hier een normaalschool te krijgen. We stellen ons voor dat zoodanige inrichting hier wel jongelieden trekken zou. De alhier bestaande oefenschool voor de opleiding van kweekelingen heeft sindsjaren in een wezenlijke behoefte voorzien, getuige het vaak betrekkelijk vrij groot getal leerlingen dat zij steeds telde en het groote aantal hulponderwijzers die op die oefenschool zijn opgeleid. Nu trekt deze oefenschool haar leerlingen alleen uit Schouwen en Duiveland. Ware hier een normaalschool gevestigd, we twijfelen niet of er zouden meer jongelieden komen. Het schijnt ons toe dat ook uit Flakkee en Goeree leerlingen voor die normaalschool te trekken zouden zijn. Voor een groot deel der bevolking van dat eiland is Zierikzee al even gemakkelijk te bereiken als elke andere plaats. Om nog andere redenen zou hier een nor maalschool eigenaardig op haar plaats zijn. Er is hier in een betrekkelijk klein bestek over vrij wat onderwijskrachten te beschikken, waar uit de leeraars van zoodanige inrichting konden gekozen worden. Er bestaan in deze gemeente onderscheidene openbare en ook een talrijk bezette bijzondere school waar voor de kwee kelingen gelegenheid aan te wijzen is tot prac- tiscke opleiding. Dat er ook een genoegzaam aantal families zijn, waar jongelieden kost en inwoning kunnen vinden, is bekend. Om al deze redenen komt het ons voor dat de vraag of hier te Zierikzee niet een normaal school zou kunnen gevestigd worden in geval SERVIË. Land en "Volk. II. Yoor vele dagbladlezers is de naam Servië, die in de jongste dagen zoo menigmaal genoemd is, wellicht weinig meer dan een onbestemde klank geweest en het zal menigeen moeite hebben gekost zich uit zijn schooljaren nog iets te herinneren van 't geen hem omtrent dat land en het volk dat daar woont mag geleerd zijn en dat ook al niet zoo heel veel zal ge weest zijn. Daaruit zou men al licht geneigd zijn op te maken dat dan op de Serviërs ook is toe te passen wat van meer volken geldt, gelijk 't waar is van de enkele personeneen vergeten burger, een gerust leven. Toch zou die gevolgtrekking geheel niet opgaan. Daar aan den Donau en zijn neven rivieren leeft en werkt en lijdt sinds vele eeuwen een allermerkwaardigste volksstam. In menig opzicht is de meer dan 1000 jaren oude geschiedenis van Servië één onafgebroken groote tragedie, een lijdensgeschie denis zoo droevig als van weinig volken geboekt staat, een tafereel van bloed en tranen. Kanonnen, leger wagens en riüterdrommen hebben meer dan de ploeg de Servische vlakten omgewoeld en de echo's der schilderachtige berglandschappen hebben meer kanon- en geweervuur weerkaatst dan vreedzame herders zangen. De negeritakkige aloude Servische stam heeft een grootsch verledendat hij ook nog een grootsche toekomst voor zich heeft ua de verjongiugs-beweging die nu omstreeks driekwart eeuw geleden is aange vangen, valt niet meer te betwijfelen. De hedendaagsche Serviërs zijn inderdaad als de verjongde, krachtig zich opwerkende loten van een overouden stam. Hun ontwikkeling moge al belem merd en onderdrukt worden door politieke combinatiën en knoeierijen, dit zal op den duur niet in staat zijn aan het zich meer en meer ontwikkelend Slavisch element in 't algemeen, en dus ook dat van de Serviërs, zijn rechtmatige plaats in de wereld te blijven ont houden. Gelijk in de Servische litteratuur de herin nering aan een roemruchtig verleden is blijven leven, zoo wordt door die litteratuur ook nog heden ten dage de hoop op en het geloof aan betere dagen levendig gehouden. Door den goud- en zilverklinkklauk van den invloed der beursmannen en onder 't gefrommel der naar bloed en muskus riekende Turksche effecten kunnen de' kreten van vertrapte nationaliteiten wel een poos worden overstemd, doch dat kan niet eeuwig duren. Niet op den duur kan 't volgehouden worden de meer en meer opwakcnde Donau-volken met ge weld gekluisterd te houden aan de vermolmde posteu van den divan te Konstantinopel. Voor 't oogenblik gaat 't nog om in 't Westen voor geld sympathie te koopen voor dan Turk en bespotting voor de wel verwilderde maar niet minder goedwillige en edele kinderen van 't oude Moesië, Paniionië, Dacië en Illyrië. Dat zal eens zelfs den Engelschen hinderlijk worden en unfaire gaan toeschijnen. Dan zullen de naneven van Stefanus Doesjan en de zonen van Czerny- George de verbasterde mannen van de halve maan over den Bosporus terugwerpen naar Azië van waar zij afkomstig zijn. Doch laat ons eerst een weinig geschiedenis ver tellen dan kan misschien de lezer zelf zijn bespie gelingen maken. De Serven, Serben, Soraben, door de Turken Syrp genoemd, zijn een tak van den grooten Slavischen stam. Als staat is het kleine Servië van weinig belang, maar als nationaliteit strekken de Serven zich ver buiten die politische grenzen uit, zoodat zelfs de meeste Serven niet in Servië wonen. Zij beslaan nagenoeg 't geheel oude Opper Moesie, Pannonie een deel van Dacie en van Illyrie, d. i. naar de tegenwoordige benamingen Servië, Bosnië, de Herzegowina^ Dalmatië, Montenegro (gedeeltelijk), alsmede aan gene zijde van den Donau een deel van Walachije, Slavonië en het Banaat. Reeds in den Grieksch-Romeinsclien tijd was die streek door krijgshaftige stammen bewoond en bijna onophoudelijk liet schouwtooneel van bloedige oorlogen, zoo tegen 't Rijk als van de woeste horden uit het Oosten, die daar op elkander stieten en elkander trachten te vernielen. Nog heden ten dage is 't land vervuld van bouwvallen uit den Romeinschen tijd, de overblijfsèleu van defensiewerken en sterkten tot beveiliging van dit gedeelte des Rijks dat zoo voort durend bloot stond voor de aanvallen der uit het Oosten opdringende stammen. In de zevende eeuw vindt men de Serven onder hun eigen koningen in het land gevestigd. In die eeuw hadden ze nog een inval der Avaren' af te slaan doch zij verdreven dit volk in 638. Tol op het jaar 923 hadden zij huil eigen koningen. In 't midden der negende eeuw hadden zij 't Christendom aange nomen en zich meerendeels bij de Grieksche kerk aangesloten, zoodat ook thans maar een kléin gedeelte der bevolking, en wel buiten 't vorstendom Servië,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1