ZIERIKZEESM COURANT.
voor liet arrondis- xsfex semeiit Zierikzee.
1876. No. 48.
Zaterdag 17 Juni.
79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
De Com m issaris des Konings
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEUS'L'DAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers cent, met Bijblad 10 cent.
P11 IJ S DER AD VERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 1—6 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen vim 1—5 regels, mits contant betaald, 25 et.
Alle stukken, ile redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
IN DE
PROVINCIE ZEELAND,
nis zoodanig benoemd bij Zijner Majesteits
besluit van den 9den Mei IS76, no. 17,
brengt ter kennis van de ingezetenen der
provincie, dat liij heden die betrekking-
heeft aanvaard.
Middelburg, den 14den Juni 1876.
De Commissaris des Konings voornoemd,
W. S I X.
IDÉE.
Indertijd gaf een Fransch tijdschrift een
reeks luimige schetsen van onkundige letter
kundigen, ongeniale genieën en andere onzinnige
persoonlijkheden. Onder andereu was onder
die schetsen ook die van iemand die absoluut
schrijver wil worden en ten slotte tot de treurige
ervaring komt dat hij iemand is „zonder idee".
De man had «anders alles gedaan wat mogelijk
was om zijn doel to bereiken, zijn ideaal
doch neen, hij moet vast wel geen idealen ge
had hebben. Hij had een pak papier gekocht,
een bos pennen, een groote flesch inkt, een
schrijftafel, een studeerlamp van 't allernieuwste
model; hij had een stille kamer gehuurd op
een stillen stand, in een huis met een femme
de ménage die stom wasten slotte had hij
zich voor zijn schrijftafel gezet, de pen inge
doopt, hij zou gaan schrijven met al de koorts
der ambitie die hem verteerde, en zie, daar
blijft hij steken; hij heeft geen idée. lloe hij
zich ook het voorhoofd wrijft en kneedt, het
idée wil maar niet komen en denkelijk zit hij
daar nog, de arme, man zonder idée. Schrijf
ook eens als ge geen idée hebt.
Ik kan 't best begrijpen dat Shakesperes
koninklijke beid ih een kritiek oogenblik uit
riep„een paard! een paard! mijn koninkrijk
geef ik voor een paard Hoe menig dagblad
schrijver beeft misschien dergelijkeu wensch,
ofschoon in ietwat bescheidener vorm, niet al
uitgesproken; b.v. aldus: „een idée! een idée!
mijn heelen inktpot voor een idéé!"
Wat is een idee
Dwaze vraag 1 Koop een boek over zielkunde
daar vindt ge precies in verklaard hoe de
ideeën in elkaar zitten, ofschoon de duidelijk
heid der verklaring waar de ideeën eigenlijk
van daan komen wel wat te wensehen overlaat.
Of koop de bundels van Multatuli, dat zijn
niets dan idééën; genominerd als de logo's in
't groote hotel te Leeuwarden, van no. 1 tot
no. honderden ver; 't eind er van is nog
niet te zien.
En zijn dat allemaal idééën Natuurlijk.
Multatuli heeft dat zelf dikwijls genoeg ver
zekerd. Nochtans loopt er wel wat onkruid
ouder de tarwe, zooals van Vloten zegt. Maar
dan komt Loffelt voor Multatuli, den ideeën-
maker, op en beweert hoog en duur dat 't
niets dan idééën zijnnobele idééën, geniale
idééën, lumineuss idééën, prachtige idééën,
stoute, onzettend stoute idééën.
Wie zal daar nil nog wat tegen durven in
brengen! Wat een idée, te veronderstellen dat
ook zelfs Multatuli wel eens kool verkocht
heeft voor idééën!
Heinricli Heine over idééën handelende in
Das Buck le Grand van zijn „Reisebilder"
komt, na zoo al over koetjes en kalfjes gerede
neerd te hebben, onverwachts met dezen inval
voor den dag; „Mevrouw, bobt u ook zoo in
't algemeen eenig idée van een idée? Wat is
een idée? „„Er liggen wel enkele goede idééën
in dezen rok"", zei mijn klcêrmaker terwijl hij
met ernstige belangstelling den overjas bekeek,
die nog uit mijn elegante Berlijusehe dagen
dagteekeude, en waaruit nu een eerzame ka
merjas zou gemaakt wordeu. Mijn vvaschvrouw
klaagt „„dat pastoor die en die haar dochter
ideeën in 't hoofd gepraat heeft, waardoor zij
nu half zot geworden en voor geen reden meer
vatbaar is"". De koetsier Pattensen bromt
bij elke gelegenheid. „„Dat is een idée! Dat
is een idée!"" Gisteren evenwel geraakte hij
geheelenal uit zijn humeur toen ik lieni vroeg
wat hij met zoo'n idée meende. En knorrig
bromde hij: „„Nou, nou, een idée is een idée
een idée is allerlei stommiteit die men zich
inbeeldt"
Zoo erg als die knorrige koetsier 't nu voor
stelde is 't met de idééën wel niet gelegen,
ofschoon men toch ook nu .en dau als men
zoo de een of andere monsterdwaasheid hoort
debiteéren, na voorafgegane aandiening b.v.
in dezen vorm„Luister eens, daar heb ik
een idée 1" wel in verzoeking zou komen den
ouden brompot gelijk te geven. Maar on.der-
tusschen is 't toch niet zoo gemakkelijk kort
en goed te zoggen wat toch eigenlijk de idééën
zijn. Alles wat zoo in 't dagelijkseh leven
niet den naam van idée wordt aangeduid kan
men, bij eenig nadenken, wel niet onder de
zelfde orde van zaken rekenen. Een gewone
voorstelling, een begrip op waarneming berus
tende, moge men ook al een idée noemen, bij
een schifting en rangschikking der idééën
ontdekt men dat er ook zijn waar geen waar
neming of voorstelling schijnt voorafgegaan te
zijn noch zelfs te pas te komen. Zoo b.v. het
idée van God, dat van recht, van vrijheid,
van onsterfelijkheid, van zedelijkheid. Dat ziju
als 't ware van die spontane trillingen der
ziel, van die hemelsche vonken die licht ver- j
spreiden en kracht ontwikkelen, die, wel be
schouwd, de geheele mfensehenwereld met haar
werken, streven, denken en lijden beheerschen.
Van waar komen die geheimzinnige electrische
vonken en trillingen, die de beweegkracht dei-
zedelijke wereld uitmaken, en die men op 't oog
heeft als men b.v. zegt: les idéés marchent
de idééën loopen, zij loven, zij gaan voort met
onweerstaanbare kracht; van waar komen die
vonken
Heinricli Heine, ondanks zijn reputatie van
een ongoloovige te zijn, zag in die klasse vau
idééën iets goddelijks, hij schreef' ze aan God
toe. Op zijn ondeugend schertsenden toon,
zelfs bij de ernstigste onderwerpen, zegt hij
hieromtrent, van zichzelf sprekende„Ik voor
mij ben nu eenmaal in het schrijven gelukkiger
dan in de Altonasche loterij ik wenschte
wel dat 't geval omgekeerd was en daar
komt uit mijn pen menige harttreffer, menige
gedachten-premie, en dat doet Godwant Hij,
die den vroomsten Eloliim-zangers en dichters
van stichtelijke poëzie alle schoone gedachten
en allen roem in de litteratuur ontzegt, opdat
zij niet door hun aardSche medeschepselen zoo
zeer geprezen zullen worden dat zij daardoor
den hemel zonden vergetenHij pleegt
ons profane, zondige, kettersche schrijvers, voor
wie de hemel toch zoo goed als toegespijkerd
is, des te meet niet uitnemende gedachten en
menschenroem te zegenenopdat de arme
ziel, die nu toch eenmaal geschapen is, niet
ganscli en al ledig heenga en ten minste hier
benedon een deel der zaligheid smake die haar
ginds ontzegd is".
Eu ofschoon men nu tegen Heines manier
van zeggen iels kan hebben in te brengeh,
men zal toegeven dat hij daar juist de rechte
snaar heeft aangeroerd. Daar is iets verhevens,
iets goddelijks, iets van den Schepper in elk
wezenlijk idée. Of er uit dit oogpunt ge
zien onder al wat b.v. Mnltatuli's pakhuis
vol idééën al zoo bevat niet het een en ander
loopt dat alles behalve onder dé idééën in
edelen zin verdient geleld te worden, moge
ieder die ze gelezen heeft zelf beslissen.
Ik heb hier ondertussehen niet op 't oog
een kritiek van Mnltatuli's werk te geven. Ik
roerde dit alleen aan omdat, als men van
idééën gaat spreken, ieder belezen mensch
onwillekeurig aan die curieuse bundels „allerlei"
kan deuken, die na eenmaal voor du idééën
der idééën gehouden worden bij meer dan een.
Zoo is 't trouwens met Heine's boek „Idééën"
ook. Daar sprankelen wel van die electrische
vonken uit, maar 't is er verre vau af dat al
die twintig hoofdstukken even zooveel idééën
zouden inhouden. Echte ideeën zijn altoos
zeldzaam.
Daar is b.v. 't slot dat als stijlproeve prachtig
is. »Als een worm knaagde 't leed in mijn
hart en knaagde de arme Chinees kan
't niet helpen, ik heb dat leed zelf meegebracht
op de wereld. Het lag reeds in de wieg bij
mij, en als mijn moeder mij wiegde, dan wiegde
zij 't mede, en als zij mij inslaap zong, dan
sliep 't met mij in, en 't ontwaakte, zoodra ik
de oogen weder opsloeg. Toen ik grooter
werd, wies ook dat leed op, en werd eindelijk
zeer groot en deed mijn (hart) hersten".
Treffend gezegd. Maar wat is 't eigenlijk?
't Is de uitdrukking van datgene wat do
Duitschers zoo eigenaardig- Weltschmerz noemen
en dat indertijd, als een reactie van 't senti-
menteele, een goed getal dichters en romanschrij
vers beheerschte 't zij als een idée-fixe, 't zij
als een genre van schrijven dat men volgde
omdat 't in de mode was. Maar een idée-fixe
is onder de ideeën niet veel bijzonders, 't be
hoort al onder de minste soort. En aan den
anderen kant is zulk een volgehouden landerig-