ZIERIMEESOTE COURANT. voor liet arrondis- semciit Zieriltzee. 1876. No. 45. Woensdag 7 Juni, 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD BRIEVEN UIT HOLLAND. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD-VERTEN-TIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 1G regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever 11. LAIiEXMAN. XXXVI. M. de Red. Ik meen dat 'k bij wijlen in uw blad heb hooren klagen boe verdrietig en ontzenuwend de versnippering van krachten werkt in de plaats uwer inwoning, daar waar 't de Kunst, meer bepaaldelijk de Toonkunst, geldt. Het spijt me, nu de omstandigheden ine noodzaken u over Kunstaangelegenheden te schrijven, te moeten coustateeren dat genoemd treurig verschijnsel zich, helaas, niet tot uw eilaDd beperkt, dat bet zich niet alleen in kleine plaatsen voordoet, maar dat deze Kleinstadterei ook gevonden wordt in het groote Amster dam, tot staving waarvan ik u een welsprekend bewijs wil meedeelen. Het was in den zomer van 't vorigejaar dat de wijdbekende corporatie Amstels Mannenkoor haren medeleden van bet Ned. Nat. Zangersbond de met groote applaus ontvangen kennisgeving deed, dat ze in den zomer van'76 haar zilveren feest hoopte te vieren, zoo mogelijk met me dewerking van een aantal Kunstbroeders. Dat deze mededeeling de geestdrift opwekte zal u niet- verwonderen. Amstels Mannenkoor heeft eenige malen de vereenigde liedertafels ontvan gen op een wijze, die niet licht uit 't geheugen zal gaan, terwijl bet door zijn uitnemende krachten en onafgebroken ijver eenen rang ik durf wel zeggen den eersteu rang onder onze Nationale Zangvereenigingen beeft ver worven. A. M. behoefde dus niet te twijfelen aan den zin tot bijwoning der te organiseeren feesten en tot mededingen in den prijskamp in een wijdstrijd door zulk een vereeniging uitgeschreven zal elke andere uit ons land en België het zieh een eer rekenen, het eere metaal te mogen wegdragen. Zoo stonden de verwachtingen in Dec. des vorigen jaars, toen A. M. het offieiëele pro gramma der feestviering mededeelde. Maar hoor wat er gebeurt. In Amsterdam, door zijn grootte gerechtigd tot het onderhonden van meerdere Zangmaatschappijen, bestaat er ook eene, gelieeten Kunst en Vriendschapniet minder maar volstrekt ook niet meer waard dan audereu in geenen deele gerechtigd zich met A. M. op eene lijn te plaatsen. Deze lie dertafel, die de ijdelheid zoo ver drijft dat ze reeds met het pregrotief „Koninklijk" prijkte toen haar dat nog niet gegeven was, heeft na A. M.'s circulaire de kinderachtige taak aan vaard bare oudere, zeer gerespecteerde zuster in de wielen te rijden. Zoo is 't dat we dit jaar het ongehoorde feit zullen waarnemen van twee Zangwedstrijden in dezelfde plaats, wat zelfs in België, het land der prijskampen tot de witte raven behoort. A. M. viert feest in September, K. en F. doet het reeds deze maand. Dit staaltj e van kleinsteedsche tegenwerking uit een stad als Amsterdam rechtvaardigt wel niet de tweedracht, die in kleine plaatsen bijna overal zoo verlammend werkt, maar stelt toch buiten twijfel dat een groote stad in dit opzicht ge heel gelijk is aan de rest. Invloeden, geheel afgescheiden van den kunstzin, belieerselien gewoonlijk bet welslagen van iedere onderne ming, en dat we dit in 't kleine beter opmerken dan in 't groote komt eenvoudig daarvan dat de scheiding van 't laatste altijd nog iets over laat, die van 't eerste daarentegen tot met vernietiging gelijk staat. De Ned. liedertafels liebbeu thans de macht in handen een dei- twee wedstrijden te doen uitsteken, 'k Ben overtuigd dat ze aan een bekroning van A.M. meer waarde hechten dan aan die van Kunst, die zelf nooit het geluk gehad heeft de eer dei- bekroning waardig gekeurd te worden en van wie 't daarom nog al verwaand is zich tot een beoordeelaar van bare meergeoefende zusters op te werpen. Heel wat verkwikkèlijker dan deze harre- warrerijen na te gaan is 't eens te bladeren in liet jongste werk van onzen Nicolaï, door A. M. en Euterpe gezongen bij de onthuldiging- van Thorbeckes standbeeld. De gedachte aan „watersnoodpoëzie" mocgt ge niet kunnen onderdrukken bij 't ter hand nemen van iets dat vervaardigd is om te dienen bij een of andere plechtigheid, hier zult ge u schamen over dit wantrouwen. Op woorden van Schim mel heeft de componist een toondicht geleverd dat algemeen verdient gekend en beoefend te worden, en 'k durf u verzekeren dat elk lie dertafel haren hoorders een genotrijken avond zal bezorgen wanneer ze deze cantate met zorg instudeert. Ik weet ook dat op enkele plaatsen daarmee reeds een begin gemaakt wordt. Van zijn kant heeft Nicolaï de gele genheid opengesteld tot kennismaking: de par tituur met pianobegeleiding is verschenen bij Roothaan terwijl de afzonderlijke stemmen spoedig zullen volgen, 't Verdriet ine dat ik uit dit Kunstwerk u de schildering van Thor- becke's persoonlijkheid niet kan doen genieten als een proefje van 't geheel. Ik moet me thans bepalen tot het gedeelte dat Schim mel er toe heeft bijgedragen. Hier volgt het „G-een reeks van geslachten plaveiden zijn pad, „Hij steunde op 't geloof van geen kerk, „'t Was zelf zich verworven al wat hij bezat, „Hij, vader en zoon van zijn werk. „Beminnelijk niet en toch vurig bemind, „Stug dikwijls maar 't stugst iu zijnj buigiug „Verbitterend vaak, toch vergevensgezind „Waar 't niet gold zijn heiige overtuiging- „Een ijskorst, verbergend 't weldadigste vuur, „Verdraagzaam, toch 't hoofd van Zeloten „Der kroon en den volke een onwrikbare muur, „Eeu hoekige, magere en steile figuur, „Een man, als uit ijzer gegoten". 't Groote feit echter voor onze nat. toonkunst is niet 't bovengenoemde, maar de Liederik, nieuwe Vlaamsche Opera in 3 bedrijven, woorden van Paul Billiet, muziek van Jos, Mertens, een werk in Belgie met toejuiching ontvangen en hier te lande met de meeste hartelijkheid be oordeeld. Hiermee schijnt nu 't laatste bolwerk gevallen van de hardnekkigen die onze taal ondienstig oordeelen voor den zang. Langza merhand toch hebben we liederen en kooren in alle genre's zien geboren wordenwo be zitten cantates, oratoriums enz. slechts de opera was nog niet voorhanden. Wat zou er de reden van zijn? Ik meen onze voorliefde voor Duilsche en Fransehe muziek, een liefde die volstrekt niet misplaatst is. Jaren lang hebben we met enorme kosten de schoonste werken uit 't bui tenland op ons tooneelrepertoire geplaatst enin de studie waren we zoo verzonken dat niemand be hoefte gevoelde de gewaarwordingen, die de groote meesters in zoo heerlijke vormen hebben neer gelegd, nog eens te hooren „op een andere" op een eigene wijs. We waren volkomen te vreden met de Duitscbe klassieken. Zouden we dat schoon gaan ruilen voor de eerste zwakke slagen van een pas beginnend componist, om vervolgens de gansohe periode die toch nimmer eindigen kan in zoo groote volkomenheid als we nu reeds uit Duitschland, Frankrijk en Italië bezitten? Geheel anders is 't in Vlaanderen. De be minnaars der muziek daar te lande moeten zich tot het Franscli wenden, willen ze een opera genieten Duitscli wordt daar zelden gezongen. Geen wonder dat de vurige Vlamingen, die als leeuwen tegen 't verfranschen hunner zeden en voor de verheerlijking hunner moedertaal, strijden, snakken om dat deel hunner taal, de opera, uit de handen der tegen partij te redden. Daar bestaat dus de behoefte, die wij missen en 't is natuurlijk dat de eerste Ned. Opera uit Vlaanderen komt en door Vlaamsche zangers wordt opgevoerd. De opera Liederik is een lief geheel, niet grootseh, overweldigend, maar zacht, aange naam en zeer eenvoudig. Liederik is rentmeester van een graaf en dingt met Stefaan, een boer, naar de band van dezelfde deerne, Stefaan wint de kamp en Liederik moet voor Stefaan ook in zijn ambt liet veld ruimen. Ziedaar de loop der historie. De muziek is zeer te roemen en zal zeker nog in waarde winnen bij de opvoering als 't thans bestaande gezelschap eens aan een nauwkeurige zuivering wordt onderworpen. Aan 't hoofd daarvan prijkt Emile Blauwaert, over wien ik u reeds meermalen schreef. Zijn krachtige persoonlijkheid, zijn omvangrijke stem en de gemakkelijkheid waarmee bij zich beweegt, doen dezen zanger eerst voor 't voetlicht tot zijn recht komen. Het succes van Liederik kan men voor een groot deel aan hem danken. De steun, dien hij vindt in zijn medeleden is niet sterk. De dames Hasselmans eu Gobbaerts zijn verdien stelijke zangeressen, de beeren daarentegen zwak. Bovendien is hun uitspraak ellendig. Verscheidene zinnen ontglippen de hoorders door dien ze den platten Vlaamscben tongval niet kunnen volgen. Ook hierin spant Blaauwaert de kroon. Hij zingt duidelijk en 't Vlaainsoh verhoogt bij hem den indruk, 't maakt zijn taal lieflijk, naïef. Laten we de Ned. Opera een „welkom in 't leven" toeroepenen hopend wachten op baren bloei. —V.—

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1