de vrijheid van spreken en schrijvenafschuw
van de vrijheid van vereeniging; afschuw van
de vrijheid der pers, en wanneer nu eenmaal
door de prediking, den biechtstoel en het onder
wijs alle standen genoegzaam zullen voorbereid
wezen dan zal het werk voltooid worden en
wij zullen eindelijk gereed zijn om de zaligheid
van den Kerkelijken Staat te genieten!"
Tot zoover de heer Prère Orbau in het
Katholieke België sprekende. Bij ons is de
strijd zoo vinnig nog niet. Men dommele niet
in op 't rustkusseu dat bij ons 't gevaar minder
groot zon zijn. De clerieale samenzwering die
de beer Frère op 't oog had is bij ons niet
zoo overmachtig; maar zij heeft bij ons bond-
genooten in de protestantsche clericalen. Als
bet op 't ondermijnen onzer constitutie aankomt,
helpen die beiden elkaar maar al te getrouw.
In den grond is alle clericalisme eenerlei, de
variatie in de kleur maakt geen groot verschil.
Moge daarom bij Nederlands ware eonstitu-
tioneelen, bij de groote liberale phalanx wakker
heid heersehen, opdat zij in staat zij de
Nederlandsche vrijheid van geweten en van
godsdienst, die toch altoos wel iets meer geweest
is dan een ijdele klank, al was zij ook nooit
volkomen, te bewaren en te handhaven tegen
allen en een ieder die haar wil aanranden hij
zij landgenoot of vreemde.
Onderstaand artikel, van dezelfde bevoegde hand
die ons reeds meermalen belangrijke stukken op 't ge
bied van den landbouw aan de hand deed, verleenen
we gaarne een plaats. Be geëerde schrijver kan op
onze medewerking rekenen voor zoover die kan strekken
tot verwezenlijking zijner denkbeelden. Bed.
GEDACHTEN
van een Landbouwer naar aanleiding van de
Voordrachten van den Heer MARLET.
Niemand zal het vreemd vinden dat na de lezingen
van den heer Marlet onwillekeurig allerlei gedachten
in mij opkwamen: Wat is het nut hierdoor gewerkt
Bestaat er hoop dat het gehoorde tot praktische resul
taten zal leiden? Gewis zullen anderen met mij
dergelijke bespiegelingen gemaakt hebben. Ik voor
mij moet erkennen dat die lezingen mij hebben doen
inzien dat er nog veel is wat ik niet weetdoch
veel is mij ook helder geworden, waaromtrent ik tot
dusver nog te veel op gezag geloofde en ik kan niet
nalaten den wenscli te uiten den heer Marlet nog
dikwijls op zijn eigenaardige heldere wijze de belangen
te hooren vooropstellen van den landbouw en de
invloeden die daarop inwerken, zooals in zijn eerste
lezing, waar hij vooral ook de verhouding besprak
van eigenaar en pachter en de verplichtingen van
beiden op den voorgrond steldewaar hij vrijheid
van handelen een eerste voorwaarde noemde voor het
goed beoefenen van het landbouwbedrijf, en aanwees
hoe deze juist door korte pachttermijnen wordt tegen
gewerkt. Vrije opvolging van vruchten mag niet
belemmerd worden en dit wordt ontgaan door langere
pachttermijnen. De belangen van eigenaar en pachter
ziet men juist het scherpst tegenover elkander staan
als de pachttermijn op het eind loopt. Dat hier
meer op den voorgrond moet staan dan zuiver eigen
belang is .duidelijk.
Dal grondverbetering (drainage) een zaak des eige
naars is heeft de heer M. ons duidelijk gemaakt.
Ook over de arbeidskwestie werden door hem hel
dere denkbeelden ontwikkeld. De arbeider is geen
ding. Ook hij is een intellectueele kracht, moet dit
althans nevens de physieke kracht zijn en daarom
moet ook aan de. stoffelijke en zedelijke belangen dei-
arbeiders aandacht worden verleend zoowel in 't eigen
welbegrepen belang der landbouw-nijverheid als met
het oog op de eischen der humaniteit.
Wij leerden verder als hoofdzaken in 't algemeen
kennenden invloed der grondprijzen en der arbeids-
loonen, de rationeele ontwikkeling van wat de land
bouwproducten der toekomst zullen moeten zijn; de
wijze waarop tegenwoordig gemakkelijker crediet voor
den landbouw is te verkrijgen, en dat het kapitaal in
den landbouw belegd evenveel recht heeft op winst
als de kapitalen die in handel en industrie gestoken zijn.
Maar dan moeten ook de landbouwers toonen in
staat te zijn hun bedrijf uit te oefenen naar de eischen
des tijds; zij moeten niet blijven stilstaan, maar door
studie en samenwerking resultaten trachten te verkrij
gen die het bewijs leveren van vooruitgang.
Aan den anderen kant moet de staatszorg, die zich
over andere takken van nijverheid uitstrekt, zich ook
over den landbouw laten gevoelen. De oprichting
der rijks landbouwschool te Wageningen is een eerste
stap tot verbetering op dezen weg.
Vooral echter is vooruitgang te verkrijgen door de
meerdere ontwikkeling der landbouwers zelf, door
aaneensluiting in landbouw-vereenigingen op het platte
land, door meerdere activiteit der bestaande landbouw-
maatschappijen en zoo mogelijk door de oprichting
eener nationale Nederlandsche Maatschappij van Land
bouw. Waren deze voorwaarden vervuld, dan zouden
er ook spoedig kamers van landbouw ontstaan,
gelijk er kamers van koophandel en fabrieken zijn
en deze lichamen zouden de aansluitingspunteu vormen
tusschen de Regeering en den Landbouw.
Terecht drukte de heer M. aan het slot zijner eerste
lezing er op dat de toekomst voor den landbouwer,
gedrukt als zij is, door hooge grondprijzen, hooge
arbeidsprijzen en in verhouding van dien geen hooge
prijzen der landbouw-producten, juist den landbouwer
moest dringen 0111 door meerdere ontwikkeling van
zichzelf te trachten de productie te vermeerderen. Hij
moet daartoe door zuivere boekhouding kunnen beoor-
deelen welke gewassen hetu de meeste voordeelen
opleverden. Dan bewoog hij zich op gelijken grond
met den industrieel en handelsman, die loslaten en
opgeven wat geen voordeel geeft, en die door kennis
van hun vak kunnen concurreeren met anderen.
Wat door den heer M. werd in het midden ge
bracht over grondbewerking, waarbij hij zoo klaar
uiteenzette hoe de lucht daarbij een zoo belangrijke
rol vervult tot vermeerdering der vruchtbaarheid, zijn
heldere voorstelling van de veredeling van den vee
stapel, wie zal dit alles niet beamen.
En zoo zou ik kunnen voortgaan met een overzicht
te geven van de vier lezingen. Dit echter ligt minder
in mijn plan. Den algemeenen indruk terug te geven
door 't gehoorde op mij gemaakt en vermoedelijk wel
op iedereen, dit is het doel van mijn schrijven. Veel
heeft de aandachtige hoorder kunnen vernemen, dat
hem vroeger niet helder was en nu verklaard werd;
veel dat hij ook wel wist, doch door vasthouden aan
routine niet in practijk bracht. Met betrekking tot
dit laatste acht ik zeer nuttig het zoo krachtig vol
gehouden betoog van den heer M. omtrent den
vooruitgang iu de wetenschap van den landbouwer
zelf. Wie zal niet erkennen dat ook in den landbouw
de spreuk: //Kennis is macht" van toepassing is?
Hoeveel is er nog waarvan de gewone landbouwer
geen reden kan qpsporen, terwijl het toch zoo nuttig
zou zijn als hij die kende! Hoevele eenvoudige
waarheden op natuurkundig gebied kent hij nog niet.
Hoeveel schrijft hij toe aan toeval of aan samenloop
van omstandigheden, terwijl de oorzaken toch wezenlijk
ergens anders liggen. Wanneer men daarvan over
tuigd is zooals ik het ben, dan kan men niet anders
of men moet dankbaar zijn aan den lieer Vis, die
in de Provinciale Staten het initiatief in deze zaak
nam en aan hen die hem daarin hebben gesteund.
Ook onze Zeeuwsche Maatschappij geloof ik dat hier
een woord van dank toekomt voor hare bemoeiingen
en wij hopen dat deze proefneming door nog meerdere
moge worden gevolgd.
En nu nog een enkel woord.
Te gelooven dat velen met belangstelling deze
lezingen hebben bijgewoond, dat mag men doen,
vertrouw ik. Te veronderstellen dat de heer Marlet
óns zooveel heeft medegedeeld over ons vak, dat hij
om zoo te zeggen au bout de son latin was, 't zal
wel geen betoog behoeven dat dit niet zoo is. Neen,
veel is er nog dat ons medegedeeld moet worden
veel dat nuttig en noodig is voor ons te weten. En
zullen wij dit alles te weten komen door eenige
voordrachten, al zijn deze ook zoo verdienstelijk als
die van den heer Marlet, ik geloof 't niet. Daartoe,
vermeen ik, is meer noodig. Eigen studie, aaneen
sluiting, bespreking in vereenigingen voor landbouw
zaken, dit zal reeds krachtig medewerken tot vooruitgang.
Voorlichting van een wetenschappelijk man zou nog
meer doen. Van daar dat ook een losse gedachte
bij mij oprees zoude in eilanden als Schouwen en
Duiveland geen belangstelling genoeg zijn om daarover
eens van gedachten te wisselen? Zou het zoo onmo
gelijk zijn in deze eilanden een man van genoegzame
capaciteit te engageeren om in de verschillende dorpen
een cursus te geven over practischen landbouw. Het
financieel bezwaar kan zoo groot niet zijn bij alge-
meene deelneming. Te gelooven dat het meerendeel
der landbouwers van Schouwen en Duiveland zouden
veronderstellen hiervan geen nut te kunnen trekken,
dat doe ik niet. Dat denkbeeld van hier een eigen
landbouwleeraar te bezitten bekwam meer vorm bij
mij na het hooren van den heer Marlet. De behoefte
kwam mij helderer voor. Dit was ook wat ik zoo
apprecieerde in het landbouw-verslag van de N. Rott.
Courant van gisteren (18 Mei), waarin ook die wensch
werd uitgedrukt. Veel sprekens is noodig om tot
de verwezenlijking van dit denkbeeld te geraken,
doch den goeden wil van de lui in onze streek die
daartoe als aangewezen zijn, zal wel niemand betwij
felen. De last kan, 't getal belanghebbenden en
belangstellenden in aanmerking genomen, niet groot
zijnde goede vruchten er van daarentegen zouden
ongetwijfeld ruimschoots de geringe persoonlijke offers
loonen.
Openbare Raadsvergadering
gehouden te ZIERIKZEE den 23 Mei 1876.
Afwezig zijn de heeren van der Grijp, Houwer,
Ochtman, Koole en Jhr. de Jonge.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen
en na eene opmerking van Mr. Fokker gewijzigd en
goedgekeurd
Wordt medegedeeld a. een brief van Getlep. Staten,
houdende goedkeuring raadsbesluit verhooging jaar
wedde hulponderwijzers. Voor kennisgeving aangenomen.
b. een brief van den heer van der Grijp, houdende
kennisgeving dat hij zijn ontslag neemt als lid van
den Raad. De Voorzitter betuigt zijn leedwezen over
dit geuomen ontslag. Wordt voor kenisgeviug aan
genomen.
Wordt vastgesteld het Kohier van den Hoofdei.
Omslag op een bedrag van 21946,10.
Idem het Kohier der Hondenbelasting op 508,
beide behoudens goedkeuring van Ged. Staten.
De voorstellen tot wijziging van het Reglement
van Orde worden op voorstel van Jhr. Mr. Macaré
met 6 tegen 1 stem (die van Jhr. Mr. Boeije) aan
gehouden.
Hierna wordt de vergadering gesloten.
Binnenland.
Zierikzee, 30 Mei. Wij ontvingen uit Middelburg
een circulaire onderteekeud door de navolgende heeren
Jhr. P. D. van Citters, G. J. Sprenger, Mr. G. A.
Fokker, H. J. van Deinse, H. P. Winkelman,
Mr. W. Ph. Vis, Mr. N. J. C. Snotick Hurgronje,
Mr. J. Snijder, Jhr. Mr. J. W. M. Schorer, D. A.
Dronkers en J. P. I. Buteux, welke heeren zich tot
een commissie hebben gevormd de eerste is daar
van voorzitter, de laatste secretaris om uitvoering-
te geven aan het bij velen opgekomen denkbeeld, om
ter eere en tot nagedachtenis van den onlangs over
leden Commissaris des Koning Mr. R. W. Graaf
van Lijnden een monument te stichten.
Wij juichen dit denkbeeld van harte toe en geven
gaarne bij deze meerdere bekendheid ook in dezen
omtrek aan het denkbeeld der commissie. Woorden
om de billijkheid der aan wijlen Graaf van Lijnden
toegedachte hulde in 't licht te stellen achten wij
niet noodig. De commissie spreekt van een ee?ivoudig
gedenkleeken. Nu 't plan eenmaal openbaar is gemaakt,
vordert de eer van Zeeland ook dat het worde uit
gevoerd. We vertrouwen wel dat dit ook zal gelukken.
Allen kunnen daartoe medewerkenhoe algemeener de
deelneming is, des te welsprekender is het hulde
blijk, al is 't dan ook //eenvoudig", zooals trouwens
de waardige van Lijnden zelf was.
De plaatselijke sub-commissie alhier, bestaande uit
de heeren Mr. B. C. Can, Mr. J. Moolenbnrgh, Jhr.
J. L. de Jonge en C. v. d. Vliet Dz., belast zich
gaarne met het in ontvangst nemen der bijdragen.
Daar de commissie vóór of op 15 Juni a.s. de
bijdragen wenscht te ontvangen, meenen wij te mogen
aandringen op eenigen spoed. Natuurlijk zal van
den omvang der aan haar geschonken middelen
afhangen wat de commissie zal kunnen doen om het
denkbeeld op gepaste wijze verwezenlijkt te krijgen.
Zierikzee, 29 Mei. In de vergadering van In
gelanden van den polder de 4 Bannen van Duiveland
op heden werden na het doen van Rekening en
Verantwoording over het afgeloopen dienstjaar gekozen
de volgende 3 kandidaten ter vervulling van eene
vacature als gezworen: 1. B. Giljam, 2. J. Beve
lander en 3. D. Hendrikse, allen wonende te
Ouwerkerk.
Door den heer G. van der Hoek te Goes is aangenomen
voor f 44 per 100 kilo de levering van 5200 kilo
patentolie voor de kustlichten te Westkapelle, en te
Vlissingen en het lichtschip van den Noordhinder.
De levering van 4400 kilo patentolie voor de kustlichten
van Goeree en Noord Schouwen is aangenomen dooi
de heeren Alberdink en Zonen te Amsterdam voor
f 47,25 per 100 kilo, terwijl die zelfde firma ook
aangenomen heeft de olie voor de overige kustlichten
in het noorden van 't land zijnde 2000; 3200 en
6700 kilo respect, a 47, f 46,50 en f 46,25
per 100 kilo.
Bij de herbesteding van 't doen van de gewone
jaarlijksche onderhoudswerken aan het calaraiteus
waterschap Walsoorden, is laagste inschrijver gebleken
te zijn de heer D. Tholens te Neuzen voor f 32,995.
De laagste inschrijving bij de eerste besteding was
32,555, terwijl de begrootiug is 31,007,04.
Op de nominatie van drie personen, waaruit door
den Gemeenteraad var. Rotterdam een keuze zal ge
daan worden voor een te benoemen directeur der
gasfabriek op Fijenoord, komt ook voor de heer S.
Kenens Az., directeur der gasfabriek te Middelburg.