Zl£RlKZËESGHl~GÖlIM]VT.
voor het arrondis-
sement Zierikzee.
1
1876. No. 41. Woensdag 24 Mei. 79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
J. R. Thorbecke en G. Groen van Prinsterer.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,—
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAN.
Het slot van 't artikel „Godsdienst
vrijheid" komt in 't volgend nommer.
Red.
De namen van twee van Neerlands groote
mannen zweefden in de jongste dagen weder
op veler lippen. Het zijn de twee namen, die
we hier boven schrevenMr. Joliau Rudolf
Thorbecke en Mr. Guillaume Groen van Prin
sterer. Terwijl te Amsterdam het feestlied werd
aangeheven bij het metalen monument dat den
roem en de nagedachtenis des eersten moet
bewaren en overbrengen tot verre nageslachten,
lag de tweede op de stervenssponde de eeuwige
rust te verbeiden zoo wel verdiend door een
werkzaam en vruchtbaar leven en nauw waren
de feesttonen te Amsterdam weggestorven,
aangeheven door de vrienden en vereerders
van Thorbecke, of onder den wijden kring van
niet minder warme vrienden en vereerders van
Groen verspreidde zich de mareGroen is dood.
Thorbecke en Groen van Prinsterer, ziedaar
gewis twee namen waarbij het Nederlandscbe
volk wel een oogenblik mag stilstaan. Niet
alleen toch vertegenwoordigen die beide namen
twee groote figuren van onze geschiedenis,
twee krachtige, geheel eigenaardige persoon
lijkheden, twee genieën zoo op 't gebied van
wetenschap en letteren als der politiek, twee
ongewone talenten in de welsprekendheidmaar
zij vertegenwoordigen bovenal twee tegenover
gestelde beginselen, gegrond op zeer verschillende
levensrichting en levensbeschouwingtwee uiter
sten, maar waarop ook volkomen van toepassing
is dat de uitersten elkaar raken, want het punt
waarin die tegenvoeters elkander altoos en
standvastig ontmoetten, 't was beider even
vurige, ongeveinsde, belanglooze liefde voor de
natie en voor al wat recht, waar en goed is.
En op dit punt elkaar ontmoetende, wisten zij
ook elkander oprecht te achten en te waardeeren.
Neen, daar was geen grein sarcasme in, als
Thorbecke in de Kamer „zijn ouden vriend"
eerst een kompliment maakte in die kwaliteit,
alvorens op hem los te gaan met de snijdende
scherpte zijner argumenten. En er was geen
personeele wrevel bij Groen, toen hij in 1857
na Thorbecke's overwinning met de onderwijswet
zicli terugtrok „met smart, doch uit plichtbesef".
Doch het doel vau dit artikel is niet een
parallel te trekken tusschen Thorbecke en Groen
wat we in dezen zin zeiden moge alleen strekken
om van elk in 't bijzonder te doen in liet oog
vallen hoe juist elks persoonlijke groote boe
danigheden hen, ofschoon tegenstanders, toch
tot elkander brachten en gewis hen ook bij
't nageslacht tot het meest beroemde tweeling-
stel van Nederlandscbe staatsmannen der negen
tiende eeuw zullen stempelen. Dat nageslacht
zal boven den invloed der partijzucht, die het
oordeel der tijdgenooteu zoo vaak benevelt,
verheven zijnhet zal in staat zijn beider
verdiensten te schatten, beider streven te waar
deeren, beider nagedachtenis gelijkelijk met
dezelfde liefde te huldigen.
Het is toch zeker dat, daar beiden ontegen
zeggelijk partijmannen waren en dit ook niet
verborgen, zij ook beiden de miskenning en
verkeerde beoordeeling hebben ondervonden, die
altoos het deel is dat grooten mannen bereid
wordt van de zijde hunner minder groote aan
hangers en tegenstanders.
Dit is zelfs maar al te waar. Zagen niet
vele nadenkenden den dag van den 18 Mei,
die bepaald was voor de onthulling van Thor
becke's standbeeld, met eenige bezorgdheid te
gemoet? Had niet de residentie aan dat mo
nument de weiuige voeten gronds geweigerd,
waarop 't rusten moest? Of, laat ons maar
oprecht zijn, had niet een politiek tegenstander
van dén grooten Staatsman nog willen wraak
nemen op de nagedachtenis van den man, dien
hij bij zijn leven niet ovcrmocht? Maar eere
aan Neerlands hoofdstad; wel werd bij de
onthulling van bet standbeeld van Neerlands
grootsten eersten Minister de tegenwoordige
eerste staatsdienaar gemist, doch dit komt meer
ten laste des laatsten dan het in staat zon
zijn den roem des eersten te verkleinen. Eere
aan Amsterdam! En niet minder eere aan het
volk te Amsterdam, dat voorzeker ook niet
uitsluitend uit Thorbeckianen bestaat, maar
waardoor toch geen enkele wanklank is ge
worpen in de feesttonen. Beschouwd als hulde
en eerebetoon aan Thorbecke is de onthullings-
feestelijkheid volkomen geslaagd. Als mani
festatie van een politieke overtuiging is zij
verwonderlijk gelukkig uitgevallen. Wij zullen
bier geen verslag van de onthullings-pleehtigheid
geven; de zaak is alreeds genoeg bekend. We
wijzen alleen op de hoofdpuntende korte,
kernachtige, mannelijke rede van Dullert bij
de onthulling en overdracht van liet monument
de onstuimige toejuiching der menigte; daarna
de bijeenkomst in het Park, waar de feestcantate
prachtige woorden van Schimmel, imposante
muziek van Nieolaï werd uitgevoerd, waar
Mr. G. M. v. d. Linden de feestrede hield
een meesterstuk van stijl en overleg en
waar de algemeene geestdrift ten top steeg
eindelijk bet feestmaal en de tintelende toe
spraken en ontboezemingen, die meer waven
dan ijdele praat uit feestbokalen opgeweld,
't is voldoende dit een en ander slechts aan
te stippen om te doen zien hoezeer het hulde
feest van Thorbecke in alle opzichten geslaagd is.
En, zooals we reeds opmerkten, terwijl de
feestgalmen nog" klonken ter verheerlijking van
den grooten partijman der linkerzijde of liever
van den vaandrager van den vooruitgang in
de jongste halve eeuw, verbeidde een evenzeer
groot Staatsman, maar die op een geheel ander
standpunt stond een standpunt waar hij
zelf meermalen erkend heeft alleen te staan -
in de droeve ziekekamer van zijn woning nabij
de residentie zijn naderend einde.
De dood van Groen heeft eigenlijk 't land
overvallen. Pas weinige dagen geleden had
hij nog weder zijn geliefkoosden arbeid hervat,
ml. in kleine geschriften tot de natie te spreken
toen had hij nog gezegd„laat ik werken zoo
lang het dag is, straks komt de nacht". Die
nacht is maar al te ras gekomen. Het diep
zinnig denkende brein is verstijfd, liet wakkere
oog voor altoos gesloten, de nimmer rustende,
nimmer versagende geest opgeroepen tot hoo-
gere orde.
In Guillaume Groen van Prinsterer is aan
het Vaderland een groot man ontvallen, diep
denkend staatsman, belangeloos staatsdienaar,
edel burger, zeldzaam ijverig en belangeloos
mensclieuvriend. Zijn standpunt was 't isole
ment, tocli was de sfeer van zijn practisehe
werkzaamheid de humaniteit. In de slaatszaal
en in de studeerkamer geen onverzoenlijker en
eigenzinniger doctrinair, in het practisehe leven
geen humaner mensch dan hij.
Evenals Thorbecke werd hij niet door allen
begrepen, evenals deze werd hij verguisd, ver
dacht, miskend, gelasterd. Dit was trouwens
ruim zooveel de schuld zijner aanhangers als
zijner tegenstanders. Maar wie Groen kende,
evenals wie Thorbecke kende, leerden hem innig
waardeeren en hoogachten.
Groen was partijman, aanvankelijk alleen
staande, later omgeven door een al meer en
meer uitbreidend getal aanhangers, waarvan
velen hem eigenlijk minder geboeid hebben
dan men doorgaans wel meent; ten laatste
nog om velerlei redenen vereerd en ontzien
partijhoofd, doch niet meer leider dier partij
want 't is immers geen geheim dat de jongere
anti-revolutionaire partij Groen boven 't hoofd
is gewassen, zoodat in zijn laatste jaren zijn
zelfvoldoening over den wasdom van hetgeen
hij gezaaid had, geenszins onvermengd is geweest.
Laat dit echter rusten.
In Groen heeft het Vaderland een groot burger
verloren, dat alleen is reden genoeg om een
woord aan hem te wijden.
Guillaume Groen van Prinsterer werd den
21 Augustus 1801 te Voorburg geboren. Zijn
vader was dr. Petras Jacobus Groen van
Prinsterer, geneesheer te 's Hage, en later
achtervolgens Lands medicinae doctor (1793),
ambtenaar voor den geneesk. dienst aan 't
departement van Binnenl. Zaken (1805), in
specteur van den geneeskundigen dienst (1808)
ridder van de Unie, onder Lod. Napoleon,
Staatsraad en Ridder van den Ned. Leeuw onder
Willem I. Hij leefde van 17641837.
De jonge Groen bezocht eerst de Latijnsche
school te 's Hage, studeerde daarna te Leiden
waar hij zieh nauw aansloot bij professors als
Ifemper en Bilderdijk en bij medestudenten als
da Costa, Elout, Mackay en anderen. Hij
werkte hard en was ongemeen ving, zoodat
hem de zeldzame eer te beurt viel van, in
1823, op denzelfden dag te promoveeren in de
Letteren en in de Rechten. Zijn bij die ge
legenheid geleverde proefschriften waren zoo
doorwrocht, dat daaraan zelfs in liet buitenland
aandacht 'verleend werd en de toenmalige Revue
Encyclopédique er met grooten lof van gewaagde.
In 1827 werd hij door Willem I benoemd tot
referendaris bij de kabinets-secretarietweejaar
later tot Archivaris van liet Koninklijke Huis-
Archief. Hij was destijds reeds algemeen be
kend in de geleerde wereld en behaalde in