ZIERIKZEESCIIE COURANT. voor het arrondis- senient Zierihaee. 1876. No. 39. Woensdag 17 Mei. 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD GODSDIENSTVRIJHEID. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LA KEN MAN. i. De woorden godsdienstvrijheid en gewetens vrijheid hebben nagenoeg overal een goeden klank, inzonderheid voor het Holiandsche oor dat nu sinds drie eeuwen aan die welluidende tonen gewoon en als bij overerving niet die aantrekkelijke denkbeelden ingenomen is. Zijn we niet een vrijheidlievend volk bij uitnemend heid Hebben onze vaderen de wereld niet voorgegaan in liet vooropstellen van de vrij heid des gewetens en waren zij niet de eersten die een met goed gevolg bekroonden strijd durfden voeren om die kostbare vrijheid te verwerven Ieder beschaafd Nederlander wordt geacht op dit punt onze merkwaardige volkshistorie te kennen. Ondertusschen is het duidelijk, dat wanneer ter verkrijging dier zoo hooggeroemde vrijheid bloedig en jaren lang is moeten gestreden worden, die vrijheid zelf een goed is dat niet in alle omstandigheden zoo maar voor ieders genot beschikbaar is, en dat er machten zijn, althans destijds waren, die even vierkant tegen die vrijheid zich verzetten, als de wil des volks of van een deel daarvan zich daarvoor ver klaarde. Ook dit is van algemeene bekendheid. Het is tevens bekend dat nog op dit oogenblik de publieke opinie onder ons gunstig is ge stemd voor het beginsel der vrijheid, maar dat aan den anderen kant de daartegen strijdende macht geenszins is te niet gedaan, zelfs niet onschadelijk gemaakt en dat zij dus nog altoos even weinig te vertrouwen blijft en wel verdient in 't oog gehouden te worden. Daaraan wordt wel eens te weinig gedacht. Niet zoozeer uit geringschatting dier niet de gewetens- en godsdienstvrijheid strijdige macht, als wel uit een zekere gemoedelijke en ver trouwende berusting in de kracht, de eigen onverwinnelijke kracht der nu eenmaal door onze vaderen verworven heilige vrijheid. Moge al 't devies Je maintiendrai ons in den mond liggen gelijk we 't laten prijken op den baud van 't rijkswapen, menigmaal blijkt het al heel weinig helder wat we daarmede toch wel bedoelen en van nabij gezien is misschien de meest juiste uitlegging van dat „Ik zal hand haven" dat we rustige rust houden onder de schaduw van onzen geschilderden beraldieken leeuw, vertrouwende dat het onzen tijd zoo wel duren zal en dat onze vrijheid inzonderheid te loven is, omdat zij ons veroorlooft in onze gemakkelijke positie van rustige rust te vol harden. Of dit in allen deele verstandig is, of't voor zichtig is, of 't overeenkomstig onze roeping als vrije Nederlandsche natie is, dat is een andere vraag en daarop zouden we niet gaarne een bevestigend antwoord geven. Nu zou men wellicht tegen onze ietwat don kere beschouwing kunnen aanvoeren dat er toch ook in onze dagen wel zeer druk gebruik gemaakt wordt van de woorden gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid en dat er dus van die rustige rustigheid toch niet zooveel aan moet zijn. Hierop merken we aan, dat zeer zeker het gescherm met die woorden ook in onze dagen niet minder levendig is als het vroeger ooit is geweestdoch dat men zich in de daaraan te hechten betrekkelijke waarde al zeer licht kan vergissen. Hebben niet velen 't woord gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid schier dagelijks in den mond, van wie men toch met zekerheid kan beweren dat hun persoonlijke leer allerminst op het beginsel van vrijheid van geweten is gegrond Juist in dit vreemde verschijnsel ligt het bedenkelijke van den toestand waarop wij wezen. Of is 't niet allermerkwaardigst dat, terwijl in de Spaansclie Cortes in alle naïveteit wordt beraadslaagd over de vraag: zullen we de sinds 1869 zoovvat beslaande gewetens- en godsdienstvrijheid laten voort bestaan of zullen we haar intrekken en dus gewetens- en godsdienstdwang invoeren, en terwijl zich daar luide stemmen doen hooren die roepengeen godsdienstvrijheid, is 't niet merkwaardig, vragen we, dat bij ons te lande de vertegenwoordigers dierzelfde begin selen dag aan dag voor hun geding pleiten op den grond der vrijheid van godsdienst, der vrijheid en van het recht voor allen Dat is verschil in taktiek naar gelang van het verschil der omstandigheden. Het kan niet anders dan wijs en voorzichtig zijn daarmede rekening te houden. Niet alleen de ultramontaansche macht is 't die onder den eiscli van godsdienst- en gewetensvrijheid naar machtsuitbreiding streeft, die alleen ten doel kan hebben onderwerping des geestes en dus geestelijke slavernij; men ziet ook een zeker deel der Protestanten, in wier eigen vaan alles behalve vrijheid van geloof en godsdienst geschreven staat, ijverig gebruik maken van de formule van 't recht voor allen in zake gewetens- en godsdienst vrijheid. In het feit op zichzelf dat ieder op zijn manier het schoone lied der vrijheid k weelt, ligt geenszins de waarborg dat de waarachtige vrijheid onder veilige beschutting rust en on vervreemdbaar in bewaring is. Dit wordt niet zelden maar al te zeer uit het oog verloren, ook door hen die werkelijk bevoegd en geroepen zijn bet heilige kleinood der vrijheid zuiver en ongeschonden te bewaren. Schermen met woor den al zijn ze historisch, zich 't oor streelen met klanken al zijn ze ook liefelijk, is niet voldoende, is niet verstandig, is op den duur gevaarlijk. Zooals we reeds opmerkten, beroemen en verlaten wij Nederlanders ons doorgaans op onze van ouds bestaande gewetens- en gods dienstvrijheid, zonder daar daD verder dieper in te gaan graven. Deden we dit dan moest het ons reeds terstond in 't oog vallen dat onze historische vrijheid, die, waarop onze vaderen zoo trotseh waren en waardoor zij menigmaal de afgunst der vreemden wekten, iets anders was dan 't geen thans bij ons voor vrijheid doorgaat. Iets geheel anders. Vrij van vreemde overheerscbing in 't staatkundige, vrij van Rome's opperheerschappij in 't godsdienstige en dit alles gewaarborgd door wetten die ge handhaafd werden door legers cn vloten die de leenwenklanw kracht bijzetten, ziedaar wat onze vaderen onder hun vrijheid van staat en geweten verstonden. Wij staan niet op datzelfde standpunt; wie 't nog meenen mocht droomt en dommelt. Waar is bij ons de waarborg voor 't geen wij noemen vrijheid van godsdienst en geweten? Alleen in 't afgetrokken idéé dat we grondwet noemen en waarin men, in hoofdstuk zes, allerlei fraaie zaken kan lezen, waar onze vrije voorvaderen niet van hebben gedroomd en die zij ook niet zouden hebben begeerd, maar waaromtren t wij, die ons zoo gaarne willen wijsmaken dat we ons in 't genot er van verheugen, wel eens met ernst mogen vragen: wat hebben we er toch in den grond aanis werkelijk in hoofd stuk zes der grondwet een betrouwbaar panacée neergelegd dat ons onze rustige rust veroorlooft en is er nu geen gevaar meer? Gave de godin der vrijheid, die onze vaderen zoo ijverig hebben gediend, dat het alzoo ware Het is, helaas, Diet zoo. Meer dan een halve eeuw larig zijn wij gerust geweest, vertrouwende op de kracht van een idee; onze vaderen waren ook gerust en ver trouwden op de kracht van dat idéé, edoeh zij waren daarbij niet zonder substantiëele waar borgen die dat idéé moesten dragen en het dan ook hebben gedragen en gesteund. Nog eens, dien waarborg missen wijwij hebben niets anders dan het afgetrokken idee, ter handhaving overgelaten aan een veronderstelde zedelijke mondigheid der natie, of liever van een klein gedeelte daarvan. Het is zeer de vraag of die grond werkelijk soliede genoeg is om op den duur dien tempel der vrijheid te torsehen, waarop wij nu eenmaal gewoon zijn ons te verhoovaardigen. Wij staan in deze niet van ongerustheid en bezorgdheid vrije beschouwing der liedendaag- sche toestanden niet alleen. Overal ligt dit neteligste aller vraagstukken ter tafel. De meeste staten, die in vorige eeuwen achter ons aankwamen, zijn ons thans in de bearbeiding van dit vraagstuk een heel eind vooruit. Mis schien wel daarom dat zij niet, als wij, in een fraaie traditie een rustkussen bezitten, dat tot dommelen verlokt; misschien omdat zij den grooten vijand aller en van elke vrijheid pas nu goed leeren kennen en de moreele kracht eerst nu vergaderd hebben om hem flink onder de oogen te zien, terwijl wij meenen van die taak al lang ontheven te zijn door het zoenbloed onzer vaderen, die taelitig jaren hebben gekampt en voor ons niets meer te zorgen hebben over gelaten. Gewetens- en godsdienstvrijheid, 't is waarlijk dikwijls genoeg herhaald zijn bij ons sinds drie eeuwen inbeemsch. Men moet hierbij het voorbehoud niet vergeten waaronder dat moet verstaan worden, n.l. dat die zoo zeer geroemde vrijheid zeer betrekkelijk was en daarin bestond dat feitelijk en wettelijk de Nederlandsche Gereformeerde Kerk de heer- schende was, en dat de overige secteu (in de vorige eeuw waren dat een zeventig-tal) werden

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1