MRÏKZEESCIE CÖÜRMT.
voor liet airondis-
senient Zirrikzoo.
T
1876. No. 36.
Zaterdag 8 Mei,
79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
De Lagere schoo! en het Landbouw
onderwijs.
Openbare Raadsvergadering
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PEIJS DEE AD VEETEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1—5 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. I.AKEMIA\.
Het volgende artikel van een deskundige, een
onderwijzer, die tevens bevoegd is om landbouw
onderwijs te geven, is ons afgestaan voor ons
blad. We riemen liet gaarne op als hoofdar
tikel en hebben ons sleehts bier en daar kleine
wijzigingen veroorloofd enkel den vorm betref
fende, doch die noodig waren daar bot stuk
oorspronkelijk geschreven werd ter beantwoor
ding eener vraag op een distriets-vcrgadering
onlangs bier gehouden.
Het vraagpunt is niet nieuw, maar bet heeft
toch deze eigenaardigheid dat bet tot de nog
altoos onopgeloste vraagstukken behoort. De
beweging op landbouwkundig gebied heeft ook
bet oog gericht op de lagere school. Terwijl
bet rijk zijn Landbouwschool organiseert, wordt
bier en daar de vraag gedaankan de volks
school niet een plaatsje inruimen op hare tabel
van werkzaamheden aan bet ouderwijs in de
eerste beginselen der landbouwkunde? Kan zij
niet in de behoeften voorzien van de groote
schare boerenjongens die nooit een Landbouw
school zullen bezoeken Ziet, zoo redeneert
men, de boerenbeslagen worden steeds kleiner
zoodat de aanstaande landbouwer niet enkel
meer opzichter, administrateur, denker zal zijn,
maar ook wel degelijk werkman op zijn bedrijf.
Hoe nauwer de practjk bj zoo iemand zich
aansluit aan de theorie des te beter. Kon de
lagere school voorzien in die behoefte aan we
tenschappelijke ontwikkeling van den aanstaanden
landman, liij behoefde dan volstrekt niet aan
zijn werkkring ontrukt te worden. Aan deze
redeneering knoopen zich nog eenige andere vast,
over wier betrekkelijke waarde te oordeelen
echter niet in mijn bestek ligt. Laat ons liever
eens zien, wat de lagere school doen kan.
Het behoeft wel niet betoogd te worden dat
bet vakken-program der lagere school uitgebreid
is. Al was het, dat liet ontwerp Moens zoo
maar voetstoots verwezenlijkt werd, dan nog
zou het de vraag zijn, of we met goed gevolg
nog meer van de jeugdige hersens kunnen
vergen.
„Dan maar 't minder noodige aan het hoogst
noodige opgeofferd". En een der vakken ge
schrapt? Welk dan?
Men moet toch niet vergeten dat de Lagere
school algemeene ontwikkeling beoogt en niet
opleiding' voor een speciaal vak. Men moet niet
uit het oog verliezen, dat als de landbouwer
de school in zijn voordeel wilde exploiteeren,
de timmerman enz. het met hetzelfde recht zou
mogen wenschen. Onderwijs voor een speciaal
vak is op de lagere school altoos een onrecht
vaardigheid. Doch toegegeven, dat het met
de rechtvaardigheid overeen te brengen was om
de beginselen der landbouw-wetensehap op de
lagere school te onderwjzen, en dat zonder
schade voor de leerlingen nog een vak meer
op de tabel kon aangebracht worden, dan nog
zou dit onderwijs uit den aard der zaak zoo
beperkt moeten zijn dat het van geen blijvenden
invloed zon bijken. Men merke op hoe weinig
de lagere school op 't oogenblik voor 't natuur
kundig onderwijs doet en doen kan en oordeele
dan. Ook kan ik mij niet verbeelden, dat door
wijziging van de gevolgde richting bij het onder
wijs in de natuurwetenschappen iets degelijks,
iets goeds zou te verkrijgen zijn. Met andere
woorden, al besloot men het geheele onderwijs
in de natuurwetenschappen met het oog op de
landbouw-wetensehap in te richten, dan nog
zouden de resultaten onvoldoende zijn, omdat
een bevredigende uitkomst alleen te verkrijgen
is bij een doelmatige afzonderlijke regeling.
Rechtvaardigheid en oordeelkundige inrichting
van liet onderwijs verbieden het opnemen van
een nieuw leervak, al is het nog zoo belangrijk
als de landbouw-wetensehap.
Een andere vraag evenwel is liet, of er op
liet platteland dan niets gedaan kan worden
voor de landbouw-wetensehap. Ja, veel, zeer
veel kan er gedaan worden, als het ernstig
gemeend is. We hebben n.l. aan onze dagschool
een verlengstuk, avondschool gegeten. Die
avondschool werkt in alle opzichten zoo nadeelig,
dat, al werd er niets voor in de plaats gesteld
liet toch wensehelijk was haai' op te ruimen.
Niet uit gemakzucht, E. A. Bestuurderen van
plattelandsgemeenten maar uit een weldoordacht
oogpunt van schoolbelang dient zij opgeruimd
te worden. Was de avondschool aan de orde,
ik zou heel wat grieven tegen baar kunnen
aanvoeren. Nu alleen dit: de avondschool werkt
direct het schoolverzuim in de hand, de avond
school verhindert een goede klassenverdeeling;
zij brengt eenzijdige ontwikkeling te weeg. Mij
dunkt dat deze grieven erg genoeg zijn, om naar
wat anders, wat beters te doen verlangen. En
naar dat betere behoeft in dit geval niet gezocht
te worden, het ligt voor de hand.
Laat in de plaats der avondschool komen
herhalings-scholen. Aan deze herhalings-seholen
acht ik het Landbouw-onderwijs op zijn plaats.
Hier kan liet gegeven worden zonder schade
voor het eigenlijke onderwijs op de dagschool.
Hier zouden juist leerlingen komen, wier leeftijd
en ontwikkeling liet medebrengt om Landbouw
onderwijs te ontvangen. Immers wanneer er
bepaald werd, dat niemand toegelaten werd,
ten zij hij de hoogste klasse gepasseerd was,
of daarin gezeten is, dan was dit een waarborg
dat men geen onvrnebtbaren akker bewerkte.
Laat mij nog even stilstaan bij dat Landbouw
onderwijs zelf.
Ik veronderstel dat dit onderwijs gegeven
wordt door iemand, die studie van de Land
bouw-wetensehap gemaakt heeft. Zulk een
onderwijzer zal begrijpen, dat Landbouw-onder
wijs iets anders is dan een simpel afkeuren
van het tegenwoordige stelsel van boerendat
het juist bestaat in het aanbrengen van die
gegevens, die noodig zijn om de verschijnselen
in den landbouw te begrijpen en te verklaren.
Een Landbouw-onderwijzer is, dunkt mij, eenig-
zins te vergelijken met een onderwijzer in de
wiskunde. Deze verklaart immers de theorie
zoover, tot de jongens zelf de figuur kunnen
construeeren. Zoo ook de Landbouw-onderwijzer:
hij brengt de kennis aau bij de leerlingenzij
maken later de toepassing voor hun bedrijf.
De vakken te onderwijzen zijnbeginselen
der scheikunde, dierkunde, plantkunde, na
tuurkunde met inbegrip van de verschijnselen
in den dampkring, kennis der grondsoorten,
handelsaardrijkskunde, voor zoover deze den
landbouw raakt. Voor de scheikunde zou het
zeer wensehelijk zijn dat er ten minste eenige
eenvoudige proeven gedaan konden worden.
Bij de plantkunde deinze men niet terug voor
den schijn van geleerd te worden. Onze beste
werken voor de Landbouw-wetensehap gebruiken
de wetenschappelijke termen, het is dus zaak,
dat de leerlingen, daarmede vertrouwd raken.
Ook de planten geve men de Latijusclie namen
deze toch zijn algemeen gangbaar, terwijl de
plaatselijke benamingen verwarring en misver
stand in de hand werken.
Het Landbouw-onderwijs is van onberekenbaar
gewicht voor de toekomst van onzen landbouw
liet verdient de aandacht van elk, die het wel
meent met dien gewichtigen tak van ons volks
bestaan.
Dr., Maart 1876. I. P.
gehouden te ZIERIKZEE den 3 Mei 1876.
Afwezig zijn de lieeren Jhr. de Jonge, Mulock
Houwer, Nauta van der Grijp en Ochtraan.
De resumtie der Notulen van de vorige vergadering
wordt aangehouden.
De zitting wordt met gesloten deuren voortgezet.
Heropend zijnde, deelt de Voorzitter mede dat ge-
interesseerden in de meestoof //de Zon" bereid zijn
de gebouwen dier meestoof te verkoopen onder de
navolgende voorwaarden
1. dat de gemeente voorde gebouwen dier meestoof,
zijnde de heerlijkheid Koude Stoof en stamphuis met
daarbij behoorende gereedschappen, zal betalen de
som van 6000.
2. dat de asch in liet terrein, zooals dit bij het
kadaster bekend staat, van wege de gemeente zal
worden uitgegraven onder beding dat de gemeente
aan de gezamenlijke eigenaren dier meestoof het ge
heele netto provenu dier asch zal uilkeeren tot een
bedrag van hoogstens ƒ14000, blijvende de eventueele
meerdere opbrengst van gezegde 14000 ten voor-
deele der gemeente, en voorts onder zekere bepalingen
der wijze en van den tijd van betaling.
Burgem. eu Weth. stellen voor die voorwaarden
aan te nemen met die wijziging, dat geïnteresseerden
de meestoof in het openbaar voor afbraak verkoopen,
en mocht het blijken dat die minder dan 6000
zou opbrengen, dit mindere door de gemeente bij te
betalen.
De heer Zuurdeeg stelt hierop als amendement
voor in plaats van f 6000 te bepalen f 3000.
Dienovereenkomstig wordt besloten, hebbende de
lieeren Mr. Fokker en Mr. Moens zich van stemming
onthouden.
Door den heer Mr. Moens wordt namens de Com
missie ad hoe rapport uitgebracht op de rekening
der Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1875
en de slotrekening van de Commissie van beheer
der Commercie werf, strekkende tot goedkeuring dei
eerste in ontvang op 250,'
in uitgaaf op - 199,20
goed slot 50,80 I
en de tweede in ontvang op 249,53
in uitgaaf op - 12,19
goed slot 237,54.