ZIERIKZEESCI1E COURANT voor het arronis- seiiient Zierihzee. 1876. No. 30. Woensdag1 12 April, 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD B i n n e n 1 a n d. Zand en Duinen. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VEIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PEIJS DEE AD YE ET EN TIEN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag» voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKEMIAN. Uithoofde van den GOEDEN VRIJDAG zal de Courant van Zaterdag a.s. niet verschijnen. Wanneer eens drie vreemdelingen het eiland Schouwen kwamen bezoeken, dan zon liet mo gelijk zijn aan elk van hen een verschillenden indruk der landstreek en haar eigenaardigheid te doen raedenemen bij hun vertrek. Men kon met den eersten een rit doen, de Zuidwellepoort uit, den grintweg en den zeedijk langs en om Serooskerke en Kerkvverve heen weder terug. Hij zou dan den indruk medenemen dat Schou wen een laag land is, kaal en bloot, langs den dijkkant moerig en arm, meer naar binnen zoo wat half en half, over 't algemeen echter naar 't uiterlijke niet zeer rijk en vruchtbaar. Met den tweeden kon men een wandeling doen langs den straatweg van Zierikzee naar Brou wershaven, en als 't dan b.v. in 't laatst van Juni of in 't begin van Juli was, dan zou hij opgetogen staan over het lachende, op menig punt prachtige landschap met de rijkbeladen akkers, het statig geboomte, de fraaie landgoederen en rijke bouwhoeven. En met. den derden vreem deling zou men aan wal kannen stappen te Burgsluis en voeren hem door de weder zoo geheel anders uitziende zandige streek aan den zoom der Schouwsche duinen. Had men dau een exemplaar van Hofdijks balladen bij zich, men zou daar gemakkelijk een poëtisch schil derachtig plekje kunnen vinden om zich op 't zachte mos, aan den voet van een ouden abeel, of in de schaduw van een plok berken hout neder te vlijen en te droomen van het grijs verleden toen ridders en jonkvrouwen hun briesehende rossen langs de zandige wegen lieten draven, of welgedane monniken van de druk kende warmte onder het koele geboomte uit rustten. Wijden we eens een oogenblik onze aandacht aan die schilderachtige streek der Sclionwsehe duinen. JSiet evenwel om daar te droomen van het verledene, noch om er ons over te geven aan zoete poëtische mijmering, hoeveel aanleiding we daar in die streek ook vinden kunnen, maar met de vraag in 't hoofdwat hebben we aan die duinstreek, wat geeft ze, wat zou ze kunnen geven Dus geen poëzie, alleen proza, 't proza dei- dubbeltjes die de wakkere landbouw-ondernemer uit den grond weet te halen. Misschien is dit zelfs niet geheel en al proza en ligt er ook nog een beetje poëzie in; des te beter. Gedurende tal van eeuwen was de zoom dei- duinen, van Westenschouwen af tot voorbij Re- nesse toe, 't schier onbetwiste grondgebied, van hazen en konijnen, vooral van de laatsten. In opzettelijk aangelegde dijken, tussehen berken en elzen kreupelhout, huisden vele duizendtallen van die kleine langooren, en wie daar de wegen langs wandelde, kon ze zien huppelen en zich vermeien in den namiddag of als 't avondrood speelde tussehen de takken. Bij wijlen daalden ze wel eens van hun territoor naar de gelegen kleigronden af om hun schatting te heffen van de akkervruchten. Aan die strooptochten waren de hazen echter doorgaans meer schuldig dan de konijnen. Al die konijnen leverden ondertusschen zekere voordeelen op. De eigenaars der dijken en gronden waar zij huisden leverden ze in de stad waar zij een geliefkoosd wild uitmaakten, en ook de velletjes brachten wat op. Verder leverde de duinstreek eenig kaphout, voor zoover de jonge plantelingen niet werden afge knaagd door de konijnen en hazen. Thans zijn de konijntjes nagenoeg geheel verdwenen. De ontvolkte zodeudijken vallen van lieverlede in elkaar, 't schrale takje van verdienste dat de langoorige duinbewoners zoo lang hebben onderhouden is te niet gegaan. Hoe jammer, niet waar? Zoo zeggen som migen ten minsten. Laat ons zien. Wanneer een eeuw geleden, en zoo ver behoeven we niet eens achteruit te gaan wanneer een menschenleeflijd geleden iemand gezegd had: ik ga eens beproeven om in dat dorre duinzand te boeren, men zou hem vreemd aangekeken hebben. En toch men is daar gaan boeren, aanvankelijk wel bespot en uitgelachen door menigeen, verwenscht en gevloekt ook dooi de konijntjes, maar men heeft het toch gedaan. Dit heeft slachtoffers gekost, maar ook vruchten opgeleverd. De slachtoffers waren de konijnen. Landbouwers en konijnen toch, staan tot elkaar in reden als ja als al wie ge wilt, die in elkanders onmiddelijke omgeving 't niet kunnen uithouden. Maar de vruchten zijn ook niet uitgebleven. We weten het hoe vele landbouwers van de kleistreken, met verbazing de oogsten gezien hebben die de stoute zandboeren aan hun armen bodem hebben weten te ontwoekeren door arbeid, guano en oorlog tegen de konijnen, om nu niet te spreken van nog andere moeielijkheden en bezwaren die overwonnen moesten worden en nog slechts ten deele overwonnen zijn. En nu komen er velen die inzien dat die zandige duinstreek nog een toekomst heeft. De vraag of de Schouwsche duinstreek kan beboerd worden is geen vraagstuk meer, de feiten hebben voldoend antwoord gegeven. Het is nu alleen nog maar de vraag hoe eenige nog aanwezige belemmeringen zullen worden weggenomen en dat ook dit in orde zal komen mag men met reden verwachten. Deze moeie lijkheden zijn 't tiendrecht treurige gedach tenis - de afwatering, want op vele plekken is de zandbodem nog te nat en te koud, ook te moerig en daardoor onvruchtbaarverder de afsluiting der akkers om het vee er af te houden; de wegen die lastig zijn en het aanvoeren van meststoffen evenals 't afvoeren van den oogst kostbaar maken, en eenige andere bezwaren meer. Ook de moeielijkkeid om geschikte en goedwillige werkkrachten te bekomen om daar te arbeiden tegen sleur en vooroordeel in komt nog in rekening. Al deze bezwaren zullen echter te eeniger tijd wel worden weggenomen. Voor een groot deel kan de machtige coöperatie hier ook nog wonderen doen. Zou b. v. de aankoop en aan voer van kunstmest, gaskalk, straatvuil enz. niet met voordeel kunnen geschieden door samen werking van de ondernemers die we veronder stellen dat spoedig wel in aantal zullen toenemen Een belangrijke zaak blijft ook nog de keuze van de voordeeligste cultuur. De gewone land bouw is er tot dusver nog maar alleen toegepast. Aan veehouderij is wellicht voor 't oogenblik al wat te veel gedaan. In den afgeloopen zomer telden we op een enkele duinvlakte zeventig stuks jong vee, dat er vrij armoedig uitzag even als het land waarop ze liepen, 't geen ons zeer verklaarbaar voorkwam omdat er veel te veel waren. De zandige gronden zijn echter nog wel zeer geschikt te gebruiken voor sommige speciale gewassen, zooals tabak en hop; om meer dan eene reden zouden proeven met deze beide ge wassen zeer aanbevelingswaardig zijn. Vergissen we ons niet dan wordt daaraan ook al reeds gedacht, gelijk ook aan den aan plant van kooien. Wil men dit laatste gewas beproeven dan dient zulks wel gepaard te gaan met een algeheele uitroeiing der konijnen want een koolveld is als een paradijs van konijnen en hazen te beschouwen. Hoe 't zij, we houden 't er voor dat onze oude schilderachtige duinstreek nog goede dagen zal beleven. Ondernemingsgeest, wetenschap en kapitaal kunnen daar nog vrij wat tot stand brengen en dit zullen ze ook mettertijd. In onze gedachten zien we reeds de drie vreemdelingen van welke we boven spraken van hnn wandeling door Schouwen terugkeeren met de betuiging op de lippen Schouwen is een schoon en rijk land; schoon en rijk in de laagte waar de stoombemaling de moergronden als herschapen heeft in winstgevende akkers; schoon en rijk aan de oude kooge zijde waar 't dit sinds zoo lang reeds was en niet minder rijk en schoon aan den duinkant waar de we tenschappelijke landbouw heeft bewezen dat zand en duinen ook schatten kunnen geven. Dat die tijd spoedig kome ZIEEIKZEE, 11 April 187 6. Zaterdag hield de heer Marlet in de zaal van 't z/Huis van Nassau" zijn derde voordracht over land bouw. Het onderwerp was ditmaal, volgens bekend making in de vorige voordracht, het water. In den hem zoo bij uitnemendheid eigen populairen vorm zette de heer Marlet uiteen wat het water is voor den grond en voor de plant. In den grond is het water het oplossingsmiddel der onderscheidene stoffen die tot opneming voor de plant gereed worden gemaakt, het is verder de drager dier stoften in de organen der plant zelf; des winters in den grond bevriezende bevordert het de fijne verdeeling van de bovenkorst der bouwlanden, het akkerkruim. Onder tusschen komt het bij het water in betrekking tot den landbouw vooral aan op de hoeveelheid van water en den tijd dat het water in den bodem aan wezig is. Er is zeer licht te veel water, zelden te weinig ook al is de bovengrond droog, want de ondergrond houdt doorgaans een betamelijken voor raad voor den plantengroei. In onze polders komt

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1