ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis-
semeiit Zierikzee.
1876. No. 26. Woensdag1 29 Maart. 79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
De laatste Troeven.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, tie redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKPllAN.
i.
De meer en meer toenemende spanning tus-
schen het klericalisme en die deelen der natiën
die den staat en de maatschappij aan de macht
en den verderfelijken invloed van het klericalisme
willen onttrokken en daar geheel vrij van zien,
vervult veler gemoederen met bekommering.
Niet allen evenwel. Naast een zeker aantal
bezorgden, kortzicbtigen misschien, die groote
en bloedige godsdienst-oorlogen aanstaande
achten, staan er velen die met vrij groote ge
rustheid den loop der gebeurtenissen gadeslaan,
daaraan voor zoover hun positie 't meebrengt
van goeder hart en met toewijding deelnemen,
zonder nochtans te twijfelen aan hun eindelijke
zegepraal. Dat de onverschilligen, 't zij uit
inertie 't zij uit vermeende onmacht, of uit
kwalijk begrepen roeping om stil en lijdelijk
te zijn, inet den dag minder in aantal worden,
moet beschouwd worden als een goed teeken
een teeken van leven en belangstelling en dat
is altoos iets goeds.
Niet ongepast is het, eens een overzicht te
nemen van den stand van zaken zooals die op
dit oogenblik valt waar te nemen. We willen
daaraan een paar artikelen wijden, zonder even
wel de pretentie te hebben dat we de zaak
volledig zullen behandelen. Dit is in een be
perkt bestek niet wel mogelijk.
Gewoonlijk karakteriseert men het verschijnsel
dat tegenwoordig nagenoeg alle beschaafde staten
der oude en der nieuwe wereld in zekere
roering doet verkeeren, als den strijd van het
klericalisme tegen den modernen staat. We
weten nu eenmaal wat we daaronder te verstaan
hebben; doch de benaming is eigenlijk minder
juist. Men kan beter spreken van den strijd
van het klericalisme tegen staat en maatschappij.
De staat en de maatschappij toch, zooals we
die tegenwoordig kennen, zijn het resultaat van
een ontwikkeling van oorzaken en gevolgen die
tal van eeuwen, onder vallen en opstaan, heeft
voortgeduurd, en dat liet klericalisme thans tegen
staat en maatschappij in verzet is, 't komt al
leen daar van daan dat de ontwikkeling van
datgene waarvan 't klericalisme de uitdrukking
is, d. i. de kerk in haar menigerlei vormen, met
die van staat en maatschappij geen gelijken
tred heeft gehouden, maar daarbij aanmerkelijk
ten achteren geraakt en daardoor als 't ware
te eenemale overvleugeld is.
Als we een kleiner of grooter aantal eeuwen
terug gaan, dan vinden we alom de kerkelijke
machten overheerschend iu staat en maatschappij.
De staat was ondergeschikt aan de priesterlijke
macht, de zielen der mensehen niet alleen maar
ook hun lichamen, de stoffelijke zoowel als de
geestelijke zaken waren der geestelijke macht
onderdanig en onderworpen. Dat heeft in die
oude tijden zijn goede zijde gehad. Er zijn
tijden geweest dat de priesterlijke wijsheid on
misbaar en weldadig was om de macht dei-
vorsten te temperen en te leiden, en niet minder
dat hot priesterlijk gezag een weldadige paeda-
gogischen invloed op de volken uitoefende.
Men zou echter blind moeten wezen voor de
lessen der geschiedenis om thans niet in te
zien dat dit priesterlijk gezag blijkbaar niet
bestemd is geweest om ten eeuwigen dage voogdij
over de volken te blijven uitoefenen, en dat
integendeel in de volken iutellectueele en moreele
krachten tot ontwikkeling' zijn gekomen die
hen van lieverlede zelfstandig maken, hen aan
de priesterlijke tuchtroede onttrekken en hen de
priesterlijke voogdij doen ontloopen.
Wanneer nu met de intellectueele en moreele
ontwikkeling der volken, b.v. die van 't Christe
lijke tijdperk, dus over de jongste 20 eeuwen, die
der denkbeelden omtrent God en Goddelijke
zaken, welke de priesterschap altoos als van
haar territoor heeft beschouwd, gelijken gang
had gehouden, dan zou nog op dit oogenblik
de staat zoowel als de maatschappij, dus de
gekeele samenleving, de priesterschap zonder
bedenken en als stilzwijgend erkennen voor
een wezenlijke en eerbiedwaardige macht, ja
voor den eersten factor van 't geheele samen
stel liarer organisatie. Maar dit is het geval
niet geweest. Op zeer weinig, maar dan ook
schitterende uitzonderingen na, van welke wij
lager spreken znllen, is de priesterschap geble
ven wat ze was, terwijl bet leekendom is
voortgegaan op de baan der ontwikkeling.
De boom der kennis is van een gering spruitje
een krachtige boom geworden, die rijke vruchten
draagt en verkwikkelijke schaduw geeft. De
priesterstaf is gebleven wat hij altoos was, een
dorre stok, en hij heeft zelfs 't vermogen om
bij tijd en wijle in een slang te veranderen,
die koningen en volken verschrikt, verloren.
Het vonkje der kennis, aanvankelijk vooral
door de priesterschap uit den ruwen steen
geslagen, is tot een helder stralende zon ge
worden, die vreemd genoeg nu door de
priesterschap wordt ontvloden en miskend.
Het geloof, aanvankelijk 't eerste teeken van
ontwakend hooger bewustzijn der menschheid
en aanvankelijk ook vooral door de priester
schap gekweekt, 't is onder den invloed dei-
kennis gewijzigd, veelszins opgeklaard, in an
deren zin voor zoover 't gebleken is illuzfe
te zijn is het versmolten en verdwenen.
Nog altoos is er een priesterschap» die van geen
wijziging, van hoegenaamd niet de minste ver
andering op 't gebied van 't gelooven wil weten,
ja, die daarom de wetenschap als uit den booze
den oorlog beeft aangedaan.
En zoo is liet tlians aanwezige verschijnsel
te verklaren dat over een groot deel der aarde
de priesterschap, oorspronkelijk in zoo menig
opzicht de goede engel der menschheid, ge
worden is één groote samenzweering tegen de
bestaande orde van zaken, één groote bende
die het toelegt op de heerschappij over de
menschheid niet alleen in geestelijken, maar
vooral iu stoffelijken zin.
Zoo is 't te verklaren dat zij, die aanvan
kelijk 't gezag van 't intellect en van het gevoel
voor 't koogere en het besef van 't onzienlijke
voorstond, zich schier uitsluitend toelegt op
het vermeesteren der macht van 't brutale ge
weld, waartegen zij weleer de menscben be
schermde.
Zoo is 't te begrijpen dat zij, die eerst
leeraarde dat geld en goed niets dan stof en
van weinig waarde zijn, thans in menig opzicht
is geworden niets dan een onverzadigbare spons,
die slechts opzuigt maar niets teruggeeft.
Vóór wij verder gaan is 't echter noodig
dat we verklaring geven van 't geen we
bedoelen met het klericalisme. Tot dusver spraken
we vooral van de priesterschap, en de groote
boeman onzer dagen heet men gewoonlijk het
clericalisme.
Met het klericalisme, dat eigenlijk de bena
ming is van een afgetrokken idéé eu dat dus
thans minder juist wordt gebruikt, bedoelt men
tegenwoordig in 't algemeen do priesterschap
voor zoover deze van lieverlede meer de houding
heeft aangenomen van eeu zedelijk lichaam
dat feitelijk buiten de maatschappij staat en
zich de macht aanmatigt 0111 boven de maat
schappij en den staat te staan.
Het christendom heeft aanvankelijk bet kle
ricalisme niet gekend, het was in den volsten
zin van dit woord communistisch. Eerst latei-
is uit het Jodendom en uit het Grieksch-Ro-
meinscke heidendom het klericalisme in de
christelijke maatschappij binnengeslopen.
Doch dit doet voor 't oogenblik niets ter
zake. Het klericalisme bestaat thans. Er be
staat een priesterschap, als 't ware één groot
zedelijk lichaam vormende, als een geregeld
corps georganiseerd, dat streeft naar de wereld
heerschappij en dat dit doet op grond van een
voorgewende hoogere, hemelsche, goddelijke
macht en roeping. Dit klericalisme is de vijand
der hedendaagsche maatschappij.
Wordt vervolgd).
UIT DB TWEEDE KAMER.
Na vele diep- en ondiep gaande beschouwingen
rakende de wet op liet Hooger Onderwijs heeft de
Kamer den gordiaanschen knoop van het al of niet,
't zij gewijzigd of niet gewijzigd voortbestaan dei-
theologische faculteit niet ontward, ook niet doorge
hakt; maar gelaten zoo hij was. Het blijft dus on
uitgemaakt of de theologie, weleer de koningin onzer
lioogescholen, zooals ze dezer dagen heel hoffelijk ge
noemd is, te achten zij de nog altoos eerwaardige
matrone, of wel de onnutte dienstmaagd aan de deur;
of deja 't is uit de discussien gebleken dat
liet wel eenigen zin zou hebben eens te gaan onder
zoeken wat men tegenwoordig aan een Nederlandsche
staats hoogeschool onder den naam van theologie te
verstaan liebbe.
Binnenland.
Ziertkzee, 28 Maart. Bij den jongs ten watersnood
herinnerden velen zicli ongetwijfeld nog wel de ramp
van 1861. Gelukkig is de omvang der schade ditmaal
niet zoo ontzettend als toen, al is nu ook een veel
grooter uitgestrektheid lands overstroomd en min of
meer beschadigd.
Tot leniging der ramp is tlians ook zooveel geld
niet noodig als vóór 15 jaar. Een vergelijking van
Neerlands tegenwoordige weldadigheid met de toenma
lige is daarom ook niet te maken. Maar niettemin
is 't misschien wel eens aardig in herinnering te