Z1ERIKZEESCME OOI RAM'. voor feet arroidis- >«èrx sement Zieriaee. 1876. No. 28. Zaterdag 18 Maart, 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Een paar vrome wenschen. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. IAKENMAS. Wanneer we zeggen dat onze gemeente in den jongsteu tijd met zorgwekkende snelheid achteruit is gegaan, dan verkondigen we vast geen overdreven jobstijdingen. Ieder die oogen heeft om te zien, kan 't gadeslaan en wie ooren heeft om te hooren, Iran het in zijn kring en in alle kringen vernemen. In onze oudejaars- beschouwing hebben we over dit punt reeds een en ander in 't midden gebrachtwe zullen ons thans daarin niet verdiepen. Zeker is liet, dat de oorzaken van den achteruitgang voor een deel niet kunnen weggenomen worden, daar zij tot een verschijnsel behooren dat zich allerwege openbaart, waar een streek door haar eigenaardige ligging en door stiefmoederlijke bedeeiing wordt afgesneden en buiten gesloten van het gedurig in intensiteit toenemend handelsverkeer en der industriëele beweging. De tijd dat elke provincie haar eigenaardig karakter en haar eigen bloeiende Steden, had is voorbijalles groepeert en schikt zich rondom enkele eentraalpunten en langs enkele slagaderen van het verkeer, en wellicht zullen onze kindskinderen reeds aanschouwen dat Nederland eenige weinige, zeer bloeiende, sterk bevolkte plaatsen zal tellen en daartegen over een groot en al grooter wordend getal van kwijnende, wegterende schimmen van vergane grootheid. Reeds nu maken ons groot aantal „doode steden" een belangwekkend onderwerp van studie voor den vreemdeling uit. Zullen we bij dit verschijnsel in zak en asscke zitten en treuren 1 't Zou al heel weinig baten. Over den natuurlijken loop der dingen, in zoo geheel gewijzigde toestanden, bij den ouden tijd vergeleken, valt niet te treuren. Men kan zich, voor zoover dit helpen mag, troosten met de bewustheid dat hetzelfde verschijnsel door nagenoeg geheel de oude wereld wordt waar genomen. Maar plicht zal 't altoos blijven, 't hoofd boven te houden zoo lang dit mogelijk is en, zoo 't al niet mogelijk is tegeu den stroom te worstelen, dan toch ten minste geen middelen onbeproefd te laten die onder ons bereik liggen, om onzen toestand te verbeteren. Zulke middelen zijn er te vinden, en al zijn ze elk op zich zelf niet vatbaar om tot goudmijnen te worden gemaakt, al te zamen konden ze in de toekomst den toe stand aanmerkelijk verbeteren. Jaren geleden is er reeds de aandacht op gevestigd dat wij hier een destijds nog schier onuitputtelijke mijn van grondstoffen voor de glasfabricage voor de hand hadden liggen. Toch hebben we 't nooit zoover gebracht dat er een glasblazerij is opgericht en even als Peru zijn guano, hebben wij onze zelkasek eenvoudig uit gevoerd en nu is er nog maar een eDkel stoepje en wat kluitjes van over, welke laatste zich zeer geschikt laten gebruiken om elkander bij gelegenheid mee naar 't hoofd te werpen en om elkaar in 't riet te sturen. Van de glasblazerij, waartoe ons blijkbaar de noodige fut heeft gemangeld, spreken we dus niet meer. Het winnen van aluminum, dat ook al eens gedroomd is, kunnen we veilig laten rusten voor ons nageslacht, dat 't vast wel eenmaal zoover in de scheikunde zal brengen, dat 't winnen van dit metaal uit de klei de voordeelen zal opleveren die daarvan bijna met wiskunstige zekerheid to voorspellen zijn. Aan groote of kleine zeevaart is vooreerst ook wel niet te denkendeze beide zijn eerst kortelings overleden, nog te kortelings om reeds aan herleving te durven denken. Toeh meenen we dat er voor ons op zee nog wel wat te halen is, en dat wel in de visscherij. 't Is waar, dat ook op dit punt velen onzer gegoede burgers van veel teleurstelling weten te spreken. Maar toch, daar is, volgens onze gevestigde overtuiging, op dit gebied nog wel iets te doen. Br is een tijd geweest dat bier een zeer bloeiende visscherij bestond. Men leest van 60 ja 80 vischschepen, die van Zie- rikzee gevaren hebben. In menig opzicht waren toen de omstandigheden niet zooveel gunstiger voor een geïsoleerde plaats als nu, ja in sommige opzichten zijn ze tegenwoordig gunstiger. Vooreerst levert een bevolking van ruim 20.000 zielen, waarover een vischerij, hier ge vestigd, haar lokaal debiet zou kunnen vinden, een niet onbeduidend déboucké op. Maar de markt kan zeer wel grooter zijn dan onze on middellijke omgeving. Immers overal in Holland zijn de marktprijzen der visch nog gedurig stij gende, omdat de snelle gemeenschap door middel der spoorwegen de markt van 't artikel als 't ware onbegrensd heeft vergroot. De Sche- veningsche visch komt tegenwoordig haast even gemakkelijk aan de markt te Keulen, Frankfort en Berlijn, als vroeger te 's Gravenhage en te Rotterdam. Bovendien zijn er in de middelen tot uitoefe ning der visscherij in de jongste twintig jaar niet onbelangrijke verbeteringen aangebracht. In plaats van de logge en dure bommen en sloepen heeft men nu de zooveel vluggere en betrekkelijk goedkoopere loggers, die natuurlijk van onze haven zonder eenig bezwaar gebruik kunnen makenHet vischwant, vooral voor de haringvangst, is aanmerkelijk verbeterd door de invoering der zooveel betere katoenen netten die ook volgens eeu beter systeem zijn gebreid. Zou een visscherij dan niet met voordeel kunnen worden beproefd? Het komt ons voor van ja. Elders, te Vlissingen en Veere, schijnt men er evenzoo over te denken. Alles zal maar aankomen op de wijze van aanpak en exploitatie. Vooral bij visscherij hangt van de organisatie en de exploitatie de geheele zaak af. Weinig industrieën kunnen bij verkeerd beheer zoo zeker en zoo snel zich zelf in den grond helpen aan den anderen kant kan hij goed, zuinig en streng beheer, ook misschien Twee drama's door een drama verbonden. DOOlt V. VII. J. J. Cremer. Tooneelspelers. Intusschen wordt die familie deerlijk teleurgesteld, door de z. g. vergissing der koopvrouw, in de blijde verwachting van een zalramaal. Mevrouw zendt den knecht tot juffrouw R a n d o r p, die hem de boodschap aan zijn meesteres teruggeeft dat ze dien middag zelf van den zalm hopen te eten, welk bru taal antwoord den heer Randorp aanleiding geeft tot zijn vrouw te zeggeu dat 't beter ware geweest zoo men geen notitie van die j u f f r o n w had genomen. Eduard Randorp is de type van een volmaakt man. Geen femelaar, houdt hij er toch van op zijn tijd God te dauken. Hij bemint de vreugde, maar meest den ernsthoudt van een goed glas wijn en een smakelijk maal, wordt nimmer driftig, kent geen haat en streeft er naar voor God te zijn wat hij is voor 't oog der menschen. Na 't ontvangen van een bericht van Wouter aan gaande een ring, dien de knecht, terwijl hij zijn boodschap deed, moest gestolen hebben en waarbij de niet zeer vleiende veronderstelling gevoegd was dat W. Iiera voor den africhter hield, dwingt hij door zijn z e d e* 1 ij k overwicht den dief tot bekentenis, terwijl zijn strikte rechtvaardigheid hem doet hesluiten den man uit zijn dienst te ontslaan. Thans begint de strijd lusschen den z. g. lichtmis en den braven verheven man, die overtuigd is van zijn volmaaktheid. Met verontwaardiging werpt W. hem het geld voor den voet, in vergoeding voor den ring gezonden, dien E. behouden wilde, aangezien hij er recht op meende te hebben. E. pleit op zijn ouderdom en de goede zorgen, waarmee hij over W's. jeugd gewaakt heeft en ja hij zal W. den ring teruggeven, indien Indien vraagt W. Indien dat familieonteerend schandaal eiudigtde verbintenis met die persoon voor altijd af gebroken wordt. Dat is te veel voor W. Maar wordt hij woedend E. blijft kalm, krachtig als de rots der waarheid te midden van de bruisende golven der zonde. Hij scheldt niet en wordt niet toornig, maar vermaant W. nogmaals niet te v o 1 h a r d e 11 b ij 't k w a a d. De //lichtmis" ijst van zooveel laster en dreigt tot dat E's. dochter, het evenbeeld van hun beider moeder, de kamer binnentreedt, welke verschijning hun het wapen doet weg werpen. Op 't zelfde oogenblik snelt ook Nella toe, beducht voor den afloop. E. treedt de zondige vrouw met deernis te gemoet en verwijdert zijn dochter uit.den onreinen atmosfeer, die thans de kamer vult. Thans heeft hij een bondgenoot. Immers ook Nella dringt op vertrekken aan. Maar W. begrijpt dien drang: de brave broeder vreest schandaal van dat k 0 m e d i e v 0 1 k in zijn woning. Hij is 't nog niet vergeten dien godslasterlijken eisch om zijn Nella te verstooten en hij noemt Eduard een ellendeling en zijn welwillende ontvangst van de vrouw, die hij zoo schuwt, noemt hij huichelachtig. Dat is te veel! En hoor, hoe kalm toch: Wouter! al zou de Hemel den smaad mij aangedaan niet kunnen, niet willen vergeven, ik ja, waarachtig, ik vergeef je, Wouter! Tot^ zulke dolle uitspraken komt de menscli, die zich zijner braafheid bewust is. //Een leven van toewijding aan plicht en godsvrucht ja, de deugd zelf staat hier tegenover een ver leden van losbandigheid en goddeloosheid, tegenover de ondeug d", en die verpersoonlijkte ondeugd durft nu eischen dat hij, de vlekkelooze, zich op de knieën zal werpen voor die vrouw I Neen voor

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1