MFJtlKZEKSFM «ÏÏMT.
voor liet irronis- Zicrikee.
1876. No. 13. Zaterdag 12 Februari, 79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Enthousiasme.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden/1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TI EN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag- voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LA Bi EN MAN.
Wanneer in ouden tijd de strijders, die voor
het Vaderland in 't veld geweest waren en hun
leven hadden gewaagd voor de eer en den roem
des lands of voor de verdediging van den vader-
landschen grond en de rechten der natie, terug
keerden om hun haardsteden weder op te zoeken
en den arbeid des vredes te hervatten, dan
togen de vrouwen en maagden der steden en
bewoonde plaatsen op ter poorte uit hun te
A gemoet 0111 hen feestelijk te ontvangen en met
blij gejuich onder muziek en zang naar binnen
te geleidenmen strooide bloemen en palmtakken
voor hen heen en zoo werd op allerlei wijze
de overtuiging aan den dag gelegd dat een
hechte eenbeidsband hen allen omslingerde en
dat een ieder in het bijzonder deelnam in 't
geen de algemeene belangen van allen raakte.
Partijschappen eu veeten werden dan nitge-
wischt of althans geheel naar den achtergrond
gedrongen door liet tijdelijk besef van onderlinge
solidariteit ten opzichte van de hoogste belangen
des vaderlands. Met enkel bij Israël werd
zoo iets gezien het behoorde wel tot de nati
onale zeden van alle volken en alle tijden.
Ben schitterend voorbeeld er van in de nieuwere
tijden leverde de groote zegetocht der Duitsche
krijgers te Berlijn in 1871 op.
Eu er zijn nog veel meer gevallen van op te
sommen dat gelieele volken, tijdelijk door een
zelfde gedachte bezield, de openbaring daarvan
tot een verhevene nationale daad wisten te ma
ken bij ons 't enthousiasme van 1831, dat
van 1874 - 't laatste behoudens één donkere
t schaduwzijde, die trouwens de lichtpartij dos
te scherper deed uitkomen verder in Duitsch-
land mede in 1813, in sommige oorden van
Frankrijk in 1873 na Sedan, kortom de voor-
1 heelden zijn talrijk genoeg.
Maar tegenover dergelijke verhevene en ver-
7 heffende tafereelen vallen ook scherpe contrasten
1 op te merken.
Wie denkt hier niet aan de treurige schildering
die Erckman-Chatrian gegeven heeft van 't geen
er in Frankrijk plaats had in de maanden
April, Mei eu Juni 1815, toen Napoleon voor
't laatst zijn zwaard in de schaal der fortuin
.Werpende, zijn getrouwen opriep om zich weder
te komen scharen onder zijn adelaars. Met
loomen tred, landerig en treurig kwamen zij
die naar de roepstem van hun eertijds aange-
Ibeden keizer luisterden, en duizenden en tien
duizenden kwamen niet. En wie herinnert zich
niet hoe na den tiendaagsehen veldtocht toen
■achtervolgens de vrijcorpsen en afdeelingen
j schutterij uit de kantonnementen naar hnn
haardsteden terugkeerden, de ontvangst die zij
ègenoten wel hier en daar hartelijk en warm
was, maar ook op menige plaats koud en treurig
onder stortregen, en met stille trom en lange ge-
Iziehten als een vervelende plechtigheid of zelfs
"geheel onopgemerkt afliep
Vreemd verschijnsel die beweging die natio
nale geestdrift heetWie zal zoo cynisch
willen zijn van te beweren of zelfs te vermoeden
dat 't, enthousiasme iets is dat van 't toeval
afhangt, of van een samenloop van omstandig
heden waardoor de menigte wordt medegeslecpt,
of misschien dat 't iets is dat men verkrijgt
door opsehroeving, door kunstmatige opwekking
of bedwelming?
En toch hoe menigmaal loopt men gevaar
zoo iets te gaan denken.
Daar is nu dezer dagen weder die historie
van dat inhalen van troepjes uit Atchin terug
gekeerde strijders. Van 't geen te Nieuwediep
gedaan eu hoe 't daar afgeloopen is zullen we
niets zeggen. Gaarne brengen wij hulde aan
de goede, vaderlandslievende bedoelingen dei-
mannen die dat feestje op touw gezet en met
zooveel entrain hebben doen afloopen. Maar
in ernst vragen we, of 't niet verstandiger ware
geweest dat te Amsterdam en te Rotterdam
alles maar met een sisser was afgeloopen dan
dat er, zooals nu, niets dan een paar wanstaltige
volksoploopen hebben plaats gehad, een paar
gemeene standjes, waaronder de terugkeerende
militairen zelf verlegen hebben moeten zijn en
waarover men zich voor vreemdelingen zou
moeten schamen- Bh te Amsterdam, én te
Rotterdam heeft het gemeen nu van den intocht
der mariniers hetzelfde gemaakt wat het Haag-
sche gepeupel in 1874 gemaakt heeft van
's Konings intocht in zijn residentie een
gemeene dronkemansruzie.
Dat is jammer; dat is betreurenswaardig;
dat vernedert het nationaal gevoel in plaats
van het te verheffen
Waaraan is zulk een walgelijk, zulk een
voor 't nationaal gevoel pijnlijk schouwspel te
wijten
Is het niet treurig dat men op dit oogenblik
nog, en al sinds een drietal jaren op de vraag
„is de oorlog die Nederland in Indië voert een
nationale zaak'?" niet weet wat te antwoorden
En toeb dat 't zoo'n ernstige zaak is, zoo'n
zaak die lang duurt, die veel bloed en geld
kost, waarmede zich bovendien 't buitenland
tot O]) zekere hoogte bemoeit, door heeren be
langstellend gadeteslaan, reeds dat moest te
over voldoende zijn om haar tot een nationale
zaak te stempelen.
En zie we weten schier niet hoe we 't
hebben
Hoe denkt de regeering over den Atebin-oorlog
Stelt men er in den Haag ook eenig belang in
of 't uitgeven der lijstjes van dooden en ge
wonden schampschot linkerdij, mattekogel
lelletje van 't linker-oor, doordringende geschoten
wond in de onderlip enz. enz., zoo anatomisch
nauwkeurig dat men er naar van wordt of
dat alles nog lang zal duren, en hoe lang wel
En of men nu vóór dien oorlog is of daarentegen
En of nu nog altoos de eene partij is vóór-
Nederland en de andere partij vóór de Atcki-
neezen en een derde nergens voor?
We hebben de Staatskrant niet nagelezeu
over 't geen zij schrijft nopens de receptie der
mariniers te Amsterdam en te Rotterdam, 't Zon
anders al heel zonderling zijn als daarin gelezen
werd dat die terugkeerende strijders, 't kleine
overblijfsel van 't flinke corps dat in Mei 1873
uitging door 't Rotterdamsch en Amster-
damseh gepeupel bijna doodgedrongen is en dat
zij bij troepjes en hoopjes door steegjes en
omwegen de kazerne hebben moeten bereiken
en zich daar achter massieve deuren beveiligen
voor de omarmingen der broeders die thuis
waren gebleven en die hun patriottisch enthou
siasme bij vaten vol uit Schiedam hadden laten
komen
Is 't niet treurig Is 't niet haast om van
te rillen, als men er ernstig over nadenkt?
En dan de StandaardHoe beangst was dat
blad dat de aankomst der strijders te Amster
dam zou plaats hebben ouder kerktijd of tijdens
't uitgaan der kerkenVerbeeld u 't onstich
telijke dat Neerlands zonen, terugkeerende uit
een hangen, driejarigen kamp in 't verre Oosten
voor Neerlands zaak, en Neexlands eer, juist
terugkeerden terwijl de vrome Amsterdammers
met hun lange gebeden over de bekommerden,
heilzoekenden, uitverkorenen, verdoemden et tt.
q. bezig waren, of stil eu deftig' van die deftige
dingen naar hun woningen terugkeerden?
'tWare al te erg, al te onstichtelijk geweest
En in zekeren zin ja, gewis; want een dolle
dronkemansruzie waarbij zelfs huzaren onderste
boven gedrongen worden is alles behalve stich
telijk.
Maar aan den anderen kant toch, hoe treurig
Waar blijft de nationale geest, waar blijft zelfs
de schijn van enthousiasme voor nationale zaken,
als een gelegenheid om van die dingen blijk
te geven hinderlijk geacht wordt, stoornis van
de vrome Zondags-slaperigheid, of slaperige
Zondags-vroomheid?
Z. M. de Koning heeft per telegram zijn
deelneming en instemming betuigd met de ovatie
te Nieuwediep. Wij vinden dit heel lief van
Z. M. 't getuigt dat dan toch de Koning
notitie neemt van de krijgslieden die ook voor
zijn eer in 't verre land gestreden hebben.
Maar we zouden zoo gaarne do vraag zien
opgelosthoe staat Nederland in de Atchin-zaak
Zoo die zaak niet is een parlementaire kwestie,
maar een nationale zaak, een zaak waarvan
Nederland èn als politiek lichaam èn als natie
de beteekenis en 't gewicht beseft, zou 't dan
niet wenschelijk zijn dat er naar eenheid
en leiding van de beschouwing gestreefd werd.
We hebben nu al tal van inhalingen, ovaties,
feestmaaltijden, en groote en kleine manifestaties
te dier zake gehad. Zij waren officieus, parti
culier, privaat, ze gingen uit van die partij,
of van gene. Iets officieels hebben we nog
niet gezien, 't Is waar, ook zelfs als de Atchin-
oorlog geheel ten einde zal gebracht zijn, is het
niet te vergen dat er een theatrale intocht van
al de deelgenooten aan den strijd zal gebonden
worden. Dat wordt door de omstandigheden
belet. De strijders behooren wat de corpsen betreft
in Indië thuis. Van hier zijn ze in afzonder
lijke troepen vertrokken en voorzoover ze
terugkomen, geschiedt dat ook met troepjes,
als passagiers per particuliere gelegenheid. Maai
er was toch wel iets op te vinden om den
teruggekeerden een bewijs van nationale be
langstelling te geven, zonder gevaar te loopen
van nu en dan zij 't ook niet opzettelijk