ZIERIKZEESCIII COURANT.
voor liet arrondis- >4*. sement Zierllzee.
1876. No. 8. Woensdag 26 Januari. 79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
SCHATGRAVERS.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 16 regels, mits contant betaald, 26 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKÜMIAN.
Er is een tijd geweest dat men meende dat
het mogelijk was om door kunstmiddelen goud
te maken.
De wetenschap had nog niet geleerd dat
goud een element is; men dacht dat 't een
samengesteld lichaam was en hoopte het middel
te viuden om die samenstelling langs schei
kundigen weg te kunnen maken. Zoo ontstond
de alchimie en deze werd de moeder van de
scheikunde. Goud te maken leerde men niet,
maar daarentegen ondekte men toch een schat
van nuttige stoffen en hun verbindingen en
scheiding. Zoo was de goudmakerij toch tot
iets nut geweest, alvorens in 't vergeetboek te
geraken.
Later kwam er een tijd dat men overal naar
verborgen schatten ging graven en de macht
der tooverij te hulp riep om de plekken te
vinden waar schatten verborgen lagen. Na is
't waar dat, vooral in vroegere eeuwen, in
tijden van onrust, oproer of oorlog, menigmaal,
min of meer groote geldswaarden hier en daar
zijn weggestopt om ze tot rustiger tijden te
bewaren en aan de roofgierige handen van
vijand of vriend te onttrekken. Doch zóó menig
vuldig als de schatgravers van vroeger eu latei-
tijd meenden dat dit was gedaan, heeft 't wel
niet plaats gehad. Het is ook waar dat er
van die verborgen schatten meer bij toeval
aan 't licht gebracht zijn, dan er gevouden zijn
op aanwijzing der tooverroede van een schat
graver.
Wat we nu evenwel in herinnering wilden
brengen is dit, dat in den tijd der alchimisten
op één eerlijken zoeker naar den steen der
wijzen, vast wel honderd bedriegers waren. En
evenzeer in den tijd der schatgraven op één
onnoozelen dweper die meende wat te kunnen
vinden, wel honderd oplichters.
De industrie mengt zich overal in zelfs in
't goudmaken en schatgraven.
Nog heden ten dage ziet men iets dergelijks.
Nu zijn 't echter geen alchimisten of schatgravers;
nu zijn 't lui die de kunst verstaan om vast
staande, vastliggende of vastzittende erfenissen
„los te krijgen."
Een „vastzittende" erfenis is zoodanig eene
die op de een of andere wijze den recktmatigen
erfgenamen ontgaan en in verkeerde handen
of wel in 't bezit van den staat is geraakt,
't zij dat tijdeus de boedel-bereddering de erf
genamen niet te vinden waren, niet ernstig
gezocht zijn, niet op de oproeping zijn afge
komen; 't zij ze hun rechten niet voldoende
hebben kunnen staven en daarom afgescheept
zijn; 't zij eindelijk, omdat ze, onwetende of
onnoozele lieden, door anderen zijn bedrogen
die zich de hun toekomende erfenis hebben
toegeëigend.
Men weet wonderbaarlijke dingen te vertellen
van de fabelachtige sommen die op deze wijze
hier en daar in de wereld „vastzitten." Er
zijn weinig verarmde familiën die niet hun
familie-overlevering op dit stuk weten te ver
halen. Romanschrijvers kozen menigmaal zulk
een vastzittend fortuin als stof voor de
intrige hunner werken. Ja, de meening vau
zoodanige verdwaalde schatten is zoo algemeen
ouder het volk verspreid, dat zij niet weinig-
heeft bijgedragen om zekeren wrewel ten op
zichte van de bestaande rijke families te voeden
en te onderhouden, gelijk men dit maar al te
vaak opmerkt.
Er zal dan ook wel eenige grond bestaan
voor een zoo verspreide volksmeening. Men
kan best veronderstellen dat menige rijke fa
milie er huiverig van moet zijn, om in de
papieren van overgrootvader of oud overgroot
vader te gaan snuffelen om de herkomst van
de tegenwoordige fortuin te ontdekken. Menig
aristocraat van onzen tijd zou blozen als het
eens aan 't licht kwam wie toch wel de grond
legger van de fortuin der familie is geweest,
en waar 't geld van daan is gekomen, waarop
hij nu zijn uitnemendheid boven anderen meent
te mogen gronden.
Maar, gelijk er lang niet in iederen akker
of in elk oud huis schatten verborgen liggen,
om de eenvoudige reden dat ze niet overal zijn
begraven en waar ze eens mochten begraven
zijn, slechts bij uitzondering ziju blijven rusten,
zoo is 't ook met de „vastzittende of verdwaalde
erfenissen." Hun aantal is in lang zoo groot
niet als lichtgeloovige mensehen wel meenen.
Zoo gemakkelijk valt liet niet ongestraft schurke
rijen te bedrijven dat het ooit anders dan bij
uitzondering zou gelukt zijn.
Lichtgeloovige luï laten zich evenwel gemak
kelijk het tegengestelde wijsmaken. Vandaar
dat er zoovelen zijn, die, in kommervolle of
althans min ruime omstandigheden verkeerende,
zoo licht uit niet zelden vrij losse familie over
leveringen gaan afleiden dat deze of gene
particulier of de een of andere openbare kas
wederrechtelijk bezitter is van schatten die hun
eigenlijk zouden toekomen en dat zij in de
meening verkeeren dat 't slechts aankomt op
het middel om die onrechtmatige gebruikers
tot liet doen van rekening en uitbetaling dei-
gelden te dwingen, otn van een onbekommerde
toekomst zeker te zijn.
Het ontbreekt dan niet aan lieden die of te
goeder trouw allerlei dwaze en onpractische
raadgevingen doen, waardoor zij de lieden
soms nog op kosten jagen, óf wel die behendig
speculeeren op 't zwak der lichtgeloovige lieden
ten einde op die wijs hun eigen zak te spekken.
Hoe vaak dit laatste geschiedt kan men na
gaan aan de gedurig voorkomende gereehterlijke
vervolgingen wegens oplichting die men in de
dagbladen vermeld vindt. Men weet niet waar
over men zich bij zulke processen meer moet
verwonderen over de brutale bedriegerijen en de
domme leugens dezer soort van oplichters of
over de onbegrijpelijke liehtgelooviglieid der
goede lui die zieh door hen laten plukken.
Trouwens dit soort van bedrog kan doorgaans
vrij stout gedreven en lang volgehouden worden
omdat de lieden die er 't slachtoffer van zijn veelal
niet willen weten voor 't publiek dat zij zulke
zaken aan de hand hebben. Zelfs werken zij
daarom gaarne mede aan het bewaren van een
zekere geheimzinnig-heidt die door de bezorgers
van kwade zaken van hun kant natuurlijk ook
wordt in achtgenomen ten einde aan 't oog
der justitie te ontsnappen.
Wat nu de oplichters aangaat die hun voor
deel zoeken met dat erfenissen losmaken, 't
zijn doorgaans vrij slimme lieden, die eenige
wetskennis bezitten en wier bekendheid met
veel familiezaken zoo schoone als vuile, soms
verwonderlijk uitgebreid is. Maar 't zijn ook
niet zelden lieden die in bekrompenheid hun
cliënten niets toegeven en van welke men met
verwondering vraagt: hoe komen ze aan de
stoutmoedigheid om zich voor chevaliers d'in-
dustrie af te geven
Het kan niet anders dan in 't algemeen
belang zijn dat de kwade practijkeu van zulke
zaakwaarnemers van slecht allooi worden aan
't licht gebracht en gestraft. Beter zou 't
evenwel zijn als zij konden voorkomen worden.
De schade die zulke zaakbezorgers 't licht
geloovige, publiek berokkenen wordt door hun
straf niet hersteld en niet zelden worden zij
nog een soort martelaars bovendien, daar 't
lichtgeloovige publiek, zelfs al is 't bedrogen,
toch niet altoos van den waan genezen wordt „dat
er toch wel degelijk geld van beu zit," zooals
't heet, dat echter „groote honden elkaar niet
bijten," „dat de mindere man geen recht kan
vinden" en dergelijke verkeerde meeningen meer.
Het komt ons voor dat er wel een en ander-
zou te vinden zijn om het publiek beter op
zijn hoede te doen wezen voor de chevaliers
d'industrie, die hun kostje zoeken met erfe
nissen jagen.
Daartoe zou in de eerste plaats kunnen
dieuen een gemakkelijke eu onkostbare gelegen
heid om geholpen te worden aan raad en in
lichting bij rechtsgeleerden en openbare beambten.
De hier en daar bestaande bureaux van con
sultatie zouden in dit opzicht van groot nut
kunnen zijn. Het is toch een erkend feit dat
het schrikbarend dure civiele recht de lieden
vaak terughoudt van 't inwinnen van rechtsge
leerd advies, waardoor menige dubieuse zaak
onafgedaan en menig bedrog bedekt blijft, maar
waardoor ook tevens vele lieden hun illuziën
blijven koesteren, ook al zijn deze volkomen
ijdel en ongegrond. Verder zou 't zijn nut
hebben dat beheerders van oude fondsen, beurzen,
erfstellingen en andere zaken van dien aard,
zooals er vele zijn in het land, op gezette
tijden door 't openbaar maken van een balans,
staat of verslag van de instelling, zoo niet het
gebeele publiek dan toch de rechthebbenden op
de hoogte hielden. Mogelijk zou dan aan 't
licht komen dat sommige van die oude instel
lingen al verwonderlijk afgedwaald zijn van
hun oorspronkelijke bestemming, of wel totaal
doodloopend zijn geworden, even als de Rijn
weleer hij Katwijk in het zand smoorde. Maar
zeker zou dan ook een eind komen aan veel
ongegrond wantrouwen, veel wrevel en veel
kwade praatjes, die nu niet zelden rondloopen
zelfs omtrent zaken die volkomen ricktig en
eerlijk worden beheerd en tot hun bestemming
gebracht.