ZIERIKZEESCBE COURANT. voor liet arroiidis- semeiit Zierikzee. 1876, No, 5. Zaterdag 15 Januari, 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. HANS "WÏCÏÏÏH S E N. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKEA'MAN. BRIEVEN UIT HOLLAND. XXX. M. de Red. Ik zoek naar een uitroep van verwondering om dit epistel aantevangen. Twee heb ik er geslaakt in de verloopen week, toen me uw blad iu banden kwam. Doch zooals dat meer gebeurt, wanneer men iets broodnoodig beeft kan men 't juist niet vinden, wat me thans met die uitroepen ook overkomt. De eerste ontsnapte me na 't lezen van uw flink opstel over den ellendigen staat van 't onderwijs, de tweede na kennisneming van 't artikel Landbouw. Ik weet wel dat de toekomst van ons nationaal onderwijs (laat de zetter er geen christelijk bij improviseeren) dat die toekomst een stikdonkere nacht is, bijaldien men niet ferm de handen uit de mouw steekt, en ook dat we, schoon voor een deel een land bouwend volk uitmakende, nog heel wat te leeren hebben waar 't bemesting of zoo iets geldtmaar ik kan me nog maar niet voorstellen dat ge in de afgeloopen week de week van 2 tot 9 Jan. 1876 zoo gerust kondet gaan schrijven over die der maatschap pelijke belangen rakende onderwerpen, en zoo niets, letterlijk niets liet doorschemeren van wat u te waeiiten staat. Want in ernst, weet ge wel, dat al uw ge schrijf vooral dat over 't goddelooze staats onderwijs en dat over 't landbebouwen in eigen kracht, zonder smeekingen, dat dat alles totaal vruchteloos zal gemaakt worden? Weet ge wel, dat al uw werkeu voor meer dere verlichting, voor de voortplanting van zooals gij 't gelieft te noemen gezonde begrippen over maatschappij, huishouding, Staat, Kerk, School, etc., dat al dat werken binnenkort met één slag zal vernietigd worden Datalzoo ook uw blad ziju raisoil verliezen zal? Maar weet ge dan niet dat 't bazuingeschal door de gansche wereld heen klonk en nog klinkt op den oogenblik, waarop ik u deze letteren schrijf O, laakbare ontwetendbeid, zoo ge 't niet wist en das door bleeft hollen op 't oude pad O, verwenschte onverschilligheid, zoo ge 't wel wist en toch bleeft volharden op den kwaden weg! Met geeselslagen zal men u straffen. Geen pyn te groot voor die liberalistische zelfgenoegzaamheid, geen christelijke foltertui gen te ijselijk voor die tarting van 't gericht, dat aanstaande is Ge weet wat bidstonden zijn. Op zekere tijden b.v. in groote droogte, bij te veel regen, in watersnood, in oorlog en 'k geloof ook hij vrede roept de Hervormde Kerk haar leden saam om 't tegengestelde te bidden van wat er op dien dag te veel is, - neen, dat zal 't bij vrede toch niet zijn. Ofschoon nu niemand gelooft dat 't zal helpen, volgt men toch die gewoonte, die oud en eerwaardig is en waaraan dus de Kerk ten zeerste gehecht blijft. Behalve bij zulke algemeene nooden bidt men nog bij wijlen voor een zieken broeder of zuster, wat tot grooten roem verstrekt van de nabestaanden, die na 't sterfgeval in een reuk van vroomheid daarheen wandelen. Na deze voorbereiding verzoek ik u een bidstond te denken, niet maar in één kerk gebouw, ook niet iu één uitgestrekt, maar toch altijd nog een zeker beperkt gebied, maar een bidstond over alle landen der aarde, in alle werelddeelen waar geloovigen wonen, met Amerika en Engeland aan de spits. Nog eens, niet maar een bidstond van één gebed, van éénen morgen of avond, ook niet van een etmaal, maar een bidstond van acht dagen lang, van Zondag tot Zondag. Voor 't laatst: niet een bidstond voor regen, of dooi, of warmte, of voedsel, niet maar voor éénen nood van 't menschelijk organisme, maar een bidstond voor alle geestelijke en lichamelijke nooddruftigheden van 't gansche menschelijke Hervormde geslacht. Oef! wat zijn die definities toch moeilijk Nu doe 'k zoo mijn best tot juist omschrijven en daar vergeet ik dat er óók bevolen is te bidden voor Israël, Mohammedanen en Heidenen, die maken zeker de rest uit. Ziehier 't programma Zondag 2 Jan. Prediking over de liefde Gods, volmaakt in hem, die zijn woord bewaart. I Joh. 2 5. Maandag 3 Jan. Dankzegging en Schuldbelijdenis: Terugblik op 't verloopen jaar. Dinsdag 4 Jan. Gebed voor de gemeente van Christus; voor de jeugdige leden, voor de eenheid der ware geloovigen, voor 't wegnemen van ketterijen, de vermeerdering der godzaligheid en een dieper inzicht in de beteekenis en meerdere ervaring van de kracht des evangeliums. Woensdag 5 Jan. Gebed voor huisgezinnen; voor ouders, die God vergeten, voor verloren zoons, voor kinderen op de scholen (voor christelijke scholen en alle 4) inrichtingen van onderwijs), voor we duwen en weezen, voor kinderen in den vreemde, voor huisgezinnen in rouw. Donderdag 6 Jan. Gebed voor de Overheidvoor leger en vloot, voor nationale welvaart, voor liefdadige instel lingen, voor gevangenen en misdadigers en voor hen, die in ellende zijn. V r ij d a g 7 Jan. Gebed voor de Zending voor Israël, Moham medanen en Heidenen. Zou 't epitheet christelijk hierop niet van toepas sing zijn? Naar TJeber Land und Meer. Gewis is er nooit een schrijver geweest die een zoo veel bewogen leven geleid heeft als de beroemde Duitsche feuillitonist, romanschrijver en vooral merk waardige oorlogs-correspondent Hans Wachenliusen. Geen mensohenleven zoo rijk aan handeling, aan koortsachtige bewegelijkheid 1 als dat van dezen tijd genoot, die sinds ruim twintig jaren, de wereld in alle richtingen doorkruisende, schier in alle belang wekkende scènes van het wonderlijke drama der geschiedenis deelgenomen en daarbij een werkzaamheid als schrijver ontwikkeld heeft, zooals men zelden aantreft bij letterkundigen die de stille studeer-kamer nooit verlaten. De zucht om te zwerven zat reeds vroeg in Wachenliusen. Hij begon zijn reizen met een langen tocht door Zweden, Noorwegen en Lapland en bij deze gelegenheid leed hij met een Finsch vaartuig schipbreuk tusschen de Noordkaap en ICaap Noordkei 11. Daarna begaf hij zich naar IJsland. Zijne aauteeke- ningen betrekkelijk die reizen zijn hier en daar verspreid en nog niet verzameld. Toen de oorlog aan den Donau uitbrak, het voorspel van den Krira- oorlog, begaf hij zich naar het Turksche leger en vergezelde de Turksche troepen gedurende de gevechten aan den Donau. Toen deze tot ontzet van Silistria oprukten, verliet hij de bataljons en voer in een boot den Donau af. Hoewel hij onder geleide was van een Turkschen redif (een man van de landweer), liet Istnaël Paclia, de dronken bevelhebber van de Ar nautische bezetting van Nicopolis, hem gevangen nemen, ofschoon zijn papieren volmaakt in orde waren. Hij werd verdacht een Russisch spion te zijn, voor een even als de Pacha dronken krijgsraad gebracht en tot den kogel veroordeeld, op grond van een dagorder van Oraer Pacha, luidende dat allen die met de wapenen in de hand gevat werden op staanden voet moesten doodgeschoten worden. Te vergeefs wachtte Wachen liusen op de aankomst der bataljons van welke hij zich gescheiden had. Alleen door de aankomst van een ordonnans-officier van Oiner Pacha, een Hongaar, werd hij gered de bataljons toch hadden ondertusschen een andere marschorder gekregen en den weg naar den Balkan ingeslagen. Gedurende den strijd voor Sebastopol werd Wachen liusen ernstig ongesteld naar het Duitsche hospitaal te Konstaiitanopel gebracht. Toen hij weder hersteld was vertrok hij naar Parijs, waar men met de vredes onderhandelingen bezig was, en van waar hij zijn eerste Parijsche schilderingen (//Das neue Paris") en eenige kleine in den vorm van feuilletons gestelde schetsen van het Parijsche leven de wereld inzond, wanr zij honderdduizenden koopers vonden. Van Parijs uit deed hij zijn eerste reis door Spaijje naar Afrika en schreef toen zijn //Reisebilder aus Spanien". Zijn oorlogsberichten uit den Krim-oorlog baarden groot opzien en deden hem zijn sporen verdienen. Als resultaat van zijn eerste reis door Afrika verscheen zijn roman //Rom und Sahara", die drie drukken beleefde. Plet uitbreken van den royalis- tischen opstand in Neufchalel riep hem naar Zwitser land, waar hij, als Pruis, in een tweegevecht met een bondsoffieier gewikkeld werd. Ook deze revolutie schilderde hij in een roman: //Neuenbnrg und die Schweiz", Zijn reis door Zuid-Italiö en zijn lang durig oponthoud in Napeh beschreef hij evenzeer in veelgelezen boeken. Het jaar 1859 vond hem weder in Italië, in het hoofdkwartier van den Veldmaarschalk-luitenant Giulai, met hetwelk hij al de ongelukkige gevechten, van Montebello tot Solferino, bijwoonde. Gedurende den slag van Magenta werd hij vermist, daar hij, onder vluchtende troepen geraakt, van liet leger afgedwaald was. Zij naam werd op de lijst der verliezen inge schreven, en Hacklander die zich destijds ook in die streken bevond, ontstelde niet weinig toen hij hem bij den terugtocht naar den Mincio, onverwachts wederzag op de Piazza Bra te Verona. Wordt veroolgd).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1