ZIlRIkZILSllll COURANT
voor het arrondis- seinent Zierihzee.
1875. No. 99. Zaterdag 18 December, 78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
STATEN-GENERAAL.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TI EN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEiVÜIAlV.
BRIEVEN UIT HOLLAND.
XXIX.
M. de Red. Terwijl onze Tweede Kamer
zich bezig houdt met de slaatsbegrooting, die
met de gebruikelijke eerbewijzing begroet wordt,
beeft de Minister van Finantiën, overtuigd van
de weinige belangstelling, die dat jaarlijks
tournooi in werkelijkheid verdient en gedreven
door de zucht aan zijn vaderland nuttig te
zijn, misschien ook wel doch dat is
slechts een vermoeden om wat afleiding te
geven en de oogeu af te wenden van 't drie
manschap Rijnspoor-Heemskerk-Tweede Kamer
hoe dan ook, de heer Van der Heim heeft
ons begiftigd niet een wetsontwerp tot heffing
van accijns op tabak in ruil voor dien op
't geslacht.
Belastingen zijn uit den aard lastig lastig
voor 't volk dat ze opbrengen moet en 'k zou
zeggen, nog lastiger voor de beffers. Nu men
echter eenmaal niet zonder belastingen een
staat kan organiseeren, heeft men althans te
zorgen1°. dat ze tot een minimum worden
gebracht en 2°. geheven worden evenredig met
't vermogen der inwoners.
Zoo eenvoudig deze beginselen schijnen, zoo
zwaar wordt er althans tegen 't tweede
gezondigd. Vandaar de onophoudelijke roep om
belasting-hervorming. En in de moeilijkheid
van deze zonde te ontgaan schuilt de oorzaak
van den vroegtijdigen dood onzer Ministers van
Finantiën, terwijl we langzaam maar zeker een
toekomst tegengaan, waarin geen enkele zal
kunnen gevonden worden die den Augiasstal
reinigt eenvoudig dewijl na zoovelen nie
mand zich meer aan een poging wagen zal.
Een korte blik op onze belastingen zal de
reden duidelijk maken.
Er worden accijnsen geheven o. a. van
vleeseh, zout, zeep en azijn, die alle zijn af te
keuren. Die op het vleeseh drukt niet alleen
een onzer eerste en meest begeerde voedings
middelen, dat reeds bijna onverkrijgbaar is voor
den minderen burger en den werkenden stand,
maar deze accijns werkt als een premie op den
uitvoer, wat allerminst de bedoeling is geweest
bij zijn ontstaan.
Van de accijnsen op zout, zeep en azijn kan
men met volle recht beweren dat ze 't zwaarst
drukken op den arbeidenden stand. Een werk
man die in zekeren tijd een K. 6. zout of
zeep verbruikt, betaalt evenveel belasting als
een gegoede, die in denzelfden tijd evenveel
zont of zeep voor zijn behoeften noodig heeft
wat natuurlijk onrechtvaardig is, niet dat
ze evenveel gebruiken, maar dat de staat daarom
van ieder evenveel eiselit. Bovendien betaalt
die werkende stand ook reeds de belasting op
't gedisteleerd men mag zeggen naar volle
verkiezing, maar dat verandert 't feit niet.
Met de personeele belasting is 't 'tzelfde:
de onbemiddelde betaalt betrekkelijk meer dan
de rijke. Zegel-, registratie- en hypotheek
rechten zijn struikelblokken, in 't bijzonder
voor den minderen man die recht zoekt. Bo
vendien en dat is nog vrij wat erger
belemmeren ze de vrije circulatie van 't kapitaal,
dat niet in effecten belegd is.
't Patentrecht eindelijk heeft reden van bestaan
verloren, dewijl 't als vergoeding werd ingesteld
voor de vrijheid tot uitoefening van een of
ander bedrijf, welke vrijheid thans niemand
betwist en waarvoor men dus ook geen ver
goeding' behoort te vorderen. Bovendien werkt
't patentrecht uiterst onbillijk. Het treft
een recht nog al bij voorkeur de nijverheid
en laat den geheelen landbouwersstand vrij.
Niet dat ik dien zou willen dwingen tot 't
nemen van een patent, maar 't heele patent
recht beschouw ik als een anomaliteit in onze
eeuw.
Al deze belastingen wachten op intrekking,
herziening of uitbreiding, 't Is een algemeene
klacht die door iederen Minister bij de aan
vaarding der portefeuille beaamd wordt, dat
ons belastingstelsel schreeuwt om radicale her
vormingen, terwijl 't niet minder algemeen
bekend is dat nog slechts één enkel persoon
een stonten stap gewaagd heeft tot een beteren
toestand. Die enkele is wijlen Minister Blussé.
In 1872 heeft deze toegegeven aan wat met
recht een eisch des tijds genoemd wordt. Als
de belastingen verkeerd werken, doen ze dat
alleen door dat de arbeidende standen en de
nijverheid onevenredig zwaar gedrukt worden,
't Zal dus steeds 't streven moeten zijn die
te verlichten, desnoods ten koste der vermo
genden. Daarop nu is geen ander middel dan
de kapitalen te treffen, die we verdienen of
die we knippen van effecten, welke zich tot
heden in een bijna onbeperkte vrijheid mogen
verheugen, of die we erven.
Op het liberale programma van de laatste
tientallen jaren stond bovendien steeds hervor
ming in belastingzaken bovenaan en daarmee
werd wel degelijk een hervorming bedoeld in
den aangeduiden zin, terwijl de publieke opinie
zich voor een inkomsten-belasting verklaarde.
Welnu, een inkomsten-belasting werd inge
diend en 't land, vertrouwende op de liberale
partij, die thaus door een der baren voorgegaan
werd in voldoening aan 't uitgesproken ver
langen en niet anders denkende dan dat die
partij een ministerie, waarin Thorbecke
voor 't laatst zitting had, steunen zou met
al de kracht noodig tegen de verbonden tegen
partijen het land zag zich bedrogen in zijn
hoop. In een eindeloos debat werd het maar
al te duidelijk dat de liberale partij, die de
inkomsten-belasting bij haar geboorte met ge
juich begroet bad, thans geroepen tot bescher
ming van 't wicht, niet genegen was die te
verleenen. Ieder barer leden had een eigen
plan in 't hoofd dat hij in 't ter tafel liggend
ontwerp wilde terug vinden, wat natuurlijk
onmogelijk was. Een der besten stak nog een
plank tot redding uit niets hielp, het indi
vidualisme stootte alles weg, ook de wet zelf,
het ministerie trad af en de liberale partij,
onbekwaam tot grondige behandeling van een
wetsontwerp, naar haar beginselen ontworpen,
zag zich 't roer aan de hand ontglippen.
Schijnbaar dreef ze weer boven onder 't ministerie
De Vries, doch 't was slechts schijn: tot heden
is 't baar niet gelukt zich overwicht te geven.
De slag in '72 door de liberalen aan de liberale
partij toegebracht, is nog zichtbaar evenals bet
gevolgbestendiging van een belastingstelsel
dat aan groote erkende gebreken lijdt, thans
nog gevoeld en met den dag erger wordt.
Een doortastende maatregel tot herziening is
sinds dien tijd niet genomen. Het volgende
ministerie verklaarde de Kamer eenvoudig incom
petent tot een rationeele oplossing der kwestie.
Niemand zal de Kamer thans reeds die ver
klaring van onbevoegdheid willen ontnemen.
Ze toont nog evenveel legislatief onvermogen
als in de dagen van '72. Daarom zal een
Minister van Finantiën zich wel driemaal be
denken eer bij de spa in den grond zet. De
beer Van der Heim althans wil 't op kleine
schaal gaan probeeren.
Oogenschijnlijk is 't een schoon denkbeeld
een voedingsmiddel te ontlasten en den afge
nomen last te leggen op een artikel van weelde.
En wanneer in ons land geen tabak werd aan
gevoerd en verbouwd dan voor ons de bewoners
alleen, zou niemand er iets tegen kunnen in
brengen - uitgezonderd wellicht de Minister,
die klagen zou dat in zoo'u geval een tabaks
belasting geen voldoend equivalent opleveren
kon en derhalve niet ter spraak behoefde te
komen.
Thans echter staat de zaak anders. Nederland
heeft juist door zijn vrijheid in 't artikel tabak
een enorm debiet gekregen. Duizenden vinden
hun brood in den omzet en de verwerking van
dit gewas en zeer zeker zouden die een goed
heenkomen dienen te zoeken als men een
accijns invoerde die hooger is dan hij onze
naburen. Wat zon dezen dwingen om bier
hun inslagen te doen? Immers de eenige
reden lagere prijs zou dan vervallen en
't eenige profijt dat wij er van zonden halen
is de verdrijving van talrijke arbeidskrachten
naar 't buitenland, dure tabak en gestadige
vermindering van opbrengst der accijnsen.
En dat driedubbel verlies is wezenlijk te
duur tegenover de enkele centen die we op
een K. Gr. vleeseh zouden uitwinnen
10 Dec. '75.
-V.-
TWEEDE KAMER.
Zooals wij iti ons laatste Kamer-overzichtje ver
moedden dat het met Hoofdstuk V en daardoor ook
met dit kabinet Heemskerk gaan zou, is het ook ge
schied. Hoofdstuk V is met 52 tegen 24 stemmen
aangenomen. Het is ondertusschen zeer verblijdend
dat er althans door de aanneming van de amende
menten Moens door de Kamer eenig teekeu van leven
voor het volksonderwijs is gegeven. De hoofdzaak,
n.l. dat de Minister uit den hoek zou komen om te
verklaren hoe zijn kabinet ten opzichte van de onder-
wijs-zaak staat, heeft men niet afgedaan kunnen krijgen.
De Minister heeft zich gebogen en gewend, gekromd
en gedraaid, maar de vragen waar alles op aan kwam
heeft hij niet beantwoord. Zoodat de staat van zaken
in zoover dezelfde blijft, n.l. dat we hebben een
kabinet dat opgetreden is onder meest intense hitte
van den strijd om de school; dat door de clericaleu
van beiderlei kleur is gesteund met al de kracht die
in hen was en zelfs met wapenen, die zij niet gaarne
als de hunne zouden erkeuneu nadat ze gediend hadden