voor liet arrondis-
seiient Zlerikïee.
1875. No. 98. Woensdag 15 December. 7@ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Vrouwenvereniging ter opleiding
van dienstboden.
t
ziiiiik msiiii; courant.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VEIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDA GEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Dijblad 10 cent.
PEIJS DEE AD VEETEN TI EN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag- voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIiENMAN.
In 't Weekblad Ons Streven vonden we een artikel
dat ons te belangrijk voorkwam om 5t niet in zijn
geheel over te nemen. Eed.
Can anything be more absurd than
keeping women in a state of ignorance,
ancl yet insist on their reristing temp
tation? John Knox,
Zou het niet van zeer groot belang en zou het
niet mogelijk zijn, dat alle Nederlandsche vrouwen
zich vereenigden om gezamenlijk de opleiding dei-
toekomstige dienstboden ter hand te nemen
Op de vraag of liet van belang is, vinden we het
antwoord in den bestaanden toestand. 1. Er zijn
geen dienstboden genoeg, getuige die tallooze adver
tenties, waarbij zindelijke, fatsoenlijke, nette, ordelijke,
van goede getuige voorziene keuken-, kinder- of
werkmeiden te vergeefsgevraagd worden. 2. Het
gehalte laat veel te wenschen over. De bewijzen
hiervoor? Ach, vraagt het de eerste de beste huisvrouw,
die ge ziet, en hoort Kaar klagen over onkunde,
onwil, brutaliteit, slordigheid, oneerlijkheid, ó'Uver-
schilligheid zedeloosheid, enz. enz. Tegen eene, die
zeer ingenomen is met haar gedienstige, slaan velen
die klagen en die alle recht hebben tot klagen
althans in de groote steden wordt menig huiselijk
leven verbitterd door het getob met ongeschikt dienst
personeel.
Nu is het zeker dat er meesteressen zijn, die zeiven
de schuld mede dragen van een verkeerde verhouding
tusschen haarzelve en hare ondergeschikten de
eene heeft geen slag van geven en nemen eu vergeet
dat de dienende geen machine, maar een vrij en
zelfstandig wezen is en moet blijveneen tweede
weet zelve niet recht, hoe zij hare huishouding ge
regeld wil hebben en eischt dus iets onmogelijks als
zij verlangt, dat regel en orde door de ondergeschikten
bewaard zullen worden, daar waar al de huisgenooten
wanorde helpen scheppen; een derde doch waar
toe deze opsomming? al is het een feit, dat niet elke
huisvrouw doet zooals zij doen moet, en dal lang
niet allen hare ernstige levenstaak goed opvatten
niemand zal beweren, dat de tegenwoordige treurige
toestand te wijten is aan de huisvrouwen. Integendeel,
velen dezer doen wat zij kunnen om niet alleen hare
bedienden in alle opzichten het leven to veraangenamen,
maar ook om door haar zedelijken invloed de jonge
onervarenen op het rechte pad te houden of te
brengen. Maar helaas! de meeste dergelijke pogingen
lijden schipbreuk op allerlei klippen. Tal van teleur
stellingen zijn meestal het deel van de vrouw, die
zich met hart en ziel wijdt aan de taak om door
lektuur, goede woorden, vriendelijke hulp en gepasfcen
raad, betere grondbeginsels aan te kweeleen bij vol
wassen personen de wereld daarbuiten behoeft
slechts even haar ellendig klatergoud te doen blinken,
of de beste voornemens versmelten als sneeuw voor
de zon. Een gezegde van deze of die daarbuiten,
dat het ergens anders voordeeliger is, dat er minder
werk, meer verval, meer vrijheid of wat dan ook te
vinden zal zijn, is niet zelden voldoende om zonder
eenig verder onderzoek eene meid ontevreden te
stemmen en naar verandering te doen verlangen.
Bewijs haar, dat ze verkeerd oordeelt morgen of
overmorgen komt hetzelfde proces terug en eindelijk
is men zelve natuurlijk niet meer geneigd om iemand
in dienst te houden, die toont zoo weinig hart voor
n te hebben. En dan verruilt men deze voor die,
en die voor een ander en gaat niet zelden van kwaad
tot erger, tot men eindigt met den wensch//ach,
dat we 't buiten bediening konden stellen."
Maar al wordt deze wensch dikwijls uitgesproken
en al. wordt die in zeker opzicht gemeend in
den grond der zaak sluit die verzuchting toch slechts
in: //.ach, kon ik goede dienstboden krijgen," want
de inrichting onzer huishoudingen maakt hulp geheel
onmisbaar.
Wij. moeten goede ordentelijke dienstboden in vol
doend getal hebben.
We zien dat ze er niet meer komen zooals vroeger.
Toen voedde de,zoogenaamde kleine burgerij hare
dochters op tot dienstboden, de moeders zorgden er
voor, dat de meisjes niet, alleen knap in de kleeren
zaten, maar ook dat zij het werk kenden, waarvoor
zij zich aanmeldden. Langzamerhand echter vroegen
deze zich af: kunnen onze meisjes niet wat hoogerop
en jak en rok werden uitgetrokken, de mutsjes afge
zet en in plaats van uit dienen te gaan en meid te
heefcen zochten zij andere baantjes voor de dochters,
die nu met opgemaakt haar en japonnetjes aan, den
titel van juffrouw kregen. Of zij er daarom beter
aan toe zijn en er gelukkiger door werden
Wie zal liet zeggen? maar wie er onder lijden zijn
.zij, die aan de goede diensten van fatsoenlijke meisjes
gewend, nu hare helpsters moeten zoeken uit de
achterbuurten. Voortaan geene sprake meer van
medewerking van den kant der ouders in plaats
dat de moeder helpt zorgen, dat de dochter nauw
keurig haar plicht betracht, en dat van huis uit
liet dochtertje neergezet word, als zij uit wispelturigheid,
opvliegendheid of welke oorzaak ook haren dienst wil
verlaten, is zij het niet zelden, die de meisjes stijft
in hare verkeerdheden. Dan ergeren de meesteressen
zich met recht, doch als men billijk is, moet men
wel tot de erkenning komen, dat er niet veel beters
te wachten is van eene zoo onontwikkelde moeder.
Zij was bij goeden wil blijkbaar niet bij machte
haar kind op te leiden tot de dienstbode, die wij
noodig hebben en niet zelden ontbreekt zelfs de
goede wil.
Wie moet het dan doen? Moet het maar zoowat
aan het toeval worden overgelaten zooals thans
Of is wel ieder het met ons eens, dat men nu al
duidelijk genoeg heeft gezien, dat het op deze wijze
niet gaat?
Is dit het geval zouden dan wij, Nederlandsche
huisvrouwen en moeders uit alle standenniet de
handen ineen slaan en zeiven de meisjes de zoo
noodzakelijke opleiding trachten te geven
Is het mogelijk?
Werd er een bijeenkomst belegd over deze vraag
en spraken daar alle vrouwen vrij uit, van vele
kanten zou men hooren//dat er niets bij uit komt,"
dat men het probeerde, maar //er slechts ondank van
inoogstte," dat de meisjes, //zoodra ze wat geleerd
hebben weggaan dat ze toch niet leeren willen
dat de ouders altijd eer tegen- dan meewerken of
wat dan ook.
Maar hoevele dergelijke argumenten er ook mochten
worden aangevoerd dit bewijst niet genoeg om
eene algemeene verklaring te krijgen, dat de opleiding
der dienstboden in het gezin eene onmogelijkheid
zou zijn.
Ten eerste is iets wat op groote schaal wordt aan
gepakt, anders dan eene kleine, niet steeds geheel
goed doordachte proefneming en ten andere worden
enkele persoonlijke ondervindingen wel eens niet altijd
in het ware licht geplaatst. De meesteres, die een
meisje iets leerde en inmiddels van haar dienst ge
bruik maakte, eischt wel eens, zooals ieder weet,
wat heel veel dankbaarheid voor hare lessen.
Maar schoon wij niets willen afdingen op veler
meisjes //snoode ondankbaarheid", dit verandert niets
aan het feit, dat wij ordentelijke dienstboden noodig
hebben, dat deze hoe langer hoe moeilijker zijn te
krijgen en dat er dus wel een ernstige poging mag
worden aangewend om verandering te brengen in een
staat van zaken, die een zoo grooten invloed uitoe
fent op ons huiselijk geluk.
Komt er eene Nederlandsche vrouwenvereniging tot
opleiding van dienstboden in het gezin tot stand,
dan is er deelneming noodig van personen uit alle
standen. Wij bedoelen niet alleen van hen, die
meisjes nemen, maar ook van hen wier dochtertjes
tot dienstboden zullen worden opgeleid.
Daarom moet de zaak aan beide kanten zichtbare
voordeden opleveren, zoodat liet wederzijdsch belang
de drijfveer zij, die beide partijen doet zorgen, dat
de te maken bepalingen stipt worden nagekomen.
De ouders moeten voelen, dat de maatschappij het
werkelijk belang hunner meisjes beoogt en in de
gezinnen moet men steeds bespeuren, dat de ouders
meewerken om de leerling-dienstbode het goede voor
te houden.
Dit is een van zelfspraak. De zichtbare voordeelen
voor beide partijen moeten zijn, dat de kindeven, die
op twaalfjarigen leeftijd de lagere school verlaten, op
haar -zestiende of zeventiende, knap opgeleide meisjes
zijn, die het op de school geleerde hebben onderhouden
die kunnen mazen, naaien en verstelleneen beetje
strijken en de wasch opdoen; die tafel kunnen dekken
weten 'hoe de verschillende huiselijke werkzaamheden
moeten worden aangepakt en die, in ééu woord, zoo
handig en bruikbaar zijn, dat ieder haar gaarne in
dienst neemt.
Alle deze zaken moet ieder meisje kennen en kunnen
zij in iedere huishouding leeren. Vele meisjes ont
vangen thans reeds op dergelijke wijze hare opvoeding
onder de leiding van goede meesteressen en degelijke
volwassen dienstboden, maar in tal van gezinnen wordt
de leerling geëxploiteerd en slechts gebruikt als werk
kracht om b.v. boodschappen te doen en den ganschen
dag langs de' straat te slenteren in groote steden
.de grond tot het verderf der jonge meisjes. Zij zien
en hooren niet alleen veel, dat haar niet dienstig is,
maar de zin voor netheid en huiselijkheid gaat ver
loren, tegelijk met den lust om iets te leeren. De
straatslenter zal wellicht nauwkeurig uwe boodschappen
doen, maar zal stellig nooit een bestendig meisje
worden, dat goed vooruit komt en goed leert, wat
haar noodig is te weten. En in vervolg van tijd wordt
zij die onmogelijke volwassen dienstbode die zich
voor alles uitgeeft, niets kent en met elk kwartaal
van den eenen dienst in den anderen sukkelt.
Maar behalve dat velen die kleine meisjes te veel
laten rondslenteren, zijn er toch tal van meesteressen
die geheel niet bedenken, dat de jeugd beslist over
het leven en die dus door onnadenkendheid het kind
in een geheel verkeerde richting sturen. Zoo b. v.
is snoeplust een kwaad, dat en terecht zeer kwalijk
genomen wordt zou verbieden en straffen echter
wel veel vermogen tegen de brandende begeerte om
eens even te proeven, hoe al dat lekkere eu vreemde
smaakt? Het is het lot van menig kind om allerlei
goede zaken te koopen, te ruiken eu er niet van mee
te proeven, iets wat wel moet leiden tot verbittering.
Doch waartoe betoogd wat geen betoog behoeft?
we weten het allen, dat de kleine meisjes niet ge
regeld worden opgeleid, dat deze in den regel niet
als kinderen beschouwd worden en dat ze dus ook,
zeer eigenmachtig handelend, huurcontracten sluiten,
verbreken en weer vernieuwen, al naarmate het haar
goeddunkt. Er is geen wet, geen band, geen bepa
ling die haar bindt zij hebben er voordeel noch
belang bij of zij langer of korter ergens blijven en
volgen dan ook meestal den inval van het oogenblik
op om dezen dienst te verlaten en zich voor dien
aan te melden.
De vereeniging zal in dit alles verandering moeten
brengen. De leden zullen zich moeten verbinden om
het kind, dat de school verlaat, met overleg der ouders,