Onze Leestafel. gereed is en dan zal uiv prefect zijn soldaten zenden om uw idool omver te halen, zoodat uw chere France in stukken en brokken valt op de keien. Leve de Republiek! Zie den ouden Thiers, eens de vereerde en vertrouwde president dier republiek, haar redder uit de geldelijke zorgen haar op den hals geschoven door haar laatsten keizer, zie hoe hij als ter sluiks hier en daar nog met een enkel woord durft reppen van de republiek, 't Is wezenlijk veel dat hij dat doen magware Mj 't ook niet, Thiers, men zou hem den praatzieken mond wel dichtstoppen. Leve de RepubliekZie den eens zoo vurigen Gambetta, die zoo menigmaal in geestvervoering dien kreet heeft uitgeroepen, die een kleine poos met dien kreet in den mond Frankrijk doorrende van 't eene eind tot 't andere om 't te bezielen met wat vuur van den gloed die in hem blaakte, hoe is hij voorzichtig geworden, hoe heeft hij den koers meer rechts ge houden, al meer en meer afwijkende van de linkerzijde. Wel is hij nog niet aan den rechteroever verzeild, maar toch is hij al reeds in een vaarwater waar hij een zeer vreemd figuur maakt. Eó dat alles om de republiek toch niet te compromitteeren. Niemand gelooft meer in Frankrijk aan de repu bliek. Men gelooft evenmin aan 't keizerrijk; maar wel is 't alsof men gevoelt dat het keizerrijk eiken dag meer nadert als een fataliteit die niet af te wenden, als een ontknooping die niet te keereti is. 't Is of ieder 't gevoelt dat de eigenlijke man die dc beslissing in handen heeft. Rouher is, de zooge noemde ex-vicekeizer, de man die zooveel invloed heeft op een groot deel der natie, zooveel talent en volharding om te werken voor 't geen zijn doel, zijn levensdoel is, zulk een geheimzinnige macht schijnt te bezitten dat niemand hem aandurft als hij openlijk met de republiek den spot drijft en alles voorbereidt op de terugkomst van de dynastie, die Frankrijk tweemaal zulk een vveeselijke vernedering bereidde 11a zooveel schijn, de eerste maal Waterloo, de tweede maal Sedan Waarlijk als men let op de teekenen des tijds, dau wordt men geneigd uit te roepen: bij Sedan is 't keizerrijk niet gevallen, slechts een zeer tijdelijke schorsing is toen begonnen en met Napoleon IV zal 't weldra herleven om wellicht binnen een menschen- Jeeftijd ergens nogmaals iets als Waterloo en Sedan te ontmoeten. Hoe dat alles mogelijk is, bij een natie als de Fransche? Juist omdat het een natie is als de Frausche. Ware Parijs nog Frankrijk, dan was 't wat anders. Maar sinds 't eerste plebiscit, toen 6 millioen stem men den prins Louis Napoleon machtigden tot zijn tweeden December, en sinds 't herhaaldelijk gebleken is, hoe Frankrijk wel door enkelen zijner zonen aan de spits der natiën kan staan maar in zijn massa veel lager staat dan nagenoeg alle staten van Europa, sinds dien tijd vermag noch Parijs, noch Lyon, noch Marseille 't geheele lichaam meer te beheerschen. De republiek moge in naam bestaan, Frankrijk is niet republikeinsch, de massa der natie is daar te onontwikkeld, te dom voor. De massa is in merg en been nog bonapartistisch monarchaalze is boven dien omspannen met een dicht netdpor ultramontaansche zielen-visschers geknoopt en vastgehouden, zoodat er geen liberaal idee door kan slippen ora toegang te vinden tot deu boezem der natie. Wij achten de onderstelling volstrekt niet te ge waagd dat er, op dit oogenblik zelfs, in geheel Frankrijk nog geen 100000 personen zijn die zelfs maar half en half weten hoe de zaken van '70 en '71 eigenlijk in elkaar zitten. De natie kan noch zal zich wreken op 't keizerrijk omdat het de zonden van het laatste tijdperk der regeering van den derden Napoleon igno reert. Dat is Frankrijks grootste ramp, dat de natie haar eigen toestand iguoreert uit onvatbaarheid om dien te beseffen. En daartegenover vindt de natie in haar tegenwoor dig gouvernement niets dan aarzeling, halfheid, intrigue; de eenige man die nog naar den schijn een man uit één stuk is, Mac-Mahon, welnu dat is een maarschalk van 't keizerrijk, die 't geluk had voor de ure van Sedan zwaar gewond te worden, en daardoor alleen ontsnapte aan 't noodlot van de capitulatie te moeten teekenen. Die aarzeling en die halfheid zijn voor 't overige wel te verklaren. De hoofden weten zeer wel met welk een onwetende, onzelfstandige massa van werk tuigen, gvootendeels ter beschikking der geestelijkheid, zij te doen hebben. Zij beseffen dat een stoute greep wellicht 't arme land in vuur en vlam kan zetten; ze zijn te nobel om dit te willen; van daar dat ze nit omzichtigheid zwak en inert worden, uit bereke ning zich zelveu en hun idéé tot nul reduceereu. Waarmede heeft de Fransche politiek zich sinds vijf jaar bezig gehouden? Met 't stellen van alter natieven. Nu 't eene dan 't andere alternatief. Nu een nationale of een constituante, dan een president met een mandaat of een tijdelijke ledepop, dan weder constitutioneele wetten of geen constitutioneele wetten, ten laatste scrutin de liste of scrutin d'arrondissement. Altoos raadsels van «onder" of «boven", «kruis" of «munt," De fundamenteele ideeën durft niemand aan. Het leve de Republiek! houdt ieder binnen. Men aarzelt, men wacht, wat wacht men? Men wacht op Rouhev met zijn coup d'état, met een anderen 2e December, en dan zal men andermaal schreeuwen Leve de keizer Maar, zal men vragen, waarom verontrust gij u daarover? Is de Fransche natie niet vrij in de keuze van eeu regeeringsvorm Wij antwoorden hierop dat het ons ook volkomen overschillig zou zijn of de Fransehen riepenleve de Republiek! leve de keizer! of leve de koning! Wij meeuen zelfs dat in zekeren zin Frankrijk ge lukkiger zou zijn onder een keizer, ai was hij zooals Napoleon III, dan onder een gouvernement van twijfelenden in hun eigen ideeën. In menig opzicht zijn de jaren van '52 tot '70 niet zoo kwaad geweest voor (ie Fransche natie, vooral wat stoffelijke wel vaart betreft. Maar er moet niet over 't hoofd gezien worden, dat in deze dagen 't keizerrijk nog wat anders zou zijn dau een monarchaal gouvernement onder een nieuwen Napoleon. De Napoleons vertegenwoordigen, helaasniet enkel meer de monarchie, zij vertegen woordigen iets als de vroegere legitieme koningen, die de werktuigen waren in de hand der ultramon taansche geestelijkheid. Gelijk Spanje de beul dei- kerk heeft willen zijn, drie eeuwen lang, zoo is Frankrijk de gewapende huurling, de groote zouaaf der kerk geweest. Die treurige rol heeft de eerste Napoleon met verachting verworpen; maar de derde Napoleon heeft haar te elfder ure aanvaard. En nu heeft ze hem wel troon en macht gekost, maar dit zal niet beletten dat de vierde Napoleon haar weder zal opnemen, want alleen tot dien prijs zal hem de kroon zijns vaders gegeven worden. En dan zal het derde keizerrijk noodwendig vroeg of laat de regeering zijn der wraak. Wraak zoo 't heeten zal op Duitschland wegens Sedan, in den grond zal Napoleon IV niets anders zijn dan een nieuwe pause lijke zouaaf om het zwaard te zwaaien voor de wereldlijke macht der pausen en tegen 't Protestant- sche Duitschland. Zoo zal de weder-opbouw der Tuilerieën een ramp kunnen worden, niet enkel voor Frankrijk maar ook voor geheel Europa. Plet is natuurlijk te wenschen dat wij ons bedriegen, maar wij zien in het derde keizerrijk niets anders dan het sein voor een nieuwen Europeeschen oorlog. Wellicht moet die het laatste bedrijf dezer eeuw vullen. Onderwijl zullen de ultramontaansche universiteiten Frankrijk voorzien van rechtsgeleerden doortrokken van Loyola's principes van recht en gerechtigheid; van ultramontaansche geneesheeren die geen patient zullen laten §têrven zonder biechtvader en ultramon- taanschen notaris bij zich. Tot dusver had men nog maar gedienstige staats lieden van nu af zullen alle autoriteiten eerst goed afgericht worden op de kunst van handeldrijven in de lichamen en zielen der rnenschen en op de kunst van 't geld te brengen iu de macht der priesterschap. Vast nadert zoo de tijd dat alles op één worp zal worden gezet, dat 't ultramontanisme tegen de moderne wereld zal optreden om quitte ou double te spelen, voor 't laatst hopen we. 't Is of Duitschland, Zwitserland en 't intelli gente deel van Italië bun roeping in dit allerbeden- kelijkst proces begrijpen. Engeland alleen niet. Engeland slaapt, Engeland suft, als inwendig krank zijnde. Duitschland is wakker, Beieren schijnt thans ook vierkant partij te zullen kiezen, de Zwitsersche Kantons houden zich ferm, Italië schijnt ook te waken en den ernst der tijden te beseffen. Overal is gist genoeg, 't Leven ontbreekt niet. Zelfs België leeft nog. En geen wonder, de vooruit gang des lichts kan geen leugen zijn; de gist moet eindelijk 't geheele deeg doorzuren, zoodat liet gaat rijzen, bruikbaar worden en geschikt om aan zijn bestemming te voldoen. Geschiedenis voor de Volksschool, door C. F. van Duijl, Hoofdonderw. aan de Openb. Burgersch. te Kampen. Kampen, Laurens van Hulst, 1876. Het ontbreekt niet aan schoolboekjes over Geschiedenis, zoo Algemeene als Vaderlandsche, vooral over de laatste. Er zijn ook enkele goede werkjes onder, ofschoon 't meeren- deel vast beter ongedrukt ware gebleven. Goede school boekjes over vaderlandsche geschiedenis kunnen veel nut stichten; slechte doen echter des te meer kwaad. Volwas senen, die door omstandigheden tot eenige grondige studie onzer geschiedenis gebracht worden, hebben vaak zeer veel moeite om zich los te maken van de op de schoolbanken uit zulke kleine vaderlandsche geschiedenissen opgenomen valsche indrukken en onjuiste voorstellingen. Wat al studie kost 't b.v. menigeen om 't zoover te brengen dat hij 't idéé van den God van Nederland laat vallen en inziet dat die God precies dezelfde is als die van Frankrijk, En geland, Spanje, Japandat hij de pretensie van een bevoor recht lief zoontje, dat een wit voetje heeft bij het wereld bestuur, laat varen! En dat is nog 't ergste niet dat ongeschikte leesboekjes schade doen aan den mensch, den wereldburger, ten voordeelc van den bekrompen patriot, al is zulk een pa triotisme ook niet veel waard en wel te onderscheiden van humane vaderlandsliefde. Maar vooral in den jongsten tijd is er voor schrijvers van schoolboekjes over de vaderlandsche geschiedenis een gevaar opgekomen, waardoor hun penne- vruchten op hun beurt gevaar loopen nog onnuttiger kost te worden voor de jeugd dan de andere boekjes reeds waren. In den hedendaagschen strijd om de school heeft vooral de vaderlandsche geschiedenis 't moeten ontgelden. Soms zou men geneigd zijn te vragen of men nog wel weet wat geschiedenis is, of zij nog is de wetenschap der feiten en het inzicht in hun verband, oorzaken en gevolgen, dan wel de kunst om de feiten te verdraaien, te verwateren, of zelfs geheel te verzwijgen als dat zoo uitkomt. Zoo is men thans in 't bezit van christelijk-historische, positief-christelijke, ultramontaansche en helaaswegens een verkeerde opvatting van art. 23 der Wet van 13 Aug. 1857, ook modderachtige, mot water en melk of met een slap verfje geschilderde vaderlandsche geschiedenissen. Was 't vreemd dat we, na de Schoolbode van September 1874 gelezen te hebben, waarin de heer van Duijl van Kampen zijn denkbeelden ontwikkelde omtrent het onder wijs in de geschiedenis op de volksschool, het thans ver schenen, bovengenoemde boekje van dien onderwijzer met belangstelling hebben doorgebladerd En gaarne erkennen we dat wc 't boekje met groote ingenomenheid welkom heeten na de kennismaking er mede. De heer van Duijl heeft terecht zich losgemaakt van de oude traditie in zake schoolboekjes voor vaderlandsche geschiedenis. De geijkte welbekende Batavieren-idylle die eerste en kapitale fout onzer oude kennissen ver dwijnt in zijn werkje geheel in het helder en breed getee- kende tafereel van den ouden staat van de bewoners der aarde. Na een uitgestrekte wandeling over de wijde, wijde wereld komt de S., of liever de prettige verteller, weer met zijn leerlingen thuis in het vaderland, welks geschie denis hij nu meer bijzonder behandelt, doch steeds in verband met de wereldgebeurtenissen. Wij kunnen hier 't boekje niet punt voor punt volgen; daarom zeggen we er alleen van dat we vooral met aandacht hebben nage zien hoe de heer v. D. zich heeft doorgeslagen door enkele kritische punten: de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, de Hervorming, den tachtigjarigen oorlog en den tijd van '16031619. (Dit boekje is een eerste stukje en loopt niet verder dan tot 1648). Over 't algemeen vinden we de wijze van voorstelling dezer belangrijke gewrichten onzer historie uitstekend goed. Het deed ons genoegen dat we niet stuitten op die waterigheid en flauwheid als ons in enkele boekjes van dien aard geschreven onder de pressie van de roervinken in den schoolstrijd en daarom beter maar liever niet geschreven zoo danig hinderen kan. De feiten onzer historie zijn niet conventioneel, zij zijn feiten en voor. zoover ze als zoodanig bewezen zijn, moeten ze zonder kleinzeerigheid geboekt en der jeugd geleerd worden. Uit kwalijk begrepen en door partij vast en zeker geëxploiteerde beleefdheid mag onze 'historie niet worden verdund en uitgerafeld. Zoo iets heeft de wet van '57 nooit gewild, noch kunnen willen. De voorstelling van de aanleiding tot de kruistochten mocht ons minder bevallen, zij is de gewone o. i. minder juiste. Het verwondert ons dat de heer v. D. niet schijnt gelezen te hebben o. a, de merkwaardige studie van Guizot over dit onderwerp in zijn »Histoire de la civilisation Européenne". Wij geven deze opmerking echter niet om iets af tc dingen op de waarde van het boekje. Integendeel, wij durven het met vrijmoedigheid aanbevelen als schoolboek. Moge het zijn weg naar onze volksschool vinden. Bedoelde studie is ook in haar geheel te vinden in Herrig et Burguy. La France littéraire, pag. 544. Kerli- eai feScliooïnieuws. Drietal te Goesd. d. E. Bavger te Lanteren E. E. Gewin Rz. te Abcoude en L. H. A. Ballier te Oosterwolde. Beroepen te Arnemuiden ds. P. Deetman te Nijkerk op de Yeluwe. Bedankt voor Domburg door ds. Ynsonides te Oudega. Benoemd tot leeraar in de Ned. taal- en letter kunde aan de tl. B. school alhier de heer P. Conradi te Goes; tot hoofdonderwijzeres aan de meisjesschool Mevr. A. J. v. d. BeekHesta te Geertriiidenbérg*. Door de Prov. Commissie voor de acte-exaraens voor lager onderwijs, te Middelburg ziju nog toege laten als hulponderwijzer de HH. K. van Dijke, van Middelburg; J. J. van ITeest, van Sluis; M. A. Lam- bregton, van Brouwershaven, leerling der Oefenschool alhier; J. Ochtman, van Zierikzee, vroeger leerling der H. B. school alhier; J. A. de ïtoo te Groede. Drie ziju afgewezen en één heeft zich teruggetrokken. Voor de Hoogd. taal is toegelaten de heer A. J. Laernaes te Vlissingen. Als onderwijzer in de landbouwkunde is toegelaten de heer L. Pattist te Dreisehor. In de Fransche taal is toegelaten de lieer S. Hanse te Zierikzee9 afgewezen. Als onderwijzeres in 't Franscli Mej. J. S. Pické te Middelburg en C. F. Scheerder te Goes.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 3