ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- senient Zierikzee. 1875. No. 74. Woensdag 22 September. 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD NOG EENS ONZE SPOORWEG. STATEN-GENERAAL. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VEIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PEIJS DEE ADVEETENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAÏvENMAN. Het komt ons niet ongepast voor nog eens weder terug te komen op de zaak van een spoorweg BrouwershavenZierikzeeSteenber gen. Door menigeen wordt deze zaak misschien al reeds als afgedaan beschouwd en de ver wezenlijking der indertijd zoo vaak besproken plannen voor onmogelijk gehouden. Wij meeuen dat noeh 't eene, noch 't andere voor goed beslist is, en dat het integendeel nu wellicht meer dan ooit tijd is, weder eens met ernst aan de zaak te gaan denken, natuurlijk om 't niet bij dat philosofeeren alleen te laten maar om nogmaals bij de Begeeriug aan te dringen op de wenschelijkheid, 't nut en 't algemeen belang van de opneming van Zeelands noor delijk gedeelte in het spoorwegnet. Het zal niet noodig zijn weder al de argu menten op te halen die wij in vroegere stukken over deze voor Schouwen en Duiveland zoo gewichtige zaak hebben aangevoerd. Wij wenschen voor 't oogenblik slechts de aandacht te vestigen op den tegenwoordigen stand der spoorweg-zaak. Door de heeren Kappeyne c. s. werd, na 't doodbloeden van de plannen des heeren Verster, 't eerst met nadruk gewezen op de wenschelijk heid eener aansluiting van onze sekoone eilanden aan het spoorwegnet. In de memorie van toelichting door de voorstellers bij hun ontwerp gevoegd, werd onze lijn wel niet opgeteld onder die sectiën, welker aanleg in de eerste plaats werd gevorderd; maar toch werd er in aange drongen op de belangrijkheid dezer welvarende landbouwende streek, die op den duur niet mocht verstoken blijven van den tegenwoordig onmisbaren ijzeren weg. Van alle oorden des lands werden toen petitiën aan de Tweede Kamer ingezonden om het ontwerp Kappeyne c. s. zedelijk te steunen; ook van hier werden adressen met honderden handteekeningen voor zien ingediend. Ontegensprekelijk bleek de algemeene wenscli naar uitbreiding van het spoorwegnet. Het is trouwens van algemeene bekendheid dat het spoorweg-stelsel van Neder land volstrekt niet in verhouding staat tot onze dichte bevolking en niet beantwoordt aan de steeds liooger klimmende eischen der noodza kelijkheid wat aangaat de middelen van vervoer en verkeer. Maar 't ontwerp Kappeyne c. s. had het ongeluk door de politiek gecompromitteerd te Wordendat eenige leden der Kamer het initiatief hadden genomen in deze zaak was niet welgevallig aan de Regeering welker hoofd het „harder stoken in Nederland" tot zijn leus had gekozen. Toegevende aan zekere eisehen der beleefdheid, waarvan wij het dringende niet vatten kunnen, besliste de meerderheid der Kamer dat het voorstel Kappeyne niet in behandeling zou ge nomen worden, en de Regeering van haar kant kwam zelf met een ontwerp voor den dag. Dit ontwerp was, vergeleken bij 't geen dat van de heeren Kappeyne c. s. omvatte, geenszins overeenkomstig de leuze van „harder stoken," maar veeleer met die van „remmen," het om vatte veel minder lijnen en ook onze lijn BrouwershavenSteenbergen werd er in gemist. Bij 't onderzoek in de sectiën bleek dat de Kamer met dit ontwerp, zooals 't daar lag, niet te vredeu kon zijn, waarop de Regeering is gaan bijdraaien en eenige uitbreiding aan haar plannen heeft gegeven. Ondertusschen is het zittingjaar ten einde geloopen en de spoorwegzaak is, gelijk alle andere groote zaken, onafgedaan gebleven. Volgens de gebruikelijke traditie zou derhalve thans het geheele spoorweg-ontwerp dood en ter ziele zijn, zoo niet de begeerte naar spoor wegen even levendig was gebleven als de behoefte er aan zich dagelijks meer doet gevoelen. Van alle zijden wordt op de afdoening der zaak aangedrongen. Het lijdt daarom geen twijfel of in het thans geopende nieuwe zittingjaar van ons wetgevend lichaam zal de spoorweg kwestie in behandeling komen. Er is derhalve voor ons nog geen reden om aan de verwezenlijking- onzer wenschen te wanhopen. Integendeel het komt ons voor dat er veel kans bestaat dat in een eventueel in te dienen nieuw ontwerp der Regeering ook de noordelijke Zeeuwsche lijn zal kunnen opgenomen worden. Inderdaad, reeds bij herhaling hebben we 't betoogd, de Noordelijke helft van Zeeland heeft minstens even groote behoefte aan een spoorweg als zoomenige thans reeds in de bestaande ont werpen bedachte streek. Technische bezwaren, die er hier gelijk elders kunnen gezien worden, zijn niet onoverkomelijk; ja, zij mogen zelfs niet in aanmerking komen om den aanleg eener Noordelijke Zeeuwsche lijn tegen te houden. Dat de exploitatie de kosten niet zou kunnen dekken mag evenmin een ernstig bezwaar worden geacht. Bij een systeem van staats spoorwegen kan de meerdere of mindere pro ductiviteit van een bepaald gedeelte van dat systeem niet in aanmerking komen. Ware dit wel het geval, we zouden thans nog veel minder spoorwegen, telegraaflijnen, postdiensten enz. hebben dan er werkelijk reeds bestaan. De Staat moet hierin een andere redeneering volgen dan een op zichzelf staande maatschappij, die een afzonderlijk spoortraject wil aanleggen. Het komt ons dus voor dat onze titels om een spoorweg te vragen nog geheel dezelfde zijn van vroeger; zoodat er geen enkele reden bestaat die ons weerhouden zou om nogmaals te petitioneeren. Dat dit laatste echter noodig is zal wel ieder inzien. Zwijgen wij, dan loopen wij zeker gevaar van vergeten te worden. Het is toch zeer on waarschijnlijk dat wij een spoorweg zullen krijgen malgré nous. Daarom wekken wij bij deze nogmaals alle inwoners van SchouwenDuiveland, St. Phi- lipsland en N. Westelijk N.-Brabant op, om hun aandacht weder eens te bepalen bij de dringende wenschelijkheid eener spoorlijn van Brouwershaven naar de N.-Brabantsehe lijnen. Wij voorzien dat de heeren die dit voorjaar 't initiatief genomen hebben om adressen aan de Tweede Kamer in te zenden, dit thans nog wel eens zullen willen herhalen, 't zij aan de Kamer, 't zij aan de Regeering. Een in ons aller belang gewenschte uitkomst zou wellicht die moeite schitterend belooneu. Zaterdag namiddag te 2 ure is, in een vereenigde zitting der beide Kamers, de tegenwoordige zitting der Staten-Generaal, uit naam des Konings, door den Minister van Binnenlandsche Zaken, gesloten, met de volgende aanspraak Mijne Heeren Wilt de dankbetuiging ontvangen, welke ik n, over eenkomstig de bevelen des Konings, aanbied voor Uwe behartiging van 's lands belangen, zooals die in de afgeioopen vergadering op nieuw is gebleken. Op wetgevend gebied was deze niet onvruchtbaar. Onder het aantal wetten, die de goedkeuring der Staten-Generaal mochten verwerven, zijn er die, in onze staatshuishouding, van goeden en blijvenden in vloed kunnen zijn. De wet omtrent bet sluiten van uitleveringstractaten, en de verdragen met Portugal en den Oranje Vrijstaat, strekken tot verbetering onzer internationale betrek kingen. Onderscheidene wetten in het belang der volksge zondheid en betreffende de geneeskundige politie kwamen tot stand. De scheepvaart zal worden gebaat door de afschaffing der vuur-, ton- en baken-gelden en de vermindering der onkosten voor loodsdiensten. Het muntwezen werd voorloopig geregeld met we derinvoering der gouden munt; het toezicht op inrich tingen van nijverheid en op den dienst der spoorwegen werd verbeterd. Wat openbare werken betreft, zijn de zaken van het Noordzee-kanaal en van het Zwolsche Diep op goeden voet gebrachtde richting van den spoorweg van Arnhem naar Nijmegen is vastgesteldandere zaken van minder groot belang zijn geregeld. Voor den aanleg van een staatsspoorweg op Java werd uwe toestemming verkregen. De nationale schuld is verminderd, het geldelijk beheer van den vestingbouw onder regelen gebracht, de wet op de pensioenen voor de zeemacht verbeterd. Is er veel onafgedaan gebleven, ook van hetgeen in de jongste troonrede was vermeld, Uw voorbereidend onderzoek heeft verscheidene onderwerpen rijp gemaakt voor beslissing in de volgende vergadering. In naam des Konings sluit ik deze vergadering van de Staten-Generaal. De commissie die den Minister in- en uitgeleide deed bestond uit de heeren Sandberg, van den Berch van Heemstede, Nierstrasz, Fabius, Coenen, 't Hooft, Borsius en Blussé. Gisteren heeft Z. M. den Koning de zitting der Staten-Generaal 1875/76 geopend met de volgende TROONREDE. Mijne Heeren //Met genoegen beviud Ik Mij optiieuw in Uw mid den, om U, als Vertegenwoordigers van het Neder- landsche Volk, tot hervatting Uwer werkzaamheden uit te noodigen. //Mijne verstandhouding met de vreemde Mogend heden is bij voortduring zeer vriendschappelijk. z/üe landman raag zich in een goeden oogst verheu gen de gezondheidstoestand is over het algemeen zeer gunstig. //In handel en nijverheid wordt, in een groot deel

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1