Openbare Raadsvergadering Haarlem, 29 Juli. De 30e Algem. Verg. van liet Ned. Onderwijzers-genootscb. is gisteren alhier geopend. De Vergadering is zeer druk bezocht. De leden werden verwelkomd door den heer Slangen, Voorz. der Afd. Haarlem,- waarna de president van't Genoot schap de heer van Otterloo, de Vergadering opende met een rede waarin hij de roeping en den werkkring van het Genootschap releveerde, ook met oog op de hangende Onderwijs-vrage. De werkzaamheden werden Woensdag avond aan gevangen en heden voortgezet en geëindigd. De meeste voorstellen der Commissie zijn door de Vergade ring aangenomen. Als plaats voor de 31e Algem. Verg. werd gekozen de gemeente Enschedé. Morgen, Vrijdag, zal een rijtoer worden gehouden en 's avonds zal er Concert zijn van Dunkler's kapel. Athanase Coquerel is in het zuiden van Frankrijk gestorven. De liberale Protestantsche partij verliest in hem een harer hoofden dien zij met moeite, althans als redenaar, zal kunnen doen vervangen. Coquerel werd te Amsterdam in 1820 geboren tijdens een reis, die zijn ouders in Holland maakteu. Evenals zijn vader koos hij een kerkelijke loopbaan en werd achtereenvolgens hoofdredacteur van Le Lien en La Nouvelle Revue de Théologie. In zijn laatste dagen was hij nog medewerker van 't eerste blad, dat sedert de scheuring tusschen de liberale en de orthodoxe Protestanten, op de synode van 1862 ontstaan, den titel van La Renaissance had gekregen. In 1864 werd Coquerel tengevolge van zijn waar deering van Renans Vie de Jésus, in moeilijkheden gewikkeld. In de maand Mei van dat jaar werd hij door den Parijschen kerkeraad in zijn bediening geschorst. Athanase Coquerel was gedecoreerd met het Legioen van Eer, dat liera in 1872 geschonken werd. gehouden te ZIERIKZE H den 2S Juli 1875. Afwezig zijn de lieeren Mr. Fokker, Jhr. Mr. J. W. D. S. Boeije en Mr. Schneiders van Greijffens- werth. Na lezing en goedkeuring der Notulen van de vorige vergadering en mededeeling van vier brieven van Ged. Staten, houdende goedkeuring van Raads besluiten, komt ter tafel de rekening van het bestuur van het Muziekgezelschap „Kunst en Eer", welke wordt gesteld in handen der lieeren Jhr. de Jonge, Nauta van der Grijp en Mulock Houwer. Op het verzoekschrift van de Wed. Verhage tot remissie van H. O., op grond dat haar zoon vroeger bij haar inwonende, naar elders is vertrokken, wordt op voorstel van B. en W. afwijzend beschikt, vermits de Verordening op de heffing van den H. O. daar toe geen aanleiding geeft. Aan de heer F. W. N. Hugenholtz wordt op daar toe door hem ingediend verzoekschrift, remissie van H. O. verleend voor den tijd van 9 maanden ad f 51,935, wegens vertrek naar elders. B. en W. bieden aan de Raad de Gemeente-Reke ning over 1874 aan, welke in handen wordt gesteld van de heeren Jhr. Mr. Rethaan Macaré, Ochtman en Jhr. Mr. Sclmurbeque Boeije, ter hue van onder zoek en rapport. Zijn ingekomen de gemeenteverslagen van Middel burg, Amsterdam en Leeuwarden, welke in de boe kerij zijn geplaatst. "Wordt medegedeeld een schrijven van de PI. School commissie houdende aanbeveling van een dubbeltal ter vervulling der vacature van een lid in die com- dat den Ed Heere de Knuijt hem met de saek hadde bemoeijt en begeert dat men van deze Stadswege Gedeputeerde zoude willen zenden na Middelburg met volcome last om door tusschenspreken van ZEd. de zaak met die van Zzee finalijk afte handelen, daartoe voorslaande den dag van heden tegen wanneer de Heeren Staten van Zeeland zijn beschreven. ende voorts van alletgene tot nochtoe voor ge vallen is daarop in deliberatie geleyt is gevraagd wat raeu hier in zal doen, tzij of men den voorslag en tverzoek van den Ed. Heer de Knuijt zal aannemen en diens volgens Gedeputeerde na Middelburg zenden gelast en geïnstrueerd om dezelve zaake aldaar finalijk af te handelen of dat men de taxatie zal vervolgen daar ende zoo die is gesubmitteerd. waarop eenstem mig is geresolveerd, dat men de taxatie van kosten zal vervolgen en met alle ernst en beleefdheid solli citeren zonder dat men daar af zal wijken in eenige maniere. ja al waart zoo dat Iiooggemelde ZEx. en den E. Heer President daartoe niet in waren te be wegen dat men daartoe zal emploijeren de weg en middelen van Justitie en zijn daartoe gecommitteerd de Heeren Burgem. de Jonge en Corn. Anthonisse en de Secr. Fannius. 28 Juli 1636. Rapport gedaan bij de Burgem. Gerbrand de Jonge missie, bestaande uit de heeren J. Mulder en J. E. Mulock Houwer. Na eene vraag van den heer Labrijn of het hier slechts gold eene aanbeveling of eene voordracht en de Voorzitter hem had geautwoord dat het eene aan beveling was, merkt hij op dat de heer Mulder slechts tijdelijk hier woonachtig is. Tot de stemming over gaande blijkt dat de heer I. II. C. Heijse 6 en de heer Mulder 3 stemmen bekwam, zoodat de heer Heijse is benoemd. Op het verzoekschrift van Mej. D. L. van der Velden tot verhooging harer jaarwedde, wordt besloten op voorstel van B. en W. overeenkomstig het advies der plaatselijke schoolcommissie, de hulponderwijzer essen die eene akte bezitten als hoofdonderwijzeres, eene meerdere belooning van 100.'s jaars te geven. Daardoor zal de verzoekster, als in het bezit dier akte, die meerdere belooning verkrijgen. Wordt medegedeeld het proces-verbaal van de jongste opname der kas en boeken van den Gemeente- Ontvanger, waaruit bleek dat deze in orde waren en zich in kas bevond 14,849.005. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat de tienden aan de gemeente toebehoorende, bij openbare veiling op 22 dezer met inbegrip van op- en blokgeld hebben op gebracht f 3759.62. Voor kennisgeving aangenomen. Idem dat bij de verkiezing van Gemeenteraadsleden op 20 Julij jl. de aftredende leden allen zijn herkozen. Aan Mej. A. IL van der Velden hoofdonderwijzeres en Mej. J. E. van der Velden hulpouderwijzeres, aan de openbare Meisjesschool, wordt op haar verzoek als zoodanig eervol ontslag verleend, behoudens aanspraak op pensioen. Komt ter tafel een voorstel van B. en W. tot wijziging der gemeente-begrooting 1875, hetwelk wordt gesteld in handen van de heeren Koole, Nauta van der Grijp en Labriju tot onderzoek en rapport. Door de commissie ad hoe wordt bij monde van den heer Mr. J. Moolenburgh rapport uitgebragt op de rekening van het Burger-Weeshuis, strekkende tot goedkeuring in ontvang op 11,113.035, in uitgaaf op 10,171.53. Goed slot 941.505. Aldus besloten. Komt ter tafel het rapport der commissie belast met het onderzoek der eindrekeningen der bank van leening, strekkende tot goedkeuring. Uit die reke ningen blijkt dat het nadeel, hetwelk de gemeente door de handelingen van den boekhouder is berokkend, plus minus zal bedragen 10,0-00.Dit aanzienlijk nadeel heeft de commissie aanleiding gegeven om de oorzaken van dat te kort op te sporen en advies uit te brengen over de vraag wie voor dat te kort aan sprakelijk is te stellen. De juiste oorzaak van liet te kort verklaart zij niet te kunnen opgeven. De com missie meent als vaststaande te mogen stellen, dat de boekhouder panden noteerde die niet bestonden. De commissie heeft uit ingewonnen inlichtingen bij de heeren Mr. Fokker en Can, de overtuiging beko men, dat het den boekhouder doenlijk is geweest om de leden der commissie die de telling deden (de heeren Landsknegt en Tachi) te misleiden, doch tevens, dat indien die leden het gewigt dier telling begrijpende, die taak vervuld hadden met den uoodigen ernst en met nauwkeurigheid, hel bedrog door hen had moeten ontdekt worden. Daar het nu juist op die telling aankwam, zoo moet de onware verklaring van de daarmede belaste commissarissen, telkens afgelegd in de na de telling volgende vergadering van het bestuur, als de voornaamste zoo niet de eeuige oorzaak, waarom dat bedrog zoovele jaren is kunnen gepleegd worden, worden beschouwd. Nu rijst van zelf de vraag„kan en Carst Janse en Corn. Anthonisse van besognes gedaan tot Middelburg met den Ed. Heere de Knuijt en de Heeren van Zzee gedaan en geresolveerd dat men den voorzeiden Heer de Knuijt zal denuntieren dat de E. Heeren van dit Collegie alsnog niet en kunnen verstaan dien voet bij de voorszijde E. Heere de Knuijt voorgeslagen te accepteren maar die vorder te vervolgen bij zijn Princelijke Exc. en den E. Heer de president van tHof in den ILage om te hebben hare uitsprake nopende de taxatie van kosten en verder ZE. de Knuijt te bedanken in araplissima forma. 17 Sept. 1636. Geproponeert bij de Burgem. alzo dat er hier is gekomen een bode van de Staten van Zeeland met missive van den E. Heer de Knuijt, geadresseerd aan Burgem. Schepen en Raden van deze Stadt, waarin de voorzeide E. Heer de Knuijt ons notificeert Zijne Princelijke Exc. den Ed. Heer Prince van Oragniën en den E. Heer president van den Hove van Holland gerapporteerd te hebben wat hij hadde gearbeid in twee voorgaende bijeenkomsten tot acomodatie van onze verschillen nopende de taxatie van kosten tegen die van Zzee verzoekende nogmaals gansch ernstelijk dat wij beneffens die van Zzee onze Gecommitteerden zouden zenden fcegens donderdags avond in de herberge tot Middelburg om alsnog te sien of hij eenige mid- het bestuur der bank voor dat nadeel aansprakelijk worden gesteld, of, zoo niet het geheele bestuur, kan men alsdan van de leden die hunne taak zoo weinig nauwkeurig hebben vervuld, vergoeding vorderen?" De vraag of /iet toezicht vati het bestuur op den boekhouder steeds zoodanig is geweest dat het bestuur zich daaromtrent kon verantwoorden, moet deels be vestigend deels ontkennend worden beantwoord. Reeds in 1854 ontdekte een der leden dat er in de kas van den boekhouder een te kort was van f 7000.De boekhouder ter verantwoording ge roepen, kon niet aanwijzen hoe het was ontstaan. Het bestuur zelf, hoewel niet twijfelende of het was te wijten aan de achteloosheid van den boekhouder, meende echter dat er geen termen waren om hem te verdenkeu van kwade trouw. liet zag naar middelen uit om, en den boekhouder met vvien men medelijden gevoelde te redden, en de gemeente voor schade te vrijwaren. Zoo kwam men tot het besluit om den toestand voor den raad te verheelen. De boekhouder bleek niet in staat te zijn om alleen uit eigen mid delen het te kort aan te zuiveren en een der leden van het bestuur Mr. Cau, niet willende dat eventueel de gemeente benadeeld zou worden, heeft om dat te kort te dekken, daarvoor uit eigen middelen besteed de som van f 4000. - Eene fout moet het echter genoemd worden dat het bestuur den waren staat van zaken in 1854 heeft verheeld, doch eene fout waarvan niemand dan het meergenoemd lid het materieel nadeel heeft ondervonden en die haren oorsprong vond in misplaatst medelijden met een niet vertrouwbaren beambte. Het bestuur der bank in 1854 was doordrongen van de noodzakelijkheid van een zoo streng mogelijk toezicht op den boekhouder en nam daartoe de noodige maatregelen. De door den boekhouder iutevullen registers werden elke maand geregeld geverifiëerd. De voorzitter Mr. Cau had zelf een staat opgemaakt van het aantal panden dat in 1854 aanwezig was, elke maand werd door hem die staat bijgewerkt volgens dag- en maand staten hem door den boekhouder bezorgd. Dewijl nu de leden die de jaarlijksche tellingen deden, verklairngen aflegden en staten overbrachten die met den generalen staat van den voorzitter over eenkwamen, was er voor het bestuur als zoodauig geenc reden om te vermoeden dat de zaak niet richtig was, doch juist die leden die met de opname en telling der panden belast waren, hebben zooals hier- voren reeds is gezegd, die taak verzuimd, moeten dat jaren achtereeu hebben verzuimd en zijn daardoor oorzaak geweest dat hunne medeleden van het bestuur in dwalieg zijn gebracht en gehouden, eene dwaling die tot zulke noodlottige resultaten heeft geleid, ter wijl ook het niet geregeld bijwonen der verkoopingen die door den boekhouder werden gehouden, in deze heeft bijgedragen om het bedrog verborgen te doen blijven. De Commissie zegt huiverig te zijn eenig voorstel aan den Raad te doen of eenig advies uit te brengen, de strekking kunnende hebben om langs den weg van rechten vergoeding te kunnen erlangen. Zij acht het bij het verschil vam meening omtrent dat punt bestaande wenschelijk dat omtrent die civiele aansprakelijkheid des bestuurs of van sommige zijner leden het oordeel worde ingeroepen van een onpar tijdig regtsgeleerde en adviseert daartoe te besluiteu, terwijl zij voorts daartoe meent te moeien noemen de naam van Mr. August Philips te Amsterdam. Dit rapport waarvan het hierboven medegedeelde slechts een kort uittreksel is, wordt na lezing ter visie van de leden gelegd. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. delen zal kunnen vinden om ons in tvriendelijke te vereenigen waarop gevraagd, wat men hierin zal doen, is geresolveerd dat men zal volgen de voorgaande resolutie te wetenhooren den voorslag van den voorzeiden E. Iieere de Knuijt en de ingevallen eenigzins is overeenkomende met tgunt wij meenen men ons bij taxatie zoude mogen toevoegen, te ac cepteren, ingevallen van neen te blijven bij het voorgaande geblijff aan den Ed. Heere prince van Oragniën en den E. Heer president van den hove van Holland voor deze gebleven en dat zonder volcomen en onder voorgaande resolutie van niet absoiutelijk te doen ten zij men van te voren weet hoeveel ons ten naustenbij zoude mogen toegeleit worden en zijn daartoe gecommitteerd de Burgem. Carst Janse. Cornelis Anthonisse en den Secr. Gerbrant dc Jonge. 18 Sept. 1636. Geproponeert alzoo de Burgem. Cornells Anthonisse op gisteren was gecommitteerd om te gaan na Mid delburg beneffens de Burgera. Carst Janse en den Secr. Gerbrant de Jonge is nu door zeker inconvenient tselve geëxcuseerd zoo werdt gevraegd of men iemand in zijne plaatse zal committeren ofte niet en is alsdoen in zijne plaatse gecommitteerd dHeer Tresorier Constant Duisentschilden. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 2