De Voordrachten over Landbouw door
den heer CORTEN.
Uitslag der Herstemmingen
li.
De Zeeuwsche landbouw is terecht alom vermaard,
en 't verleden jaar gehouden Congres waardoor een
groot aantal der uitstekendste mannen van 't vak
uit alle provinciën uitgelokt waren om Schouwen te
bezoeken, heeft nog eens voor de zooveelste maal
onze Schouwsche en Duivelandsche landbouwers den
lof van bevoegde vakgenooten ruimschoots doen in-
oogsten. Den andere vraag is 't of de vooruitgang
der weilanden kan gezegd worden gelijken tred ge
houden te hebben met dien van het bouwlaud? Het
antwoord kan niet twijfelachtig zijn voor wie wel
eens gezien heeft hoe 't er in de provinciën uitziet
waar men van weiderij en hooibouw hoofdzaak maakt.
Het kan niet worden ontkend dat ons weiland
achterlijk is bij ons bouwland. Daarvan zijn de
aanleidingen en oorzaken vrij gemakkelijk aan tc
wijzen; doch 't is niettemin een feit dat niet mag
ontsnappen aan de aandacht van onze landbouwers
als zij prijs willen stellen op vorderingen in hun vak.
Op de bijeenkomst te Noordwelle is hoofdzakelijk
gehandeld over gras en grasbouw. De vraag was
gesteld: Wat is de manier om goed en veel gras
te hebben? Deze schijnbaar eenvoudige vraag is
inderdaad moeielijk in algemeenen zin tc beantwoorden.
De grassen behooren tot die planten, die nagenoeg
overal voorkomen onder allerlei klimaat, op de mee3t
uiteenloopende breedten, in hoog land en laag land,
in droge zoowel als in vochtige streken.
Ondoenlijk is 't voor al die oneindig verschillende
conditiën onder welke grasgewas voorkomt algemeene
regels aan te geven. Zoo ergens dan moet hier naar
omstandigheden worden gedaan, er moet dus zoo ra
tioneel mogelijk gehandeld worden. Keeds de zeer
groote verscheidenheid der grassen doet vermoeden
dat hun deugd wel niet overal gelijk zal zijn. In
zonderheid de bodem komt hierbij in rekening. Een
regel is het dat goed gras een vochtigeu bodem wil;
doch geen bepaald natten grond ook geen te zwaren
en te vasten grond en evenmin een al te lichten.
De beste bodem voor gras is een warme doorlatende
humusgrond. Nochtans heeft elke grond zijn eigen
gras, dat daar bij voorkeur en beter dan op anderen
grond wast. Zoo tiert het wolgras 't best op veen
grond, terwijl andere soorten daarop niet op hun
plaats zijn. Op klei- en leemgronden groeit de
vossenstaart dlopecurus Pratensiswelig, terwijl de
overstroomingen van 't rivierwater voor dit gras zeer
voordeelig zijn. Verder komen sommige soorten van
gras vroeger in 't jaar aan den groei dan andere.
Eenige grassen groeien hoog en zijn dus eigenaardig
voor hooiwinning geschikt (Vossenstaart, ïtaaigras,
Italiaanscli raaigras, beemdlangbloera, Timotheus-gras,
kropaar en havergras.) Andere soorten groeien laag,
maken meer zoode en zijn daardoor als aangewezen
voor weiden (beemdgras; poa pratensis en poa trivi-
alis, reukgras, kamgras, schapengras enz.) Er zijn
onder de verschillende grassen zoogenoemde constante
en ook verdwijnende soorten; de eersten vinden
voortdurend op de plaats waar zij gezaaid zijn de
juiste voorwaarden voor hun bestaan, de laatste ver-
keeren in een of ander opzicht in ongunstige om
standigheden, zij verkwijnen en sterven uit op de
plaats die niet de hunne is. Verloop, verbastering en
vervanging der grassoorten zijn zeer goed waar te
nemen, zelfs voor een oppervlakkigen waarnemer.
Het spreekt van zelf dat al deze zaken in aan
merking genomen moeten worden bij de beantwoording
der vraag: hoe komen we aan goed gras?
Wil men kunstwei aanleggen dan dient er op ge
rekend te worden of men blijvend weiland, dan wel
hooiland verlangt te krijgen en dan is het noodig
dienovereenkomstig zaaizaad te koopen. De groote
firma's in dit artikel zullen gaarne den noodigen
raad aan de hand doen en daarop is doorgaans nog
al te vertrouwen. O. a. noemde de heer C. de firma
Krelage en Co. te Haarlem.
Het is bekend dat in de Zeeuwsche streken sommige
landerijen van oudsher als weiland bekend zijnvan
sommige blokken wordt zelfs gemeend dat zij voor
niets anders geschikt zijn. De ervaring van den
jongsteu tijd heeft menigmaal geleerd dat dit niet
opgaat. Bij die oude wei- en hooilanden is 't wel
te denken dat zij de eigenaardig in de streek thuis
behoorende grassoorten dragen. Bij deze komt dus
het onderzoek te pas of en hoe ze te verbeteren zijn,
zoo in opbrengst als gehalte. Bij kunstweiden echter
kunnen zeer geschikt nieuwe of ter plaatse vreemde
grassoorten beproefd worden.
Niet te ontkennen is 't dat waar de akkerbouw
bloeit, vooral waar hij intensief gedreven wordt, de
wei- en hooilanden minder in achting geraken en
stiefmoederlijk bedeeld worden. In Schouwen is dit
ontegenzeggelijk het geval en het feit verdient wel
ernstige overdenking. Natuurlijk is dit van minder
belang wanneer de weiden slechts bijzaak zijnmaar
als men in aanmerking neemt dat de weibouw als
grondslag voor zuivelbereiding en vleeschproductie
zeer goed een hoofdzaak wezen kan en dat weilanden
door bemesting gemakkelijker tot een hooger productie
kunnen opgedreven worden dan b.v. graanlanden,
aangezien de vleeschprijzen constant hooger zijn dan
de graanprijzen die van eiken oogst afhangen, dan
valt het gewicht in het oog van de vraag of niet
ook onze wei- en hooilanden dringend verbetering
noodig hebben.
Men mag zelfs aannemen dat sommige streken
veel beter geschikt zijn om weilanden te zijn die nu
sinds onheugelijke jaren voor den akkerbouw zijn
gebruikt.
En omgekeerd kan 't zeer wel zijn dat landen,
thans als bij overlevering als weilanden in gebruik,
toch eigenlijk niet geschikt zijn om uitmuntende
weiden te zijn, terwijl zij zich misschien veel beter
zouden laten veredelen in den vorm van bouwland.
Een waarheid is er in den stelregel dat men liever
minder en uitmuntend dan veel en slecht weiland
moet gebruiken. Dit is duidelijk; reeds Albert Thaer
redeneerde in zijn tijd (1801) aldus: //De waarde
der weiden is vaak een zekere maatstaf voor de ont
wikkeling eener landbouwstreek. Is die waarde hoog,
dan is de akkerbouw nog min ontwikkeld; hoe meer
de waarde daalt des te meer is de akkerbouw in
waarde geklommen. Met voedergewassen in den zomer
met rapen, aardappelen, kool, wortelen, van den herfst
tot het voorjaar en dan met winterwikken als groen
voer kan een landbouwer meer vee aanhouden dan
met weilandhij wint bovendien stroo en verkrijgt
mest voor de ïijkste korenoogsten." 1).
Het hebben en traditioneel aanhouden van weiden
is dus op zichzelf niet voldoende; de weiden moeten
uitstekend zijn of men kan ze met voordeel missen.
Om goede wei- en hooilanden te hebben moeten zij
met zorg worden behandeld.
In de eerste plaats komt hierbij in aanmerking de
waterstand. Stilstaand kil water geeft zuur en schraal-
gras. De Duitschers noemen zulk moerasgras Schijngras,
omdat het veel meer schijnt te wezen dan het is.
Het overtollige water moet dus afgevoerd worden
door goede slooten, vvaterloozingen en drainage. Geen
streek wellicht die dit zoo klaar heeft doen zien als
Schouwen, waar de waarde der gronden, ook der
weiden, meer dan vertiendubbeld is, na de groote
verbeteringen in den waterafvoer. Nu kan er met
ernst aan gedacht worden om zelfs de weiden die
als zoodanig middelmatig, zijn, te scheuren en te ge
bruiken als kunstweide of voör voedergewassen. Maar
wat men van 't weiland als zoodanig wil aanhouden
dat moet dan ook in goeden staat gehouden worden.
Tot bemesting van weiland komt de kunstmest
niet in de eerste plaats in aanmerking; maar ook de
zuivere stalmest niet; want deze is te kostbaar en
doet voordeeliger dienst op 't bouwland. Een groot
voordeel van den stalmest op kleigronden is het
vormen van een humuslaag; alle graslanden vormen
deze humuslaag zelf reeds. Toch wordt hier en daar
stalmest voor 't weiland' gebruikt, vooral in de
Noordelijke streken. Ook het besproeien met gier
komt als bemestings-wijze van weilanden voor. De
heer Oorten is daar geen voorstander van, vooreerst
omdat de gier slechts een onvolledige mest is en dus
op zichzelf de geheele bemesting niet vervangen kan
en ten anderen uit een économisch oogpunt omdat
de gier veel nuttiger dienst kan doen op de mest
vaalt. Men diende de gierton nimmer te gebruiken
tot directe mesting, wel om er de mestvaalt mede te
oversproeien. De mest toch moet niet te droog zijn
en ofschoon hij ook niet te nat mag wezen, zoo is
toch de gier als 't ware door de natuur aangewezen
om een werkzaam bestanddeel van den mest uit te
maken. Wil men niettemin gier aanwenden b.v. op
braakland dan zorge men dat zij eerst uitgegist is,
daar anders de ammonia kan verloren gaan: daartoe
vermenge men de gier nog met een oplossing van
ijzer-vitriool. Veel beter dan met gier kan men
werken met scheikundige meststoften b.v. superphos-
phaat en chilisalpeter. Zal door bemesting het weiland
wezenlijk verbeterd worden dan is een voortdurende
zorg noodig. Dit is vooral waar te nemen in streken
waar de weiden blijvend een onderwerp van nauw
lettende zorg uitmaken.
De meest geschikte bemesting voor de weilanden
is die met compost-raest. De aanleg, goede prepa
ratie en instandhouding van den composthoop is geen
gemakkelijk werk en vereischt veel zorg, maar wordt
er die zorg aan besteed dan is er ook geen betere
bemesting voor weiland dan de compost. Het komt
ook hier minder op de massa aan maar op 't gehalte.
De composthoop moet goed vermengd worden met
kalk en na 4 a 5 jaar gezeten te hebben kan de
mest gebruikt worden. De kalk dient daarin als be
waarder, als ontzuringsmiddel en om 't geheel mullig
te maken. De kalk moet ook goed met het geheel
i) A. Thaer. Englischen Lanclwirthschafft. Band I.
pag. 71 éd. Hannover 1801.
verbonden zijn en waar men ze op de weiden wil
gebruiken moet er gezorgd worden dat er geen
kluiten blijven liggen of door ophooping ontstaan,
daar deze geen effect doen.
Om den komposthoop te vormen is alles dienstig
wat voorkomt van allerlei afval en vuil uit de keuken,
den haard (turf- en houtasch) den schoorsteen, het
privaat, den zinkput, de moddersloot, alles, zelfs het
waschwater om zijn soda, aardappelloof om zijn potasch.
Het roet uit schoorsteenen moet lang in den com
posthoop vermengd gezeten hebben omdat 't versch
gebruikt schadelijk is.
In 't algemeen wordt de groote waarde van compost
nog niet genoeg gekend. Heeds een eenvoudige rede
neering moet tot 't besluit voeren dat al 't verzamelde
vuil en afval van een bevolking, als mest gebezigd
een belangrijke rol moet spelen in de volksvoeding.
China is bij uitnemendheid 't land waar deze waar
heid bevestiging vindt. Om te onderzoeken of de
composthoop rijp is, d. i. goed voor 't gebruik op
akker of wei, moet men onderzoeken of de diep lig
gende lagen nog warm zijn; is 't in de diepte afge
koeld, zoodat alle broeiing heeft opgehouden dan is
de compost voor 't gebruik geschikt. Goede compost
doet wonderen op het weiland. Waar echter op onze
weiden tie grond zeer vast en ingeklonken is, zou
scheuring en vernieuwing noodig zijn om de beste
resultaten te verkrijgen.
Bij het winnen van hooi is mede veel op te
merken. Zoo is een eerste vereischteniet te laat
maaien.
Het hooigras moet gemaaid worden vóór de volko
men rijpheid; dat geeft het krachtigste voedsel.
Wanneer dus de bloeitijd van 't hooigras daar is,
moet de zeis er in. Laat maaien geeft ook't onkruid
te veel tijd om zich te ontwikkelen. Onder de ver
schillende grassen van een weide zijn planten die
vroeger, andere die later bloeien; wordt er nu laat
gemaaid dan gaat de grootste kracht van de vroeg
bloeiende planten verloren. Vroeg gemaaid hooi is
veel beter verteerbaar. Ook wordt de grond uitgeput
als men 't grasgewas er te rijp op laat worden.
Hier vond de Spr. aanleiding om eenige zeer prac-
tische wenken te geven omtrent den meest geschikten
tijd voor het snijden van 't graan. Graan voor den
bakker moet geel rijp gesneden worden; zaaigraan
wit rijp. Ook de keuze van goed zaaikoren moet met
zorg geschieden. Men zoeke van een stuk de hoogste
en beste aren uit en knippe daar de toppen van.
In 't plantenrijk is 't als in het dierenrijkde krach
tigste en gezondste individus zijn de aangewezene
voor de voortplanting en veredeling.
Ten slotte besprak de heer C. nog de tegenwoordig
meest in gebruik zijnde graan-maaimachines en prees de
Wood-machine (agent Peignat en Cie.) als de beste aan.
Met dit overzicht, welks onvolledigheid ierier die
de voordrachten bijwoonde ons wel zal willen vergeven,
daar wij binnen enge grenzen beperkt zijn, nemen
we voor heden afscheid van den heer Corten. Gaarne
zullen we hem nog menigmaal hooren.
VOOR LEDEN DER TWEEDE KAMER.
De politieke richting is aangeduid door de letters
1. (liberaal), c. (conservatief) en a. (anfci-revointioiiair).
ABNHEM. Uitgebracht 2728 stemmen. Gekozen
mr. J. H. Geertsema (1.) met 1426, mr. Savornin
Lohman (a.) verkreeg 1302 stemmen.
UTBECHT. Uitgebracht 2237 stemmen. Gekozen
mr. Bastert (L) met 1186, mr. Kien (c.) verkreeg
1101 stemmen.
ALMELO. Uitgebracht 2110 stemmen. Gekozen mr.
J. Corver Hooft (c.) met 1077; baron vanPallandt
(1.) verkreeg 1021 stemmen.
DELET. Uitgebracht 2495 steramen. Gekozen jhr.
de Casembroot (c.) met 1380, mr. Vaillant (1.) ver
kreeg 1116 stemmen. (Beide stemmingen gelijk.)
Binnenland.
ZIERIKZEE, 25 Juni 187 5.
Zierikzee, 24 Juni. Op Zondag namiddag a.s. te
vijf ure zal door den heer D. H. Ezerman een orgel
bespeling gegeven worden in de groote kerk. Tot
aanprijzing van deze gelegenheid om iets schoons te
genieten behoeven wij niets te zeggen. Wij durven
van den bekwamen toonkunstenaar en zijn leerlingen
op iets schoons te rekenen. De toegang zal voor
ieder vrij zijn. Aan den ingang van 't gebouw zal
men zicli van een program der uitvoering kunnen
voorzien. Moge een talrijk auditorium den heer
Ezerman voor zijn loffelijken en belangloozen ijver
loonen.
In het nummer van Donderdag 24. Juni geeft de
Nieimsbode een uittreksel uit ons verslag van de voor-