ZIERIKZEESEHE COURANT voor liet arrondis- seiiient Zierikzee. 1875. No. 49. Zaterdag 26 Juni. 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD DE GODSDIENST EN DE STAAT. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en D o o d b e r i c li t e n van 16 regels 6 0 een t. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKE AM AN. II. H. Landbouwersdie belang stellen in de Voordrachten over Landbouw door den heer Gortenkunnen tegen betaling van 25 Cent een uitvoerig Verslag daarvan bekomen aan het Bureau dezer Courant. ui. Wat dus de clericale drijvers willen de ortho- dox-gerefomeerden of Calvinisten, even zoo wel als de moderne ultramontanen Zij willen niets meer of minder dan de wereld lijke macht weder in de clericale handen brengen. In den grond der zaak is elke vorm van ele- ricalisme niets anders dan menschvergoding. Aau modernen en liberalen wordt verweten dat die den mensch vergoden en God klein maken. Met volle recht mag deze beschuldiging worden terug geworpen den clerioalen naar 't hoofd, 't Clericalisme drijft menschenvergoding, omdat elke clericaal een ijveraar is die zich een roe ping toekent welke iederen grond mist en die hij niet kan wettigen, 't Clericalisme treedt op in „Gods naam," „tot Gods eer," om „God en Godsdienst te redden." Welke macht gaf den clericalen het recht, zich die roeping toe te eigenen? Riep God hen daartoe? Daar zijn er onder hen die driest genoeg of in gemuede verblind genoeg zijn om dit te beweren. Welnu wij ontkennen datwij tarten hen om te be wijzen dat zij geen door zelfverheffing misleide dweepers of dat zij geen bedriegers zijn. Wie zich opwerpt als minister of krijgsknecht of dorschvlegel of strijdhamer Gods, die doet dat op zijn eigen boutje en voor eigen rekening. Als plaatsbekleeders Gods optredende, mislei den de clericalen zich zeiven, óf ze zijn perti nente bedriegersen in beide gevallen misleiden ze de onwetende schare. Deze laatste is daarom 't meest te beklagen. Uit eerbied voor God, heeft zij zeer natuurlijk ook een zeker respect voor hen die zich met een stalen gezicht Gods plaatsbekleeders noemen. En hierin ligt nu juist het verderfelijke, het pestilentieuse van 't cleri calisme dat het soms den geheelen Staat kan overheerschen, enkel en alleen door gebruik te maken van den invloed op de onwetende menigte. Daarom haat het clericalisme niets zoo zeer als verlichting, ontwikkeling, kennis, verstand, rede, vrijheid van denken en gelooven. Daarom is samenzwering mogelijk van fanatieke Cal vinisten en Jezuïten, tegen het liberalisme; daarom trekken de kerken en kerkjes van al lerlei soort door één gelijken geest bezeten geza menlijk op tegen de school, die de kweekster de draagster is van rede, licht en kennis. Daarom staat tegenwoordig, over de geheele aarde na genoeg, 't wegstervende, verroeste clericalisme op tot een laatsten strijd op leven en dood tegen de moderne maatschappij en den modernen Staat. Naarmate het ethische element meer in de maat schappij doordringt en tot ontwikkeling komt, en naarmate do Staat zuiverder gedaante erlangt, meer een gemeenschap een gemeente wordt, naar die mate verloopt de clericale winkel. Dat is 't wat de clericalen vertoornt en hen tot ra- zcrij zal brengen. Men beschuldigt onze eeuw van afval van 't geloof. Laster is deze beschuldiging. Maar 't nn levende geslacht walgt van de kost der clericale keuken. Er heeft zich langzamerhand een edele phalanx gevormd, een gezonde, le venskrachtige kern in de beschaafde natiën en die adel van 't verstand en van den geest, sleept al den clericalen toestel van vormen en vogelverschrikkers naar den stroom der vergan kelijkheid. 't Clericalisme haat den Staat als een concurrent voor wien 't wel inziet dat het moet bezwijken vroeg of laat. 't Clericalisme haat het licht der rede omdat 't zijn lamp- en waslicht ver overschijnt. Daarom is de tijd dien we beleven zoo ge wichtig. ,,'t Is of 't in de lucht zit," hoorden we on langs een eenvoudig man opmerken. Ja 't schijnt bijna zoo te zijn. Als een wervelwind giert de clericale agitatie door de staten der oude en nieuwe wereld. Zij die hier met uitgerekte gezichten en op elkander genepen lippen op trekken „voor God, Godsdienst en Christendom" ze zijn de geestverwanten, de eedgenooten van beu die in Frankrijk de natie met huid en haar opdragen aan 't heilige hart, van hen die in Duitschland strijd voeren tegen de Duitsche eenheid en de Duitsche vrijheid, van hen die in Engeland de menschen bedwelmen met gods dienstig comediespel, van lien die zich te Brighton overgeven aan een bidmanie en die fanatiek en verwaand genoeg zijn onr Brighton, de badplaats zooals zeis, eenBeth-elte heeten, van hen die alom de finantiën van den Staat onklaar maken en tegelijk loeren op de penningen der nijvere schare; van hen die in N.-Amerika de grondvesten der Unie ondermijnen; en die in Z.-Amerika terug willen keeren tot den wilden natuurstaat van vóór vele eeuwen. Overal woelt en kookt het clericalisme om de volken weder terug te brengen tot den Staat van kindsheid en knechtschap, van geestelijk feodalisme waaraan de toenemende beschaving en verlichting hen langzamerhand hebben ontrukt. Er bestaat wel geen vrees dat de duisternis wederom de overwinning zal behalen op 't licht, dat kerkelijke boeien den vrijen mensehengeest andermaal zullen kluisteren, dat de wereld ach teruit zal gaan gaanhet clericalisme zal den strijd niet winnen en krachtiger dan ooit zal de vrije geest weldra weder de onbeteugelde wieken uitslaan. Maar wie ziet niet met angst en deernis al de rampen te gemoet die 't mensch- dom in 't algemeen en elk volk, ook het onze in 't bijzonder nog zullen moeten treffen als eens de strijd ontaardt in een werkelijken vlee- schelijkeu strijd om goed en bloed en leven Dit uiterste te voorkomen door zedelijke kracht eu beleid is thans de roeping van de groote liberale partij die verspreid is onder alle volken dit is ook de roeping der Nederlandsche anti- clericalen. 't Clericalisme zoekt den strijd, den stoffelijken, dommen, brutalen strijd't werft daartoe alom zijn beuden aan onder de groote menigte der onwetenden en lichtgeloovigen. Die menigte is gemoedelijk genoeg, in haar leeft liet algemeen mensehelijke godsdienstige gevoel, in baar schreeuwt een onvervulde behoefte aan kennis. En daarop wordt door het clericalisme gespeculeerd, de suaren des gemoeds worden behendiglijk, maar met perfidie geprikkeld en aangedaanlicht valt 't op die wijze de schare in vuur te zetten voor belangen, die alleen en uitsluitend belangen zijn van een tempeldienst die de vruchten van 't zweet des armen ver slindt en van een priesterschap die zich vetmest ten koste van diezelfde menigte. De taak van het liberalisme wordt zwaar, is 't alreeds. Een eeuw geleden staken de arme, vertrapte en mishandelde volken de armen op om door de liberalen uit de klauwen van we reldlijke en geestelijke tyranen te worden ver lost nn is 't werk druk aan den gang om de volken de oude middeleeuwsehe roeden weder te doen kussen en de engelen der vrijheid te wantrouwen, ja die te gaan aanzien voor ver leiders en Engelen der duisternis. Is 't te verwonderen dat men onwillekeurig scherp en bitter wordt bij de behandeling eener stoffe als deze? Nochtans verklaren wij oprecht dat onze verbittering niet doelt op personen, al verschillen ze ook hemelsbreed van ons in overtuiging. Maar om de verderfelijkheid en 't gevaarlijke der stelsels en leeringen die thans als goddelijk en hemelsch gedreven worden te ontmaskeren en te brandmerken hebben we geen bittere en harde woorden genoeg. Zoo de groote man van Nazareth nog leefde en onder het te genwoordige geslacht nog werkzaam was, gewis zou zijn wee u, gij schriftgeleerden en pharizeën krachtiger dan ooit door onze steden weergalmen. Met verontwaardiging zou hij den fanatieken drijvers toeroepenwat hebt ge van mijn werk gemaakt! Ben ik daarvoor een martelaar ge worden, dat ge in mijnen naam elkander zoudt verdoemen en vervloeken, u zeiven heiligen en de anderen verworpelingen noemende? Is dit de leer die gij naar mij durft noemeu, een leer die hard en eerzuchtig, wreed en heerschzuchtig maaktdie de harten toeschroeft en de hoofden heet maakt; die doet jagen naar eer, macht en geld? Is hij mijn opvolger die op een troon wil zetelen en heerschen over alle volken en koningen, die zegen heeft voor degenen die laag genoeg zijn om hem de voetzooien te kussen, maar die niets heeft dan veroordeeling en ver vloeking voor al wie zelf denkt, zelf gelooft, zich zelf tracht te zijn? En zijn zij mijn na volgers die het land afloopen om de onwetende schare op te zweepen ten einde door dit middel machtig te worden op de aarde? Voor iederen mensch die een gemoedelijke overtuiging heeft, die hij met zijn geweten kan overeenbrengen hebben wij eerbied. Maar voor de mommerij van godsdienst en schijnchristendom dat tegen woordig conspireert tegen den staat en revolutie drijven wil om de mannen van de zwarte of witte toga de maeht in handen te spelen, daar hebben we niets anders voor dan een feilen greep om dat mom en dat masker af te rukken.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1