MKIkZKKSCIii: COURANT.
voor het arrondis- sement Zierihzee.
1875. No. 48.
Woensdag 23 Juni.
78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
DE GODSDIENST EN DE STAAT.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DEB ADVEB.TENTIEN:
Per gewonen regel 10 eent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regeis 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1B regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKEiVMAlV.
By deze Courant behoort een Bijvoegsel
bevattende het verslag van de Voordracht
over Landbouw van den heer Corten, bene
vens Beurs- e7i Marktberichten.
ii.
Maar wat willen de clerieale ijveraars dan?
vroegen we aan 't slot van ons vorig artikel.
Met de erkenning dat de mensch 't Gods-idée
in zioli voelt leven en dat hij daarom behoefte
heeft aan Godsdienst zijn zij niet voldaan.
Evenmin zijn zij te vreden met de reine vruchten
van 't levende godsdienstig gevoel, n.l. huma
niteit, zedelijkheid, goed zijn en goed doen.
Den Staat, een in abstractie bestaand lichaam,
te bezielen met een levenden Godsdienst, dat
is onmogelijk! Wat willen ze dan V Zij willen
zoo ze zelf zeggen althans het Christen
dom, den Godsdienst redden. Maar eilieve,
hoe is dit anders mogelijk dan door zelf gods
dienstig te zijn, d. i. door goed te zijn en goed
te doen? Wie belet hun dit en wat is er
dat hen daarin kan verhinderen? Willen ze
geweld gebruiken om ook anderen te dwingen
godsdienstig te zijn Maar dat zou al zeer
anti-godsdienstig wezen, vast te eenemale anti
christelijk. Zij willen zoo ze zeggen -de
jeugd godsdienstig opvoeden. Maar, nog eens,
wie belet hun dit, wat is er dat hen daarin
verhindert? Met de jeugd godsdienstig op te
voeden kan toch nooit wat anders bedoeld
worden dan de jeugd te leeren goed zijn en
goed doen. Het kerkelijk dogma heeft daarmede
niets te maken; minder nog dan de lijnen en
arabesken op den band van een boek met den
inhoud van het boek. Het dogma heeft nog
nooit of te nimmer eenigen den minsten zede
lijken invloed op de menschheid uitgeoefend.
Wij durven stout weg beweren dat nog geen
enkel kerkelijk leerstuk welk ook en van welk
godsdienstig genootschap ook, eenigen mensch
een greintje beter gemaakt heeft. En daarom
is 't toch te doende mensch moet beter, moet
goed worden en goed doen. Gebeurt dat niet,
wordt dat doel niet bereikt dan kan gerust de
geheele rommel van leerstukken overboord ge
worpen worden. Trouwens de vooruitstrevende
menschheid werpt ze ook overboord als onnutten
ballast. Maar nog eens, wat belet de clerieale
drijvers, om de jeugd godsdienstig op te voeden
Niets, hoegenaamd niets. Met reden mogen
wij vragen: waarom doen de clericalen 't dan
niet? Met al 't geschreeuw over het gevaar
dat kerk en Godsdienst en Christendom bedreigt,
wordt slechts onrust gestookt. Waarom doet
de kerk niets of bijna niets? Wil zij niet?
Kan zij niet? Mag zij niet? Maar zij moet
willen, anders liegt ze met al haar alarm. En
zij moet kunnen, anders kan zij zich wel ont
binden. En zij magimmers de school, de ruime
volksschool staat voor haar open. Waarom komt
zij dan niet? Kon niet in elke school eiken
dag b.v. een uur of meer 't geen men noemt
Godsdienst-onderwijs gegeven worden, door al
lerlei Godsdienstleeraars, wie maar willen i).
Waarom komen die heeren dan niet? Waarom
doen ze dan alleen hun best om de jeugd van
de school af te lokken en de ouders tegen de
school op te zetten Waarom schreeuwen ze
„Godsdienst! Godsdienst!" en handelen ze zoo
weinig rein en goed en edel
Maar wat willen ze dan toch?
Laat ons nu eens heel eenvoudig zijn een
voudig als Walchersche boeren, die men dezer
dagen er zoo fraai heeft voorgespannen om
Godsdienst, Christendom en Vaderland te redden
eenvoudig als zij, maar toch met 't kleine ver
schil dat wij zullen trachten te blijven zien
dat een kat een kat is, zooals de Franschen
dat heel aardig uitdrukken.
Wat ze nu op dit oogenblik willen is: de
meerderheid krijgen in de Tweede Kamer der
Staten Generaal van 't Koninklijk der Neder
landen. Op dit oogenblik danken ze den Heere,
die hun de kracht gaf om den heer Tak,
wellicht Zeelands nitstekendste burger, een slag
in 't aangezicht te geven, en ze bidden den
Heere om ook de overige mannen die hun in
den weg staan op zj te kunnen zetten. De
Standaard geeft ons het vecht om dit te zeggen
bidden en danken heeft dat blad de schare in
den mond gestopt al weken lang vóór de ver
kiezingen.
Eu als nu de clerieale drijvers zichzelven of
hun gedweee werktuigen in genoegzamen getale
in de Tweede Kamer hebben gebracht, wat zal
er dan gebeuren Al weder moeten we vragen
wat willen ze dan Om 't simpele zitten daar
in de zaal op 't Binnenhof is 't niet te doen.
En om daar wetten tot stand te helpen brengen
in den geest zoo als wj ze nu sinds een kwart
eeuw hebben gekregen, daarom is 't hun ook
niet te doen. Ware dat het geval, ze konden
mannen als Tak vooral wel laten zitten op hun
zetels. „Maar ze willen den Godsdienst redden,
't Christendom." Zie de N. Midd. „Vóór of
tegen 't Christendom is 't te doen."
Phrasesholle phrasesniets meer of minder.
Dol, onzinnig geschreeuw van priesters en
fanatieke priesterdienaars! Als mannen van
den Staat zich met den Godsdienst we
zeggen nog niet eens in 't bjzonder met het
Christendom - in de raadzaal gaat inlaten
dan is de Godsdienst juist in doodsgevaar.
Raadpleeg de geschiedenis. Wat is er ge
worden van de theocratie van 't Israëlitische
volk? Ze is verstorven met het volk mede.
Wat van 't Grieksche en Romeinsche panthe-
isme dat zoo geheel één was met den Staat?
't Is ondergegaan, de goden zijn gevallen. Wat
is er geworden van Mahomed's leer, zoo geheel
één met den Staat? Vraag het aan den ellen-
digen, ontzenuwden zieken man, en aan 't ellen
dige Oosten, dat weleer een paradjs was en
nu een woestenij is. Wat is er geworden van
't Christendom zelf, sinds 't tot den diepen
val kwam van Staats-Godsdienst te worden?
Vraag 't te Rome, waar een mensch zich Gode
gelijk heeft verklaard en met een spaarpot van
En bevoegd zijn, natuurlijk, maar dat is toch zoo
subjectief en zoo betrekkelijk, dat we daaraan weinig ge
wicht toekennen.
300 millioen bij zieh een parodie levert op
den man van Nazareth, die geen steen had om
zijn hoofd op neder te leggen. Vraag 't aan
Spanje, dat een paradijs was en een moordhol
geworden is, een roofnest van de zuurverdiende
spaarpenningen der andere natiën. Vraag 't
aan Êcoeador, dat er een eer in stelt zijn aan
gegane schulden niet te betalen maar 't geld
naar Rome zendt voor den grooten spaarpot.
Vraag 't aan Frankrijk, die edele natie, die
zieh verlaagt beeft tot een werktuig in de hand
van de ultramontanen en die er nu de gerechte
kastjding voor draagt. Wat werd er van de
theocratie van Calvijn te Genève De brand
stapel van Servet is nog 't meest in 't oogvallend
monument dat daarvan is blijven bestaan. Wat
werd er van de kerkelijke Staats-constitutie van
Hendrik VIII en Elisabeth Een dood en
doodend stelsel dat de zuurverdiende gelden
der schare in handen speelt aan een soort van
clericalen adel, aan een priesterschap die zwelgt
en brast terwijl 't arme landvolk wegkrimpt
in gebrek, ellende en dierlijke domheid, en per
slot van rekening een geheel stoppelveld dat
braak ligt voor Rome. Wat werd er van een
Cromwell, die zich zieh ook in zijn opgeblazen
heid een strijder Gods waande, en daardoor
zelfs voor geen koningsmoord terugdeinsde? Een
ellendige menschenhater die bang was voor 't
geluid van zijn eigen stem
En wat hebben de Dordsche vaderen gedaan
Zij konden wel Oldenbarneveld 't hoofd van
den romp seheiden, ze konden wel Hollands
grootste licht, Huig de Groot, voor een wijle
onder de korenmaat zetten maar ze hebben
niet kunnen beletten dat hun hedendaagsche
naneven, nu nog luider schreeuwen dan zij
de Godsdienst, 't Christendom is in gevaar!
En dat alles zonder er beter op te wezen.
Want men verlieze toch het feit niet uit het
oog dat al de clerieale agitatie, al dat uiterlijk
vertoon van Godsdienst, al dat geschreeuw
voor den Godsdienst en de eere Gods de men-
schen geen greintje beter maakt. Integendeel,
hoe meer de vormen en de namen gedreven
wordeD, hoe meer het wezen schade lijdt. Vraag
't aan den Standaard zelf, of niet de meest
kerksche en kerkelijke stad van Nederland die
drie eeuwen lang met orthodoxie is gespijsd
en met zalvende dogmata gedrenkt, ook niet
juist de meest zedelooze is. 't Olericalisme
veredelt en verbetert de mensohen niet, 't
Christelijk olericalisme evemnin als dat van
Buddah of dat van Jupiter. Wat van den
Godsdienst in 't algemeen of van eenigen gods
dienstvorm in 't bijzonder invloed ten goede
op de menschheid uitoefent dat is het ethische
element van den Godsdienst; alleen dat werkt
iets goeds, al 't andere doet niets, zoo 't al
geen kwaad doet.
Maar in het clerieaal streven treedt altoos
het ethische naar achteren, het wordt verdrongen
door de booze hartstochten der drijvers, die
zich wel de uiterlijke vormen van Godsdienst
als een gewaad om de leden slaan, maar die
den opbouw der levende, onsterfelijke ziel van
minder belang achten dan dien van hun houten
en steenen tempelen.