ZIERIK2EESCHE COURANT
voor het arrondis- x«èïx sement Zierikzee.
1875. No. 40.
Woensdag 26 Mei.
78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
BEVOEGD OF ONBEVOEGD.
DE FINANCIËN VAN SPANJE.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden/ 1,Franco per post ƒ1,-
Afzoiulerlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
In no. 963 heeft de Standaard een hoofdar
tikel gegeven over de vraag of, en in hoever
openbare beambten, met name onderwijzers der
openbare school, zich mogen bemoeien met
politiek, met verkiezingen enz. Na erkend te
hebben dat 't elk burger vrij staat van zijn
staatsburgerlijke rechten gebruik te maken en
en dat dus de openbare onderwijzers evengoed
als andere burgers met belangstelling in de
publieke zaken kunnen deelnemen, komt de
Standaard toch tot de conclusie dat het aan
alle professoren leeraren en onderwijzers vrij
leelijk staat dat zij zich zooveel met de politiek
inlaten. Hij verwijt inzonderheid aan de pro
fessoren dat deze zich opwerpen als leiders en
voorlichters, aan leeraren dat deze hier en daar
politiek leven hebben gewekt en dan dat
is 't ergstein modernen en radicalen geest,
en eindelijk meent de Standaard dat het den
openbaren onderwijzers mooi zou staan zich
heel stil te houden, vooral nu de gvoote kwestie
van 't onderwijs de politiek beheerseht en in
zonderheid omdat art. 1 van elke verandering
op 't gebied van schoolwetsherziening, wel zal
moeten zijn verhooging der tractementen.
Wat is er van dit alles?
In de eerste plaats betuigen we onze ver
wondering over 't laatste argument van den
Standaard. Inderdaad wij wisten niet dat de
Standaard en zijn partij er op uit zijn om de
tractementen der openbare onderwijzers te ver
beteren, en dat nog wel als art. 1Wij hadden
heel andere gedachten. Dan kunnen we volstrekt
niet vatten welke logica en welke politieke
moraal de Standaard volgt. De openbare on
derwijzers, de leeraars, de professoren zijn zicb
eerst sinds korten tijd met de onderwijskwestie
en daardoor met de politiek gaan bemoeien.
Het „Nedeiiandsch Onderwijzersgenootschap"
beeft zich altoos zuiver gehouden op 't gebied
van 't onderwijs en bepaald tot de bevordering
van de belangen der school en de verbetering
van het lot der onderwijzers en onderwijzers-
weduwen politiek bleef daarbuiten. De „Ver-
eeniging van leeraren" handelde in denzelfden
geest. Het „Nederlandsch Schoolverbond" is
juist daarom zoo zwak en machteloos geweest,
dat het terug gedeinsd is, van den beginne af,
voor het hart der kwestie n.l. schoolplicht,
waardoor dat verbond in de politiek vreesde te
zullen ingrijpen en zich te eompromitteeren.
Maar wat is nu 't „anti-schoolwetverbond" van
huize uit geweest en al meer en meer geworden
Een bijna uitsluitend politieke vereeniging, met
onderwijzers van bijzondere scholen als leiders,
apostelen en agenten. Wat is de confessioneele
vereeniging voor de Christelijke scholen ooit
anders geweest dan een clericaal politiek lichaam?
De geheele agitatie tegen liet openbaar ou
derwijs gaat uit en wordt onderhouden door
clericale leiders en bijzondere onderwijzers. Eerst
nadat deze agitatie geheel georganiseerd en
vol moed aan 't werk getogen was, zonder
dit tot haar eer gezegd den toeleg onder
stoelen of banken te steken, eerst daarna hebben
de openbare onderwijzers en de vereenigingen
van mannen der openbare school, bun staat
van apathie en passiviteit verlaten. Zoo er hun
iets te verwijten is, het moet zijn dat zij eerder
te laat dan te vroeg teekenen van leven zijn
gaan vertoonen.
In alle geval wat de Standaard verwijt aan
de openbare onderwijzers is sinds lang en met
vuur gedaan door de voornaamste mannen der
bijzondere school en inzonderheid door de cle
ricale leiders. Hoe, terwijl de anti-revolutio
naire stemmachine een tijd lang enkel door
onderwijzers der zoogenoemde christelijke scholen
bediend en gedreven werd, terwijl dr. Kuyper
zelf voor een goed deel zijn verkiezing als af
gevaardigde voor Gouda, te danken heeft gehad
aan de handigheid van den heer Husen, zouden
de openbare onderwijzers geen woordje mogen
mee spreken 1
Vreemde logica!
En dan dat art. 1. 't Is waar, de dubbeltjes
zijn toch veelal art. i in alle dingenzoo wij
vertrouwen zijn ze 't ook wel bij de Slandaard-
partijdeze heeft dat trouwens meermalen zelf
erkend. Maar juist daarom zou de openbare
onderwijzer van dien kant wel eens beel andere
uitkomsten kunnen vreezen dan tractementsver-
booging. Was niet een der grieven dat die
openbare scholen zooveel geld verslinden en de
openbare onderwijzers zooveel geld kosten, en
dat de openbare school de beste onderwijs
krachten tot zich trekt omdat zij zio goed be
taalt? Hoe kan dan de openbare onderwijzer
vertrouwen dat het resultaat der pogingen van
de Standaard e.s. in de eerste plaats zou wezen
lotsverbetering voor hem Zoo hij geheel iets
anders verwachtte konden we dat best verklaren.
Maar laat ons nu de kwestie eens van een
andere zijde bezien.
De punten waar 't hier op aankomt zijn
wezenlijk van groot belang.
Daar zijn er die de leer aanhangen dat al
wie maar op eenige wijze heel of half openbaar
beambte is of eenige officieele betrekking ver
vult, zich steeds moet onthouden van bemoeiingen
met groote of kleine politiek. Dat is nog een
staartje van de goede oud-Hollandsche leer der
Republiek der Vereenigde Neerlanden, roem-
ruchtiger gedachtenis.
In dien goeden tijd kwam 't alleen aan
„Mijne Heeren" toe om iets in de melk te
brokken, ook nu en dan bemoeiden de dominés
zich wel eens met de politiek, zelfs wel eens
heel veel. Wat de heeren wezen werd door
de burgerlui geprezen.
Andere tijden andere zedentegenwoordig
behoeft een burger zijn staatkundige rechten
niet meer prijs te geven omdat hij een openbare
betrekking bekleedt. Wij meenen dat we in
dit opzicht niet achteruit gegaan zijn.
Natuurlijk kan bemoeiing met de publieke
zaak op velerlei wijzen geschieden. Als een
openbaar beambte van zijn kwaliteit als zoodanig'
gebruik maakt ten dienste zijner partij dan
pleegt hij evengoed politiek immoreele hande
lingen als een minister die qua-minister op de
m.
Op dit punt leveren de publieke zeden een onoverkome
lijke hindernis op; ongelukkig wordt ook door diezelfde
zeden de financieele wanorde, die 't onvermijdelijk gevolg
is der revolutiën, verergerd. Overal ziet men na een plot
selinge staatkundige verandering de opbrengst der directe
en indirecte belastingen afnemen, door de verslapping van
consumtie en inning der belastingenmaar doorgaans worden
de uitgerekte teugels van 't bewind spoedig weder inge
trokken en als de tusschenregeering niet van al te langen
duur is, dan nemen arbeid en regelmaat de overhand weder.
In Spanje is dit zoo niet. Door ingeroest misbruik van
privilegiën en vrijstellingen zijn juist zij die't gemakkelijkst
den druk der belastingen konden torschen, n.l. de rijken
en machtigen, daarvan ontheven. In 't oog der meeste burgers
ligt er in verzet tegen den fiscus niets berispelijks; zelfs
ontbreekt het noodige personeel van agenten der ontvangers
en eindelijk maakt de spreekwoordelijke zorgeloosheid dei-
bewoners van een bodem, die zoo gemakkelijk productief
zou te maken zijn, een al te sterken slagboom uit tegen
den stoffelijken vooruitgang. Men moet al deze moeielijk-
heden ernstig onder de oogen zien als men zich rekenschap
geven wil van den tegenwoordigen toestand van Spanje,
waarvan 't gevaar uit welsprekende cijfers blijkt.
De inkomsten kan men schatten op niet meer dan 500
millioen, en de uitgaven op niet minder dan 700 millioen,
waarvan de schuld de helft verslindt. In liet budget van
uitgaven tellen de buitengewone oorlogskosten zelfs niet
eens mede; op dit oogenblik voorziet men er in door een
algeheel bankroet ten koste van de schuldeisehers van den
Staat. De Gazet-a de Madrid publiceerde den 7 April j.l.
de memorie van toelichting van het decreet dat tot bege
leiding diende aan het additioneelc budget van oorlog voor
het einde van het boekjaar 187475. Zie hier een uit
treksel daaruit. «Wanneer men in aanmerking neemt dat
alleen de uitgaven van het budget voor oorlog dit jaar
over de 375 millioen francs beloopen, buiten de uitgaven
voor de marine, dat de natie ook de kosten moet dragen
van het onderhoud der Carlistische troepen; wanneer
men nagaat hoeveel rijkdom er is verwoest, nog verwoest
zal worden of waarvan de voortbrenging gestoord is door
deze jaren van oorlog; wanneer men opmerkt dat al
de vaste staatsinkomsten nauwelijks genoeg aan de schat
kist opleveren om de militaire uitgaven te bestrijden; dat
de geheele staatsadministratie, de marine, de justitie, de
handel en openbare werken fomentode eeredienst, de
onmetelijke last der openbare schuld, dat dat alles in één
woord ongedekt blijft, of bezwaarlijk wordt onderhouden
door zeer nadeelige operatiën tegen enormen intrest, waar
door in korten tijd de primitieve schuld verdubbeld wordt;
wanneer men eindelijk ervaart hoe Cuba verteerd wordt
door een even wreeden als kostbaren oorlog die van liever
lede de rijkste provincie van de monarchie in een aschhoop
verkeert, dan zou de helderste geest, hij die 't meeste
vertrouwt op de toekomst der natie niet alleen in verzoeking
komen den moed te verliezen, maar ook de hoop van ooit
een geneesmiddel tegen zooveel kwalen te vinden." Wat
moet men zeggen na zulk een bekentenis!
Nu is 't staatsbankroet zeker gemakkelijk; maar alles
heeft zijn grens, zelfs de gedwongen onmachtigheid om te
betalen. Komt er te eenigertijd een eind aan den burger
oorlog dan zal het constitutioneel koningschap van Alfonsus
XII staan voor het ernstigste vraagstuk en de ondankbaarste
taak. Dan zal de rekening opgemaakt moeten worden van
al de achterstallige uitgaven, dan zal men al de vooruitop-
genomen inkomsten, en al de discontos op de toekomst
moeten afrekenen; men zal de waarborgen weder opvorderen
die in handen van de voorloopige geldschieters gesteld zijn
en dan zal men de balans opmaken van 't geen er nog
overblijft van mijnen, bosschen, doode hand enz. 't geen
een treurig licht werk zal zijn. Misschien zal het niet on
mogelijk zijn om evenals bij de vestiging van het constitu-
tioneele regime, combinatiën te vinden van uitgestelde
schuld, waarborgen voor onbetaalde achterstallen die de
binnen- of buitenlandsche schuldeisehers zullen bewegen
om geduld te hebben en hen die binnen en buitenlandsche
renten zeer goedkoop gekocht hebben tevreden te stellen.
Nieuwe leeningen zullen wellicht nog inschrijvers vinden
uitgelokt door prijzen die in geen geval hoog zullen kunnen
zijn. Maar 't meest noodige en het moeielijkste zal zijn
aan de opbrengst der belastingen de regelmatigheid en het
gewicht bij te zetten die onmisbaar zijn om het evenwicht
van het budget te verzekeren zonder hetwelk alle beroep
op het crediet en alle opofferingen ijdel zijn zouden.