ZIËRIKZEESCHE COURANT.
voor liet arrondis- sement Zierikzee.
1875. No. 37.
Zaterdag 15 Mei,
78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
MAATSCHAPPELIJKE DEUGDEN.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Per gewonen regel 10 ceiit. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. IAKENMAN.
Politieke Moraliteit.
Wa-blief'? Wel, ik herzegge: politieke mo
raliteit. Is er dan wezenlijk een deugd die
zoo keet? Natuurlijk, 't zou vreemd zijn als
men enkel spreken kon over politieke immora
liteit en niet over 't tegengestelde daarvan.
De negatie is tock wel niet kestaankaar als
de positieve tegenkant er niet is. Maar Voltaire
heeft immers gezegd dat de politiek de kunst
is om van pas te liegenkoe kan er nn in
zoo'n kunst iets moreels gelegen zijn 't Is
volkomen waar, mijnkeer, dat Voltaire dit ge
zegd keeft, hij was daar pikant genoeg voor;
maar ik moet u doen opmerken, dat kij ook
niet vrij was van cynisme, en toen kij ziek op
zulk een stekeligen toon uitliet over de edele
kunst der politiek, kad kij stellig ook zoo'n
vlaag van cynisme.
Men kan er nog meer van zeggen en dat
sckijnt zelfs de zaak niet keter te makenDe
politiek bestaat, wel beschouwd, in niets anders
dan van pas te spreken en van pas te zwijgen.
Spreken en zwijgen, bij afwisseling of door
elkaar, al naar 't noodig is, ziedaar de gekeele
kunst der politiek. Hieruit leidt gij misschien
af dat dan iedereen min of meer politicus is
spreken en zwijgen kan iedereen in meerdere
of mindere mate. Doek deze gevolgtrekking
is niet juist. Men diene n.l. er bij te weten
wat politiek spreken en zwijgen is. Spreken
is in de politiek de kunst om zijn gedachten
te verbergen, dus juist omgekeerd als in de
gewone natuurlijke conversatie, want daar spreekt
men om te zeggen wat men denkt. In de
politiek spreekt men zóó, dat niet na te gaan
is wat men denkt. En zwijgen is in de poli
tiek de kunst om veel te zeggen zonder te
spreken, 't welk men in de vrije conversatie
ook al doorgaans zoo niet opvat.
Maar, nog eens, koe kan daar dan van
moraliteit sprake zijn Nietwaar, dat is moeielijk
te vatten. Gelieve wel op te merken dat als
't zoo gemakkelijk te vatten was, 't geen kunst
zou zijn; dan was 't ook de moeite niet waard
dat ik er over schreef.
Van schrijven gesproken, dat behoort ook
tot de kunst der politiek, 't Is dan ook eigenlijk
niets anders dan zichtbaar spreken of zwijgen,
al naar men 't bedoelt.
Spreken, zwijgen, schrijven, ziedaar dan de
kunst der politiek, en dat alles natuurlijk op
zijn pas en net van pas.
Ik zou ook nog kunnen opmerken dat aan
't schrijven 't lezen ten nauwste verbonden is
en dat tot de kunst der politiek ook behoort
't talent om uit iets geschrevens meer te lezen,
of iets anders te lezen dan er staat, en niet
te lezen wat er wel staat.
Zoo al voortgaande naderen we ondertusscken
al meer en meer dien katelijken Voltaire en
als we niet voorzichtig zijn, komen we er nog
toe hem gelijk te geven en zijn mistroostige
verzachting la politique c'est l'art de mentir
d propos te onderschrijven.
En hiertegen verzet ziek mijn logisch gevoel.
Het wil er bij mij niet in dat we wel de on
deugd en niet de deugd zouden kunnen beoe
fenen. Als de nikillist tot de wanhopige conclusie
komt: er is geen God, dan roep ik hem toe:
ergo is hij er wel. Gij zijt bewust van de
negatie, welnu, dan is 't absolute ook wel
aanwezig.
Laat mij evenwel niet afdwalen. Van de
politieke moraliteit is de rede. Tock moet ik
herhalen, wat uit mijn aanloop ook wel is op
te maken, dat de aangewezen weg om tot het
begrip van deze geheel eigenaardige maat
schappelijke deugd te komen, daarin bestaat
dat men tracht te voelen waar politeke immo
raliteit gepleegd wordt.
Een voorbeeld. Gesteld er wordt in een
verkiezingsstrijd door een der partijen de over
winning behaald. In dat geval kraait die partij
victorie, en dat is natuurlijk; daar heeft ze
gelijk in; als ze dat niet deed dan had ze
geen strijd behoeven te voeren. Om de over
winning is 't te doen, niet om den strijd op
zichzelf.
Gesteld verder, dat er navraag komt naai
den loop van den strijd, naar de taktiek, naai
de wapenen die gebruikt zijn enz., altemaal
dingen waar men na een interessanten strijd
gaarne wat van weten wil.
In zoodanig geval moet het voor de betrokken
personen een wezenlijke satisfactie zijn, dat er
zooveel notitie van hen genomen wordt, en
niets natuurlijker dan dat men alom hoort: zie,
dat is nu de Von Moltke, die 't plan de cam
pagne heeft uitgedacht, berekend, gecombineerd,
uitgewerkt; dat is de generale staf, die den
Von Moltke zoo waardig heeft geholpen om
't grond-idée uit te werken en het plan uit te
voeren; dat zijn de wakkere soldaten die zoo
goed de opgegeven bewegingen hebben vol
bracht dat eindelijk zijn de fameuse zïmd-nadel,
die zoo krachtig hebben bijgedragen tot het
éclatante succes.
Nietwaar, niets natuurlijker dan zulk een
loop van zaken?
Gesteld echter, dat er iets heel anders ge
schiedt, dat de man op 't kerkhof is, die 't
plan de campagne heeft ontworpen, dat de
generale staf zich eclipseert en onvindbaar
maakt, dat de een voor den ander er in de
verste verte niet van weten wil voor den Von
Moltke, voor een lid van den staf, voor een
soldaat zelfs gehouden te worden, dat de zünd-
nadel te zoek zijn of weggestopt; kortom, dat
men wel victorie kraait, maar toch niemand
zoo onwaardig wil geacht zijn, van de eer der-
overwinning verdiend te hebben, dan, zeg ik,
is er een smaakje van politieke immoraliteit.
En wat dan de politieke moraliteit is, laat
zich zoo ongeveer beseffendat die deugd be
staan moet, laat zich althans gevoelen. Hoe
anders dat gevoel van walging te verklaren
dat ons overmeestert bij een feit als het ver
onderstelde
Een philosoof nu niet Voltaire maar een
ander heeft eens gezegd dat ieder mensch
eigenlijk twee aangezichten heeft, en dat men,
als men maar goed oplet, toch nimmer in de
menschen bedrogen kan zijn. Hij meende dit
zóó ieder mensch heeft een aangezicht, maar
dit ziet met den eenen kant naar buiten en
met den anderen naar binnen, en die twee
maskers, 't holle en 't bolle, zijn niet aan
elkander gelijk, veelal niet ten minste. Als
men nu zelfkennis en menschenkennis tevens
wil opdoen, zeide die philosoof verder, dan
moet men voor een spiegel gaan staan, 't beeld
daarin ernstig bestudeeren en tevens den bin
nenkant daarbij vergelijken, wat met behulp
van 't geestesoog, dat ieder in zich draagt,
niet moeielijk is.
Met de aldus vertregene, gansch niet te
versmaden wetenschap toegerust, kan men 't zelfs
in de kunst om door de maskers van anderen
heen te zien, vrij ver brengen, en met vrij
groote waarschijnlijkheid uit 't aanzien van
den buitenkant tot dat van den binnenkant
besluiten. Op dezen binnenkant komt't eigenlijk
aan, in de politiek zoo goed als overal. En
wanneer men nu tot de ervaring komt dat de
buitenkant der aangezichten in de politiek
menigmaal juist berekend is om 't omgekeerde
te vertoonen van 't geen er aan den binnenkant
te zien is, en men komt zulk een geval tegen,
dan wordt de politieke immoraliteit openbaar
en dat wel juist omdat er ook in de politiek
een consciëntie is die getuigt tegen bedrog
door valsche momaangezichten.
Wat is dan de deugd der politieke moraliteit?
Zij is de moraliteit, ook in de politiek. Zij is
't démenti van 't kwade spreekwoord dat luidt
elk is een dief in zijn nering. Zij is eigenlijk
ook geen deugd apart. Afzonderlijke deugden
zijn er niet. Zij is niets anders dan eerlijkheid,
waarheid, oprechtheid, consequentie toegepast
in 't politieke leven.
Er zijn vele partijen in een staat waar eenig
intellectueel leven heersckt. En 't is goed dat
die partijen er zijn. Het zou onzinnig zijn te
eisehen dat alle denkende koppen eener natie
precies langs denzelfden weg tot hetzelfde
doel zouden moeten gaan. Dat kan niet. Daarom
moest niemand zich schamen tot deze of gene
partij te belmoren; want daarin is niets kwaads
gelegen op zich zelf. Maar men zij eerlijk, men
zij wat men voorgeeft te zijn, en tot welke
partij men dan ook belmore, als men daarin
oprecht is, dan is men nog altoos binnen de
perken der politieke moraliteit.
Maar politiek immoreel is 't b.v. uiterlijk
vooruit en innerlijk achteruit te willen politiek
immoreel is 't zich rood te verven als men toch
daaronder zwart is, zich liberaal te noemen als
men 't niet is, of omgekeerd. Immoreel is 't
een grijpende wolf te zijn en dan met een
schaapshuid om onder de kudde te sluipen.
Immoreel is 't met twee monden te spreken:
hier zus, daar 7.00; nu in deze richting, straks
in de tegenovergestelde. Immoreel is 't twee
heeren te willen dienen in de politiek, of de
eene partij te verraden om de andere te dienen.
Men heeft doorgaans een afkeer van zooge
naamd met gesloten vizier strijden en noemt
dat wel eens politiek immoreel. Dit is eigen
lijk niet redelijk. In 't tornooi werd even
goed gestreden met gesloten, als met open vizier