|MEN BEDRIEGT HET PUBLIEK
gdoor hen een aard preparaat voor ccïit te
Iverkoopen, hetwelk men met den naam van
I Quïn» Laroclie bestempelt. Om dit bedrog
I te vermijden eische men de hiernevenstaande
ihandteekening
Jtiaroclie op ^e)
IcZen blaauwen SZ/Zyf
I band, op de J</C^
witte etikeite11
I op de twee enveloppen en op de brochure.
9 Men eische insgelijks het Glazen maatje
dat zich op den hals der flesch bevindt.
Buitenland.
F r a n k r ij li.
De Duitsche nota aan de Belgische regeering biedt
een welkome gelegenheid aan de Fransche bladen om
bij gebrek aan binnenlandsche politiek aan buiten -
landsche te doen; natuurlijk wordt de zaak naar
vermogen opgeschroefdde officieuse Moniteur gelooft,
dat //het incident niet is afgeloopen, vooral wanneer,
zooals men zegt, Bismarck de stukken over deze zaak
ook aan de mogendheden heeft meegedeeld, die Belgiös
neutraliteit hebben onderteekend." Zonder Duitschlands
houding in bescherming te willen nemen, zou echter
de opmerking kunnen worden gemaakt, dat Frankrijk
in vroeger jaren, toen het de macht bezat die Duitsch-
land op dit oogenblik heeft, nog wel meer pressie
uitoefende op andere mogendheden, met name op
België. De bijzondere plannen, die keizer Napoleon
met België had, kunnen hierbij nog buiten rekening
worden gelaten.
Men zegt, dat de Bonapartisten tegenwoordig slecht
te spreken zijn; de verdeeldheid tusschen Boulier en
de keizerin draagt veel' daartoe bij. Men meldt een
aansluiting aan de legitimisten en clericalen, maar,
er moet wat gepraat worden in de vacantie.
Engeland.
De plechtige inwijding van de Katholieke Universi
teit van Kensington heeft heden na de uitspreking
van den zegen plaats gehad. Aan kardinaal Manning
is een adres aangebodenin zijn antwoord heeft hij
gezegd, dat hij zichzelf beschouwde als iemand die
b&last was met een oorlogsmandaat want gij geloofde
dat de kerk en de heilige stoel een crisis naderen,
heviger dan men sinds drie eeuwen aanschouwd heeft.
De dagbladen houden zich bij voortduring bezig
met de wisseling van de nota's tusschen Duitschland
en België en het artikel in de Berlijnsche Post. Zij
slaan een verzoenenden toon aan, maar zonder afstand
te doen van hun gezindheid ten gunste der onafhan
kelijkheid van België. De Tines bevat den tekst der
Duitsche nota, die, zegt ze, ons vermoeden bevestigt,
dat de zaak minder ernstig was, dan men dacht.
Duitschland heeft geenszins direct gedreigd, doch de
beginselen die het wenscht aangenomen te zien zijn
ongetwijfeld gevaarlijk en wij houden ons er van
overtuigd dat het Duitsche gouvernement niet zal
blijven aandringen op zijn gevoelen, dat zoo weinig
is te handhaven.
Daily News zegt dat de herhaling van artikelen als
die der Post de meening zou wettigen dat Europa
gelooft, dat Berlijn Frankrijk tot een oorlog wil dwingen.
In het Lagerhuis bevestigde Bourke, de heeren
Sanford en O'Clery beantwoordende, de juistheid van
het bericht der wisseling van nota's tusschen Duitsch
land en Belgiede stukken waren confidentieel aan
Engeland medegedeeld, zoodat de overlegging aan
het parlement onmogelijk was. Ten slotte voegde
hij er bij, dat geen beroep gedaan was op de mogend
heden, die Belgie's-neutraliteit waarborgden.
Iu antwoord op een vraag van het parlementslid
Bichard zeide Bourke, dat sedert de troonsbestijging
van koning Alfonsus herhaaldelijk aangedrongen was
op schadevergoeding ten behoeve van de Engelschen,
woonachtig te Cart hagen a de gezant Lavard verlangde
dezelfde schadevergoeding als aan de Duitsche onder
danen verleend was.
De heer Wade heeft passen voor twee Engelsche
officieren bekomen die, begeleid door een Chineesch
officier, een onderzoek zullen instellen naar de om
standigheden, waaronder de moord op Maggary is
Duitschland.
De Pruisische kamer van afgevaardigden, heeft in
ééne zitting, bij derde lezing, de wet aangenomen,
waarbij de dotatien aan de katholieke kerk zijn op
geheven. Zeven redenaren waren ingeschreven tegen,
drie voor het ontwerp. Bij de algemeene discussie,
die vijf uren geduurd heeft, heeft men slechts de be
kende argumenten gereproduceerd, en de discussie
over de artikelen was van weinig belang. Het ontwerp
werd bestreden als in strijd terzelfdertijd met de
Pruisische constitutie en met de rechten der kerk.
De tegenstanders beweerden dat de straf, aan de
katholieke kerk opgelegd, op geen enkel wezenlijk feit
gegrond was en alleen tot voorwendsel moest dienen
om de maatregelen, tegen de kerk verordend, te
rechtvaardigen. De voorstanders noemden de wet
eeue daad van wettige zelfverdediging, door den staat
van oorlog, die thans tusschen Borne en Berlijn heerscht,
voldoende gerechtvaardigd. De Bomeinsche geeste
lijkheid, zeiden zij, behandelt Pruisen als vijand. De
staat moet alle middelen aangrijpen om zich te ver
dedigen en een dier middelen is de opheffing der
dotatien. //Bome" zeide de redenaar Jung //verte
genwoordigt de kracht van den passieven wederstand.
Alle vervallen mogendheden, onttroonde vorsten, kroon
pretendenten, alle ex-ministers, iu één woord, al wat
tegen den modernen staat samenzweert, zoekt zijn
steunpunt in Bome. Laten wij ons door dien wraak-
toon niet misleiden laten wij ons vooral niet afbrengen
van het geeu de zending van Pruisen en Duitschland
moet genoemd wordenden modernen staat te be
vrijden van den invloed der Bomeinsche theocratie
en van de hinderpalen, welke Bome aan zijne ontwikke
ling in den weg legt." Deze heftige rhetorica werd
nu eens door een uitbundig gelach, dan weder door
langdurige toejuiching afgebroken. Vermoedelijk on
dervonden de voorstanders van het wetsontwerp zekere
ongerustheid bij de gedachte aan de uitwerking die
deze wet kan hebben op de katholieke bevolkingen.
Doch dezelfde redenaar stelde hen gerust. Gedurende
de Paaschvacantie, zeide hij, had hij getracht den
stand der openbare meening in de Bijnprovincien te
leeren kennen. Het was hem gebleken dat het wets
ontwerp aldaar werd beschouwd als een rechtmatig
antwoord op de encycliek van den paus. In het
verlicht gedeelte van de Katholieke bevolking der Bijn
provincien, wenscht men niets liever dan dat de
strijd tusschen staat en kerk eindige met de zegepraal
van den staat, opdat deze bevrijd zij van het juk der
geestelijkheid. Men zou daarom wenschen, dat door
den staat nog krachtiger maatregelen werden genomen.
Hoe lang kan het echter nog wel duren, alvorens die
strijd tot een beslissing zal zijn gekomen?
De Norddeutsche Zeituny schrijft naar aanleiding
van het geruchtmakende artikel van de Berlijnsche
Post, dat de maatregelen, die in Frankrijk tot reor
ganisatie van het leger genomen worden, voorzeker
een verontrustend karakter dragen, daar ze kennelijk
niet strekken tot een degelijk herstel der Fransche
legermacht, maar het kenmerk dragen van toerustin
gen voor een bepaald doel in de naaste toekomst,
dat niemand, die de oogen open heeft, verborgen
blijft. Maar de opmerkingeu van de Post omtrent
Oostenrijk en Italië zijn onjuist. In beide landen
is de invloed der ultramontanen niet groot genoeg
om de goede verstandhouding van die rijken met
Duitschland te storen.
JBelgie.
Wij hebben in een vorig overzicht reeds met een
woord gewag gemaakt van de Duitsche nota aan het
Belgische gouvernement, die den 3 Februari door
graaf Perponcher aan den Belgischen minister van
buitenlandsche zaken werd overhandigd. Dit stuk
heeft algemeen veel gerucht gemaakt. Het is thans in
zijn geheel door de dagbladen medegedeeld, en uit
die mededeeling blijkt, waarover Duitschland zich
beklaagt. Niet omtrent een enkel feit voert Duitsch
land grieven aan, maar omtrent een reeks van feiten.
Eerst gewaagt de heer Perponcher van de //herderlijke
brieven van Belgische bisschoppen en andere openbare
geschriften, zooals de onlangs in den Bien Public
opgenomen adressen van de comités der Oeuvres
poutificales aan den bisschop van Paderborn" en de
Duitsche gezant beweert dat //in elk dezer openbare
bescheiden de deelneming en opwekking voor de in
den opstand legen de wetten en het openbaar gezag
in Pruisen betrokken geestelijken, in meer of min
aansporenden toon en met meer of minder beleedigitig
voor de keizerlijke regeering was uitgedrukt." Daarna
gewaagt de gezant van //het door den blikslager
Duchesne aan den aartsbisschop van Parijs gerichte
en door dezen publiek gemaakte aanbod, prins Bismarck
voor een bepaalde som te vermoorden" en aan welke
zaak Belgie ook geen gevolg had gegeven. De Duitsche
gezant herinnert, dat het een onbetwistbaar beginsel
van volkenrecht is, dat een staat aan zijne onderdanen
niet mag veroorloven, de inwendige rust van een
anderen staal te verstoren en verplicht is door zijn
wetten daarvoor te zorgen, dat hij in staat zij dezen
volkenrechtelijken plicht te doen nakomen." De con-
clussie der nota is dus: aandrang op herziening en
verscherping der binnenlandsche strafwetgeving.
De Belgische regeering heeft op die nota den 26
Februari geantwoord, dat ten onrechte wordt beweerd,
dat de wetgeving van haar land onvoldoende zou zijn
ora beleedigingcn, aan buitenlandsche souvereinen
aangedaan, te straffen, maar dat het onmogelijk is
voorgenomen beleedigingen te onderdrukken, welke
nog niet tot begin van uitvoering zijn gekomen.
Verder heeft de regeering de verzekering, dat het
onafhankelijke en onzijdige Belgie nog nooit iets deed
waardoor de verstandhouding met een der mogend
heden, welke zijn neutraliteit waarborgden, minder
gewenscht kon worden. De repliek der Duitsche re
geering houdt in, dat Duitschland het resultaat der
enquête over de zaak Ducheuse wli afwachten.
Volgens den Courrier de Bruxelles moet inderdaad
door Belgie besloten zijn een nieuwe instructie tegen
Duchesne te openen. En daarmede zal wel het incident
tusschen Duitschland en Belgie gesloten zijn. Het gaat
tocli wat al te ver, aan een binnenlandsche pers het
stilzwijgen op te leggen omtrent die zaken, waarover
een ongunstig oordeel aan een buitenlandsche mogend
heid zou kunnen mishagen. Maar misschien was wel
liet hoofddoel der nota, de Belgische regeering te
bewegen haren zedelijken invloed te bezigen, ten einde
de taai der dagbladen wat te kalmeeren. En dat doel
zal von Bismarck waarschijnlijk ook wel bereiken.
De IVlultatuli-vereering.
Eens heeft deze groote geest in bitteren wrevel uitge
roepen //publiek, ik veracht uIk heb altoos gedacht dat
Multatuli dit gezegd heeft, zooals hij wel meer dingen
gezegd heeft, n.l. zonder ze eigenlijk te meenen in
den gewonen zin, en dat dus zijn verachting van het
publiek eigenlijk zooveel beteekent als zeer warme
belangstelling voor 't publiek, als sympathie jegens
hen voor wie hij geschreven en geleefd heeft, zijn
medemenschen. Multatuli een menschenhater, houd ik
voor de grofste onbestaanbaarheid die zich denken laat.
De terugkeer van Multatuli in het vaderland is een
événement zoo voor de letterkunde als voor de ge
schiedenis van 't sociale vraagstuk. De herleving van
een bij velen reeds vergeten drama, de //vorstenschool",
de omstandigheid dat o. a. twee onzer geëmancipeerden
't denkbeeld hebben opgevat om in die//vorstenschool"
op te treden, hebben den vrijwillig uitgewekene uit
Wiesbaden gelokt. Zou ook nog een andere aauleiding
denkbaar zijn? Misschien wel. De rol door M. gespeeld
en lang volgehouden, de rol van miskend genie, was
wellicht niet houdbaar op den duur. 't Is toch maar
al te waar dat groote mannen als zij de maatschappij
uittreden, ten laatste evengoed vergeten worden ah
gewone stervelingen. En al zal nu de schrijver en
denker Multatuli wel nooit vergeten worden, de meii9ch
Multatuli zal wel een menscli wezen als een ander eu
het denkbeeld niet hebben kunnen verduwen, vergeten
te worden door zijn tijdgenooten, over 't hoofd gewassen
misschien door een jong geslacht dat zich gevoerd
heeft met zijn ideeën.
Multatuli is teruggekeerd en zijn verblijf in onze
steden is één onafgebroken ovatie. Hoe zou hij zulk
publiek kunnen verachten Maar hij doet dit ook niet
en 't schijnt integendeel (lat hem de genoten ontvangst
//zeer veel eer" is. Dat vind ik goed omdat het men-
schelijk is; Multatuli is mensch en niet verheven boven
't lot der menschheid, hij kan 't publiek niet verachten,
maar hij mag dit ook niet.
Veel is er reeds gezegd en geschreven over //Vor
stenschool." De slotsom van aller meening is, dat het
een meesterstuk is van groote verdiensten, ondanks
de op- en aanmerkingen die ten deele door den schrijver
zelf zijn beaamd.
Mevr. Elise van Calcar heeft het noodig geacht een
uitvoerig stuk te schrijven met het doei //Vorstenschool"
te dooden. Een andereu toeleg kan ik in het opstel
dier schrijfster niet zien. Elise is een mensch als
ieder ander en naar 't schijnt ook allesbehalve vrij
van ambitie. Haar geschrift zal gewis een belangrijke
bijdrage worden tot de Multatuli-litteratuur en niet
weinig medewerken om den roem van M. te verhoogen.
Elise heeft veel te veel willen bewijzen eu daardoor
in den grond niets bewezenhoe belangrijk vele
harer opmerkingen in 't algemeen ook zijn mogen.
Zullen we Multatuli nu behouden? Zal hij, nis een
gewoon sterveling zich ergens een domicilie kiezen
//Lauriergracht no. zooveel, Multatuli, Genie", of zal
hij zich binnenkort weder terugtrekken in de balling
schap
Kerk- en JSciiool nieuws.
Door hel kiescollegie der Ned. Hcrv. Gem. alhier
is Vrijdagavond opgemaakt het volgende drietal van
predikanten voor de vervuiling der vacature ontstaan
door het vertrek van ds. Hügenholtz: d.d.M. J. Mees
te Barendrecht, J. André de la Porte te Almelo eu
G. van llossem te Bossum.
Beroepen te Kuilenburg ds. M. J. Mees te Barendrecht.
Bedankt voor Goes door ds. J. Brummelkamp te
Veenendaal.