voor liet arrondis- sement Zierikzee.
1875. No. 26.
Woensdag 7 April.
78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
DE STRIJD OiVi DE SCHOOL
in.
VOORUITGANG.
xirmit/iisrni courant
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VEIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PEIJS DEE ADYEETENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKENMAN.
Merkwaardig is liet koe in dezen strijd feiten
en omstandigheden door de aanvallende partij
op alle mogelijke wijzen zijn en nog dagelijks
worden verdraaid.
In 't meergenoemde rapport wordt gezegd
„het stelsel van concurrentie tusschen Staats-
en Vrije school moet vallen." Hoe komt men
er toch toe dit tot een punt van kwestie te
maken Moet dat zoogezegde stelsel vallen
wel, laat het vallenspreek niet meer van
concurrentie en 't is gevallen 1
Wie heeft het denkbeeld van concurrentie
het eerst aangegeven De Wet van '57
Vast niet. Den particulier vrijlatende scholen
te stichten en te hebben, niet hem hiertoe
roepende, maar dewijl hij zelf dit wil, om re
denen in zijn particulier belang, behoeft de wet
er zich volstrekt niet om te hekommeren of die
particulier niet den Staat kan coucurreeren of
niet. Wil de particulier een school hebben
voor zich in het bijzonder, welnu dat hij daar
van dan ook de lasten drage.
De regeering zorgt voor de straatverlichting
en de nachtpolitie. Wie nu voor zijn deur
een eigen lantaren en op zijn erf een eigen
waakhond wil hebben, de regeering laat het
toe maar is 't niet zoo klaar als de dag dat
die particulier zijn eigen licht betaalt en zijn
eigen hond te eten geeft Hij heeft geen
recht tot klagen dat zijn lantaren hem nu meer
kost dan een der publieke lantarens aan de
regeering kost, of dat zijn hond hem geld kost
en dat de regeering niets voor werfhonden
uitgeeft. Dat de wetgever waarborgen eischt
opdat ook het bijzonder onderwijs wat het we
tenschappelijk gehalte betreft goed zij, en dat
daarom in dien zin de bijzondere school ver
plicht wordt de concurrentie met de openbare
te kunnen volhouden, dat is niet alleen zeer
billijk, maar 't zou van den wetgever onver
antwoordelijk onvoorzichtig zijn die waarborgen
niet te eischen. Inzonderheid waar clericale
partijen zich met het onderwijs bemoeien, daar
is het zaak toe te zien dat de norm niet naar
omlaag ga, maar naar boven, ten minste dat
zij gehandhaafd blijve zoolang de clericale
ambitie duurt. Want die is, tusschenbeide ge
zegd, ook maar tijdelijk.
Lang heeft de aanvallende partij beweerd
dat wat zij wil ook door de meerderheid dei-
natie gewild wordt, dat er van een gemoeds
zaak sprake is. Te ongelegener ure wellicht,
maar daarom toch niet minder pertinent, is
indertijd door een geheel gezelschap van man
nen die de partij ijverig dienen, erkend dat
deze bewering een illuzie is geweest, dat de
natie, als zoodanig, zeer bepaald niet is vóór
het bijzonder maar voor het openbaar onder
wijs, dat de geestdrift laat 't maar heeten
de belangstelling alleen is gaande te houden
door agitatie, en dat de kwestiezullen wij,
partijgangers der bijzondere school 't winnen
of niet slechts een geldkwestie is en niets
anders.
Dat was oprecht, dat was nobel van die
mannen gesproken. Zij hebben de berisping
niet verdiend die er gelegen was in het desaven
van hun bekentenis door kooger geplaatste
leiders dan zij.
Later zijn ook de koogere leiders langzamer
hand bijgedraaid tot het standpunt der mannen
van die Utrecktsche vergadering. Ook 't rapport
der bovengenoemde commissie concludeert„alles
wordt beheersckt door de geldkwestie."
Het allernieuwste wat thans door 't orakel
der Calvinistische democratie wordt verkondigd
is ook enkel ditde schoolkwestie is een geld
kwestie.
En zoo is 't ook inderdaad. Geld is de ziel
van eiken oorlog, ook van dezen.
En men kan zich daarbij neêrleggen en
zeggen dat is zoo en niet anders.
Nadat alle middelen van moreelen aard uit
geput zijn, nadat men den strijd zou moeten
opgeven, omdat de in beweging gestelde massa
haar kunstmatig aangebrachte veerkracht gaat
verliezen, nu blijft slechts nog de triviale sleutel
van alle mogelijke deuren, de nimmer brekende
hefboomgeld, over. Gelijk in een naburig
land door een der leiders van de ultramontanen
iu wanhoop is uitgeroepen slechts de revolutie
kan ons nu nog redden, zoo luidt het in het
kamp van de belegeraars der veste van Neer-
lands nationaal schoolwezen geld alleen kan
ons de overwinning bezorgen. De klip van 't
beroep op de revolutie is de partij nog gelukkig
ontzeild bij gelegenheid van 't fiasco dat het
arbeiders-wetboek in de kamer heeft gemaakt.
Men diene te erkennen dat het de verstandige
meerderheid was die de anti-revolutionaire partij
destijds heeft bewaard voor een jammerlijke
schipbreuk op internationale blinde klippen.
Geldis thans de kwestie, en de formule is
restitutie.
Geld is goed en machtig, maar 't is niet
hetzelfde hoe men er aankomt. De belegeraars
der veste van Neerlands nationaal schoolwezen,
willen niets meer of minder dan het noodige
geld trekken uit de te veroveren sterkte zelf.
Zij willen der natie haar school ontwringen en
haar deze operatie zelf laten betalen bovendien.
Wij veronderstellen dat onzen lezers bekend
is wat door dit restitutie-stelsel verstaan moet
worden daarom hieromtrent slechts ditWan
neer in een gemeente b.v. 500 schoolgaande
kinderen zijn, dan zou de gemeente, indien die
kinderen allen op de openbare school gingen,
natuurlijk de kosten voor 't onderwijs van die
500 leerlingen moeten dragen. Indien nu
echter van die 500 kinderen, slechts 300 de
openbare en 200 de bijzondere school bezoeken
clan wordt aan de gemeentekas door het par
ticulier initiatief twee vijfden der gezamenlijke
kosten voor het lager onderwijs uitgespaard.
Het is dns billijk dat de gemeetekas aan de
bijzondere school een bedrag uitkeere, staande
tot de kosten die nog voor baar rekening
blijven als 2 tot 3.
Ziedaar de eenvoudigste vorm van bet resti
tutie-stelsel.
Er zijn menschen die niet begrijpen kunnen
dat niet ieder op 't eerste gezicht de billijkheid
van bet stelsel inziet en erkent.
Wij behooren tot hen die niets van dit stelsel
willen weten 1°. omdat het op een geheel
(De Negende Eeuw en de Negentiende Eeuw).
Slot.
Wij verheugen ons in zuiverder rechfcsbedeeling
want de edele is niet meer boven de wet en de rijke
kan zich door zijn geld niet altoos meer aan den arm
der wet onttrekken. Merkwaardig is het zelfs hoe
datgene wat er nog van den adel is overgebleven
weinig meer dan een naam trouwens zisli
niet meer tracht te handhaven op middeleeuwsche
wijze, d. i. door boven de wet en buiten liet recht
te leven of den tijd in onbeduidende ledigheid en
liederlijkheid slijtendemaar hoe de leden van den
adel er een eer in stellen als dienaren en handhavers
van recht en wet werkzaam te zijn te algemeenen
nutte. Het //noblesse oblige" heeft thans een geheel
anderen zin als vroeger; het beteekent niet meer wat
't vroeger luidde: zich beter en meer te achten dan
den grooten hoop, die maar uit gewone klei gekneed
washet heeft thans eerder den zin van minstens
even goed en braaf te zijn als een ander, en dat wel
juist omdat die zoogenoemde noblesse door geboorte of
vorstengunst verkregen op zichzelf niets te beduiden heeft
en de adel in den nieuwen tijd dit zelf zeer wel beseft.
Wanneer in de negende eeuw schout en schepenen
de vierschaar spanden onder den blooteu hemel om
daar de zaken te berechten dan werd dat goede werk
doorgaans door den adel bespot en versmaad, een
edelman verscheen op zulk een dagvaart niet, hij rekende
dat beneden zich, hij was zijn eigen rechter meestal.
Tegenwoordig ziet meu 't verschijnsel dat zeer bescheiden
plaatsjes in het personeel der rechterlijke macht ijverig
worden begeerd en met lust en toewijding vervuld
zelfs door leden van den ouden adel. Ook hierin
dus is de vooruitgang onmiskenbaar.
Het hedendaagsche geslacht is ook in meer dan één
opzicht beier en daardoor gelukkiger dan onze voor
onders. Dit moge zelfverheffing schijnen, 't is dit niet; de
waarheid mag gezegd worden. Wij zijn minder ruw,
minder wraakgierig, minder twistziek, minder kijfachtig
wij genieten meer vrede, omdat wij er ons meer op
toeleggen den vrede te bewaren.
Ook in het godsdienstige zijn we waarlijk niet
achteruit maar veel vooruit bij onze voorvaderen.
Als men al 't gehaspel over dogmata eens voor een
oogenblik afzondert in de beschouwing dan moet men
toch erkennen dat we in wezenlijken godsdienstigen
zin voor de vaderen der negende eeuw, die nog meer
dan voor zevenachtsten heidenen waren, niet behoeven
onder te doen. Zelfs dat gehaspel over de leer bewijst
dat er meer individueel besef en leven bestaat. Ja
waarlijk ook in 't godsdienstige is de verlichting geen
ijdel woord, en zijn we als 't ware nader tot God
opgeklommen dan onze halfbarbaarsche voorouders.
Maar we zijn toch nog verre van 't ideaal der
volkomenheid, Daar, verre voor ons nog, blinkt dat
als een heldere ster die ons vriendelijk tegen schittert.
En als we die ster zien flikkeren aan den hemel van
Gods zedelijke schepping, dan drijft al wat in ons is
ons om daarheen te streven, ouder de schoone leuze
vooruit
WEETHEE.