ZIERIKZEESCIiE COURANT. 1875. No. 22. Zaterdag 20 Maart, 78ste jaargang. Feuilleton. NIEUWE WONDEREN. VOORUITGANG. dit niet doet. Dit strijdt met alle bekende wetten en de bewering is dus eenvoudig een verzinsel. Wanneer men wil volhouden dat liet geen verzinsel is; dat dus Louise Lateau buiten de bekende wetten staat, dan behoort men dit te bewijzen door toe te laten dat Louise Lateau niet alleen over dag, maar ook des nachts door wetenschappelijke mannen worde gadege slagen. Immers wat baat liet, of men voor 't bedrog elf poorten sluit en de twaalfde wijd opent." Tot dus ver 't rapport der medische commissie. De Ultramontaansche bladen zijn zeer met dit. rapport in bun schik. Mag men hieruit afleiden dat de al of niet wezenlijkheid van 't wonder met Louise Lateau in nauw verband staat met de Ultramontaansche belangen Mis schien. 't Kan evenwel ook zijn dat die bladen enkel belangstellen in 't wonderlijke van 't wonder; en wie zou dit niet? Ondertnsschen blijkt 't rapport allen grond van betrouwbaarheid te missen, daar Louise Lateau niet onafgebroken gedurende een zeke ren tijd, b. v. een maand, nacht en dag door is waargenomen, 't Komt ons voor dat de rapporteurs van de Belgische academie der ge neeskunde wat onnoozel zijn te werk gegaan; hun verslag beeft geenerlei waarde. Een Duitsch professor beeft gepubliceerd dat hij 't wonder van het bloedzweeten kan na doen, met behulp van scheikundige ingrediënten. We willen dit niet tegenspreken en 't kan als een grond van twijfel aan de echtheid van 't bloedwonder van Louise Lateau aangemerkt worden. Doch eigenlijk bewijst de ontdekking van dien professor nog niets tegen 't wonder van Louise Lateau zelf. De commissie, boven genoemd, constateert het verlies eener zekere boeveelheid bloed op eiken Vrijdag. Maar die commissie beeft 't meisje 's nachts niet gade geslagen, par pudeur waarschijnlijk, doch voor de kennis der waarheid zeer te betreuren, hoe hoogst fatsoenlijk ook overigens van een medische commissie. Wij meenen dat een nauwkeurige, een wer kelijke waarneming van Louise Lateau, en niet een die een wasseuneus is, nog moet plaats hebben, alvorens de wetenschap rapport kan uitbrengen. Zou dit kunnen in Belgie Wij twijfelen er aan en zoo zal de goedgeloovige wereld waarschijnlijk nog vooreerst wel met het nieuwe wonder opgescheept blijven zitten. En nu ten slotte eenige vragen en beden kingen waaruit wellicht zal blijken dat wij in de wonderkunde nog niet ver gevorderd zijn, doch die wij niettemin ten beste geven. Wat is een wonder Iets dat gebeurt of schoon 't eigenlijk niet gebeuren kan Maar dat kan niet zijn als iets ongebeurlijk is, kan 't niet gebeuren; gebeurt bet toch dan was 't niet ongebeurlijk. Dan iets dat onmogelijk is? Dit evenmin; wat onmogelijk is kan niet geschieden al wat geschiedt is daardoor be wezen mogelijk geweest te zijn. Dan iets dat tegen de wetten der natuur indruiscbt Waar is de complete editie der natuurwetten te ver krijgen, opdat we kunnen zoeken naar 't artikel waar 't tegen indruiscbt Is er zulk een compleet wetboek niet, dan is de uitdrukking „indruiscben tegen de natuurwetten" zoo onbe paald dat zij volstrekt niets beteekent. Maar dan iets dat tegen de bekende wetten der natuur indruischt Zou 't dan ook kunnen zijn dat men 't betrokken artikel ouder een verkeerden titel of in een verkeerd hoofdstuk zoekt Als de natuurwetten zijn de pbysiscbe noodzakelijkheden, dan kan er niets plaats hebben wat daar tegen indruiscbtwat er dan plaats beeft vloeit voort uit de een of andere physisclie noodzakelijkheid. Is dan een wonder iets dat onverklaarbaar is Maar dan is de wereld vol wonderen. Dan waren er zelfs gisteren nog meer wouderen dan heden, en, aan vooruitgang geloovende, kan men zeggen 't getal wonderen neemt met den dag af. Voor mijn knecht is 't een wonder dat ik de krant altoos zoo vol ban schrijven voor mij niet. Hij beeft mij dat reeds dikwijls betuigd en ik heb 't hem evenzoo dikwijls verklaard, maar bij kan 't niet vatteu, waar schijnlijk omdat bij 't zelf niet kan. Maar zijn dan de wonderen ook misschien bijzondere openbaringen der Godheid, buiten gewone openbaringen Hierop alleen deze wedervraag zijn er dan gewone openbaringen der Godheid Wat is bij God gewoon en wat buitengewoon Moeten dan de wonderen ook wellicht dienen om de menschen aan zekere zaken te doen gelooven Waarschijnlijk nietwant men neemt waar dat denkende menschen en dat zijn de beste of de ergste, al naar men 't neemt er niet aan gelooven, en dat de domme menigte er geen zier beter of wijzer door wordt. Waar is ook 't verband tusschen b. v. 't wonder met Louise Lateau en een of andere godsdienstige, zedelijke of wetenschappelijke kwestie Wie moeten dat verband aanwijzen Maar als er iemand is die dit kan, dan is 't wonder ver klaard engeen wonder meer, maar een heel eenvoudige, doodeenvoudige zaak. Dan is er wezenlijk een wetenschap, die wij straks schertsenderwijs wonderkunde noemden, doch Te midden van onze zoo vaak voor materialis tisch en ongeloovig uitgekreten eeuw ontbreekt het toch niet aan wonderen. Men zou soms zelfs zeggen dat we, evenals we met onzen rondzwaaienden aardbol na en dan in een streek komen die bijzonder rijk is aan meteoren, ook van tijd tot tijd in een gedeelte der ruimte komen waar veel wonderen geschieden, 't Is als gingen we in dit opzicht weder eens dooi de middeleeuwen been. Ieder heeft, eenige dagen geleden, gelezen in de dagbladen van dien man te Parijs wiens neus plotseling aan 't groeien gegaan is en die sedert maar altoos door groeit om, natuurlijk, ten laatste oneindig lang te worden. Wellicht kan die man op dit oogenblik reeds niet meer zoo ver zien als zijn neus lang is. Men diende voor dien man een nationale inschrijving te openen, ten einde hem een genoegzame ruimte, b.v. een spoorbaan van eenige honderden mijlen lengte, te bezorgen om vooreerst zijn neus te kunnen bergen later kon men dan verder zien. Wat mag toch zoo'n wonderneus te beduiden hebben Gulweg belijden wij dat onze kennis te kort schiet om dit te verklaren. We laten 't aan de wonderkundigen over. Evenwel moeten we toeh opmerken dat er al personen zijn, die dat geval voor een grapje houden, om de goede lieden die kranten lezen eens bij den neus te hebben. En als dat zoo is, dan komt de vraag naar 't doel van den wonderneus niet te pas. Maar daar geschieden nog grooter wonderen. Ieder kent 't wonder met Louise Lateau. 't Is, kortelyk verteld, ditOp een plaatsje in Belgie leeft een meisje, Louise Lateau geheeten, dat niet eet en toch frisch en gezond is, en dagelijks werkt; maar bij wie bovendien eiken Vrijdag uit zekere plaatsen van het lichaam, overeen komende met die der wonderen van Jezus Christus, eenig bloed door de huid uitzweet. Ziedaar 't wonder volgens de vertelling. Wonderen vinden grif geloovers. Ook dit heeft reeds partij gemaakt. De mannen dei- wetenschap echter hebben getwijfeld. Van wege de Koninklijke Belgische academie der genees kunde te Brussel heeft een onderzoek plaats gehad. De uitslag daarvan komt in hoofdzaak hierop neê. Louise Lateau werkt en verbruikt das warmte; eiken Vrijdag verliest zij een zekere hoeveelheid bloedzij verliest ademende, water stof en koolzuur; toch is zij, sedert men haar waarnam, niet in gewicht afgenomen. Hoe herstelt zij dan wat zij verbruikt De phisi- ologie antwoordt: zij eet. Men beweert dat zij (De Negende Eeuw en de Negentiende Eenw). IX. Menige hoogadellijke bisschop of abt moest uit persoonlijke onkunde en ongeletterdheid al zijn eigen werk overlaten aan zijn klerk, doorgaans een monnik, een arme drommel, die door zijn meester werd aan gehouden zooals hij ook een zwijnenhoeder of keuken jongen aanhield en vaak minder in tel dan zijn jachthonden. Er waren weinig boeken of schrifturen. Gewone menschen, edelen zelfs, bezaten die doorgaans niet en zouden er ook niets aan gehad hebben. Hun familie archief, voor zoover het bestond, was in 't Latijn en om dat te lezen hadden ze hun klerk of konden ze des noods de hulp van zoo iemand inroepen die in dienst van een of ander kerkvorst of monasteriura stond. Nieuwsbladen waren totaal onbekend. Geschre ven geschiedboeken vond men alleen hier en daar in een rijk klooster of voorname abdij, en dan waren het nog maar zeer onvolledige kronieken. Toch hoorde men soms wel eens iets uit de buiten wereld; men had liederen, vertellingen, zelfs romans, doch deze werden mondeling door zoogenoemde rei zende sprekers of zangers overgebracht, en zoo goed als 't ging in 't geheugen bewaard. Op last van Karei den Groote wiens edele figuur in de lijst van zijn tijd door een zoo veelzijdig licht wordt bestraald, werden velen van deze stukken opgeschreven om zé voor verdere vervalsching en althans voor verval te bewaren. Zijn alleen in ironischen zin vroom geheeten opvolgers hebben ze in hun doramcu ijver weder ver nietigd zoo dat we er nu nog alleeu enkelen meer van kennen. Waren dus onze voorvaderen in die oude dagen ook arm aan kennis en wetenschap, zij waren des te rijker aan allerlei bijgeloof, dwaze vooroordeelen en onzinnige sprookjes. Deze waren overblijfselen uit den heidenschen tijd, die 't Christendom nog niet had kunnen uitroeien of verkleden, waartoe vast de overoude mythische grondslag waarop menig schijnbaar onzinnig volksge loof berustte en die zelfs in een verloop van vele eeuwen maar zeer langzaam aan 't waukelen kon gebracht worden, veel heeft bijgedragen. Trouwens 't Christendom van dien tijd was ook nog niet veel meer dan een dun overtreksel van zoo genoemde christelijke leer over de ingewortelde heidensche denkbeelden heen, zoodat 't heidendom er nog eeuwen lang bleef door heen schijnen, ja in onze dagen er nog wel eens doorheen komt kijken evenals de grondverf altoos door verloop van tijd weer boven komt op meubelstukken, of houtwerk die niet zorg vuldig onderhouden worden en niet met den tijd meegaan. Ja, is het geheele hedendaagsche Christendom, waar de groote menigte zich mede moet behelpen uit gebrek aan grondige onderrichting, niet te vergelijken bij die oude perkamenten die bij nauwkeurig ouderzoek blijken twee handschriften te bevatten: een oorspronkelijk dat men heeft uitgewischt in tijden van perkainentnood of schijnvroom vandalisme en een later dat er overheen is geschreven, terwijl nu of door 't onvolkomen uit- wisschen óf met behulp der scheikunde ook 't oudste, niet zelden 't meest van waarde, nog leesbaar is? Eu dit is goed ook. Evenals op 't gebied der stof zoo is ook op 't gebied van den geest niets volkomen vernietigbaar. Ware 't anders, de duisterlingen zouden een al te schoon spel hebben. Nu blijft 't critisch onderzoek als een hemelsche wachter voor de vernie tiging van de schatten der eeuwen op geestelijk ge bied waken. jRevenons a nos moutons.' Ik sprak van de middel- eeuwsche duisternis. Een schoolkind is tegenwoordig niet zoo bang voor allerlei geheimzinnige zaken, ver schijningen en denkbeeldige wezens als menig geharde

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1