Z1EBIKZEESCHE COIIMN voor het arrondis- sement Zierikief, 1875» No. 18. Zaterdag- 6 Maart, 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Een Vreemdeling over Zeeland. Openbare Raadsvergadering Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,— Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE N TIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. EASvEA'MAN. Met meer dan gewone belangstelling hebben zeker velen onzer lezers, 't zij in Le Tour du Monde, of in De Aarde en haar Volken, de schetsen over Zee land gelezen, geschreven door den heer Charles de Coster en geïllustreerd door de teekenstift van den lieer Adólf Dillens. Die belangstelling is te verklaren wij Nederlanders in 't algemeen worden in den vreemde zoo scheef beoordeeld of zijn buiten onze enge land palen zoo weinig bekend, en wij Zeeuwen in 't bij zonder moeten ons ten opzichte van onze overige landgenooten zoo menigmaal de rol van bètes inconnues et curieuset laten welgevallen, dat 't feit van een poëet en een artist die, reeds vooraf met sympathie voor onze streken en ons bezield, samen de moeite nemen van ons te komen bestudeeren zooals we zijn, ons hart goed doen moet. Welnu, we hebben de schetsen van de Coster en Dillens gelezen en gezienlaat ons iets zeggen van de indrukken die zij op ons gemaakt liebbeu. In de eerste plaats niets dan lof voor de schoone reeks van teekeniugen en photografieën, waarmede de heer Dillens het werk van zijn vriend heeft opge luisterd; zij verraden de hand van den meester, vooral de teekeniugen naar de natuur; daar ligt iets in dat aan Teniers doet denken. Van de penneschetsen van den heer de Coster mag de algemeene opmerking gelden dat er een groote mate van welwillendheid uit spreektde lieer de Coster is blijkbaar met Zeeland en de Zeeuwen inge nomen. Dit valt in 't oog waar hij de eigenaardig heden der volkszeden schetst en daarbij ook de keerzijde der medaille niet vergeet, maar 't kwade toch door 't goede bedekt, zoodat 't laatste als 't Jicht der schilderij niet bij voorkeur spreekt door de donkerbruine tinten van 't eerste. Die welwillendheid, dat sympathieke, spreekt ook uit hetgeen hij zegt naar aanleiding zijner kennisma kingen met onderscheidene bijzondere personen. Dit is een zeer teer punt, minder voor een buitenlandsch schrijver dan voor degenen wier namen hij vernoemt; doch over 't algemeen zijn die oordeelvellingen niet al te bizarre uitgevallen, al zal ook mogelijk deze of gene bij zichzelven zeggenhad hij mij er maar buiten gelaten, en daar gelijk in hebben. Toch zijn we door 't geen we gelezen hebben niet geheel voldaan en kunnen we den lof die bij de verschijning der eerste hoofdstukken van La Zeelande, door onze groote bladen daaraan is toegezwaaid, niet zonder eenigen afding onderschrijven. Ook hier is 't in menig opzicht weder de oude historie, de bui tenlander kent ons niet en waar hij ons wil leeren kennen laat men hem door een verkeerden bril zien. 't Meest hebben wij ons te bekiagen over de so bere en inderdaad onverklaarbaar schrale behandeling- die Schouwen en Duiveland ten deel is gevallen, en we meenen te meer grond van beklag te hebben omdat het den schrijver te dezen opzichte niet aan inlichtingen heeft ontbroken, en hij dus vooreerst de nu gemaakte bokken had kunnen vermijden en ten anderen wel wat meer lijf had kunnen geven aan zijn behandeling van dit belangrijk gedeelte van Zeeland. Hoe, wat Walcheren betreft, de schrijver onjuist ingelicht is, viel ons o. a. in 't oog waar hij spreekt over de secten te Middelburg. Aan 't slot van de schets van zijn bezoek in de kerk der afgescheidenen zegt hij//Het Nederlandsche gouvernement, ofschoon niet onverdraagzaam, wendt toch alles aan wat het in zijn macht heeft om een dam op te werpen tegen den gevaarlijken stroom van denkbeelden der afge scheidenen. Het weigert b.v. hen toe te laten tot de openbare ambten. Voor 't overige is 't zeker dat het op hun vlijt en ijver ook niet zou kunnen rekenen." Voorwaar onbillijker beoordeeling van een talrijk kerkgenootschap is wel niet mogelijk en de onjuistheid is ergerlijk, 't Is of ze aau de Coster is ingeblazen door iemand die de herinnering aan de leelijke dagen van '16 en van '34'40 nog in zijn hoofd had en niet wist wat er sedert is voorgevallen, en hoe de lieden die hier bedoeld wordeu tegenwoordig zelfs wel durven denken dat aan hen de toekomst behoort in stad en land, kerk en school. Wij merken dit evenwel slechts op in 't voorbijgaan. In 't geen Schouwen, Duiveland en Zierikzee betreft hinderen ons meer bijzonder eenige onjuistheden. Behoudens de uitvoerige en juiste archeologische be schrijvingen van enkele gebouwen, komt het ons voor dat al 't overige door den schrijver is te boek gesteld uit bijna uitgewischte herinneringen en misverstane opgaven en dat hij van de hem verstrekte nauwkeu rige gegevens geen gebruik heeft gemaakt. Zoo meent de schrijver, van den toren, dien hij per abuis 270 meters in plaats van treden hoogte geeft, de oude //Oranje bolwerken" te zien, die toch sinds een eeuw niet meer bestaan. Ook ziet hij van daar liet eiland Duiveland met zijn //vliedbergen, geheel wit van kievitten en meeuwen." Zierikzee heeft volgens den Schr. 3000 inwoners, waarvan 2500 Katholieken. Van 't eiland Tholen wordt gezegd: //men telt er minder Calvinisten en meer Katholieken." Wie leest wat gezegd wordt van de sinds eeuwen gedoode zeinering, zou denken dat er nu nog dage lijks derrie gebrand wordt om soda te maken en asch voor de glasblazerijen. Wij begrijpen er niets van, daar de heer cie Coster hieromtrent volkomen juiste mededeelingen heeft ontvangen. Van Brouwershaven sprekende zegt hij, dat men daar //zonder twijfel te eeuiger. tijd een standbeeld voor Cats zal oprichten." En de heer de C. is er zelf geweest en heeft 't bestaande beeld met eigen oogen gezien Nu gaat het ons echter schemeren bij 't geen hij verder zegt. Brouwershaven verlatende wil hij de vogelen-eilanden gaan zien, waarmede hij St. Phi- lipsland schijnt te bedoelen. Daar herinnert hij, en passant, de episode van den beroemden overtocht van 't Zijpe door de Spanjaarden, doch schept daarbij een Spaanscli hoofdman Mendragar (Mondragon en laat verder een verhaal volgen van een avontuur met zijn gids in het vogelen-eiland, waarvan wij de strekking niet kunnen vatten. Bij al 't schoone en pikante in de schetsen die de geestige pen van de Coster over Zeeland heeft gegeven en die ons vergeten dierbaar uithoekje bij den buitenlander gewis wel zullen doen waardeeren, spijt 't ons dat wij Zierikzeenaars, Brouwershavenaars, Schouwenaars en Duivelanders er zoo misdeeld zijn afgekomen. Zonder te willen beweren dat wij beter lot verdiend hadden, moeien wij toch zeggen dat de Coster, zonder te fantaseeren, ons beter recht had kunnen doen wedervaren. Daar hem de bronnen geopend waren had hij er uit kunnen putten. gehouden te ZIERIKZE E den 3 Maart 1875. Afwezig de heer Mr. Moolenburgh. Wordt overgegaan tot de installatie der nieuwbe noemde raadsleden de heereu Jhr. Mr. Rethaan Macaré en W. A. Ochtraan. Nadat deze de vereischte eeden in handen des Voorzitters hadden afgelegd richt de Voorzitter eenige hartelijke woorden tot hen, welke toespraak door Jhr. Macaré wordt beantwoord. Hierop worden de notulen der vorige vergadering gelezen en goedgekeurd. Wordt medegedeeld een brief van Ged. Staten houdende goedkeuring Raadsbesluit tot beschikking uit den post van O. U. en een brief van den heer J. H. C. Heyse houdende kennisgeving dat hij zijne benoeming tot lid der Comm. van Toezicht op het M. O. aan neemt. Beiden voor kennisgeving aangenomen. Wordt gelezen een brief van den Commissaris des Konings begeleidende een adres van den heer J. Broersma aan Z. M. den Koning om verhooging zijner jaarwedde als Commissaris van politie met verzoek om 's Raads gevoelen daarop te vernemen. De Voorzitter stelt voor te adviseeren om met inbegrip der bureau-gelden de jaarwedde van den Commissaris van politie met 200 te verhoogen. Na discussie wordt het voorstel van den Voorzitter met algemeene stemmen verworpen. Hiervan zal aan den Gommissaris des Konings mededeeling worden gedaan. Op voorstel van Burg. en Weth. wordt op een verzoek van eigenaren van landerijen in den polder z/het Gouwe Veer" om het tiendrecht aftekoopen dat de gemeente op die landen heeft besloten met algemeene stemmen dien afkoop toetestaan voor de som van 4902,80 idem op een verzoek van den heer A. van der Have c. s. tót afkoop van tienden in den polder //Bedde- waarde," voor de som van 2279,50 Bij dit laatste heeft Jhr. de Jonge wegens bloedverwantschap zich van medestemming onthouden. Idem op het verzoek van D. Ritmeester om ver hooging zijner jaarwedde als havenmeester wordt na discussie met 7 tegen 5 stemmen besloten aan adres sant eene toelage voor het publiceeren der meteoro logische telegrammen van 25 's jaars, doch hein geene verhooging van jaarwedde toetekennen. Aan den hulponderwijzer J. K. Kesteloo wordt op diens verzoek overeenkomstig het advies vau Burg. en Weth. eervol ontslag verleend als zoodanig, in gaande heden. Wordt medegedeeld het advies der Schoolcommissie omtrent liet voorstel van Mr. Schneiders van Greyffens- werth, tot verhooging der jaarwedden van hulponder wijzers, strekkende dat zoowel aan de Armenschool als aan de Tusschenschool eene hulponderwijzersplaats zal zijn waaraan eene jaarwedde van 600 is ver bonden, terwijl verder in overweging gegeven wordt om de jaarwedde aan de vaceerende betrekking van hulponderwijzer, aan de Armenschool, ontstaan door het vertrek van P. Lakeman te verhoogen tot 500. Na discussie wordt dienovereenkomstig besloten. Wordl besloten tot het doen van eenige af- en overschrijving op de begrooting van 1874. Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. wordt besloten aan J. van der Jagt bediende der H. B. school, eene belooning toetekennen van 50 's jaars, met ingang van 1 Jan. j.l. voor het verleenen van hulp bij de lessen in de teekenkunde aan de Burgeravondschool. Een voorstel van Burg. en Weth. omtrent het over nemen na net einde van den pachttijd door de gemeente van den beerput, door de pachters van het ophalen der straatraest enz. te maken, wordt goedge keurd met 11 tegen 1 stem (die van Mr. Moens.) Idem om een adres van adhaesie te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal tot ondersteuning van het voorstel van de H.H. Kappeyne van de Coppello c. s. om voor rekening van den staat spoor wegen aanteleggen. Door de Commissie ad hoe wordt rapport uitge bracht omtrent de rekening van het pensioen- en weduvvenfonds der geraeentebeambten in 1874 strek kende tot goedkeuring, in ontvang en uitgaaf vastte- stelleu op ƒ660,685, zijnde door de gemeente bijbetaald f 220,295 ingevolge raadsbesluit van 25 Januari j.l. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Zuurdeeg brengt namens de Commissie ad hoe rapport uit tot wijziging der verordening voor de

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1