ZIERIKZEESCIIE COURANT voor het arrondis- xtètv seinent Zierlhee. 1875. No. 16. Zaterdag 27 Februari, 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE BLAD Feuilleton. „V 0 L K S 0 N D E R¥I7S7' VOORUITGANG. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TI EN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag* voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKENMAN. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. Woensdagavond had de vroeger aangekon digde meeting plaats, tot welker bijwoning een uitnoodiging gedaan was door den voorzitter van de voorloopige Commissie van bestuur der dezer dagen alhier gestichte afdeeliug der Ne- derlaudsche vereeniging „Volksonderwijs", dr. P. J. Andre®. Wij behoeven niet te zeggen dat wij inge nomen zijn met de beginselen der vereeniging „Volksonderwijs." Het verheugde ons dat wij op de ongeveer een vijftigtal personen tellende vergadering onderscheidene warme voorstanders van het volksonderwijs mochten zien. Daar entegen bedroefde het ons aldaar zoovelen te missen die ook evenzeer voorstanders van 't volksonderwijs zijn, al is ook de richting waarin zij dat onderwijs wenschen geleid en gedreven te zien niet die van ons of van de vereeniging „Volksonderwijs." Wij betreuren het dat manuen aan wier warme liefde voor 't belang der jeugd eu der natie niemand zal twijfelen, de taktiek der onthouding en der terughouding schijnen aangenomen te hebben. Elders, te Botterdam, Amsterdam, Delft, Amersfoort, ja overal, heeft men iets anders geziendaar waren voor- en tegenstanders in zake van onderwijs samen gekomen en het kan niet worden ontkend dat dan meer wrijving van gedachten kan plaats hebben, dat dan ook meer wederzijdseke waar deering mogelijk is, meer uitzicht kan geopend worden op een bevredigende oplossing der moeielijkheden, zoo die oplossing maar mogelijk is. Waartoe die ijsmuur tusschen mannen, Nederlanders, die toeh gewis elk voor zich zuiver meenen 't goede te bedoelen? Waartoe dat isolement? Hoe er ook geschermd is met de machtspreuk „in ons isolement ligt onze kracht", al had de practijk niet alreeds meer dan genoeg geleerd dat 't isolement op den duur onmogelijk is vol te houden; een een- voudige redeneering zou 't leeren dat een stijf- zinnig isolement niet sterk maakt maar zwak, dat een vesting waarvan de bezetting alleen 't oog beeft op zijn isolement, zijn eigen vrij willige opsluiting binnen de muren, dat zulk een vesting ook niet verdedigbaar is; want als men verdedigen wil moet men den vijand onder de oogen zien. En als men bovendien op de overwinning hoopt en welke partij zou dit niet? dan moeten er zelfs uitvallen en aanvallen plaats hebben. Eu wanneer er nu gelegenheid gegeven wordt om in het vreedzame strijdperk der gedachten een lans te breken voor eigen overtuiging, dan noemen wij't jam mer dat niet meer gemengde kleuren van vanen zijn ontplooid in de meeting van Woensdagavond. Daar zijn punten van strijd en scheiding daar zijn ook punten waaromtrent wel allen het eens zijn. De hoofdpunten van beide ca tegorieën zijn in de meeting voorop gesteld. Iu de eerste plaats wel een punt waaromtrent alle partijen 't in den grond eens ziju. „De toestand van ons volksonderwijs laat veel te wenschen over." In Nederland zijn nog 84000 kinderen van alle onderwijs verstoken het betrekkelijk school verzuim neemt, ondanks al de daartegen tot dusver genomen maatregelen, eerder toe dan afde ontwikkeling der leerlingen die de lagere school verlaten, i3 niet zóó dat zij voldoende kan geacht worden voor het leven; van 't voortgezet of herhalings-onderwijs wordt betrek kelijk zeer weinig gebruik gemaakthet volk is nog niet algemeen en innig genoeg door drongen van de noodzakelijkheid van lager onderwijs. Hiermede in nauw verband staande komt het volgende: er is groot en bij den dag toenemend gebrek aan onderwijzend personeel omdat de sociale positie der onderwijzers op verre na niet in verhouding staat tot de eischen die hun worden gesteld en die ook, als de toestand gezond was, met volle recht konden worden gesteld. De gelegenheden tot opleiding van onderwijzers zijn onvoldoende in aantal, wellicht ook in organisatie. Ziedaar voor een deel 't kwaad en de oor zaken van 't kwaad blootgelegd. Zou 't niet hoogst wenschelijk ziju dat alle partijen op 't gebied van 't onderwijs, deze met recht te noemen algemeene, deze hoofdzaken bespraken in minnelijk overleg? Met de tweede stelling, die door den voor zitter in discussie werd gebracht, kwam men van 't volstrekt algemeene terrein op een meer bijzonder gebied. „De vereeniging „Volksonderwijs" verdient aanprijzing en steun omdat zij zich ten doel stelt de gebreken van 't volkson derwijs weg te nemen." Wat „Volksonderwijs" wil hebben we reeds vroeger uitvoerig gezegd. Gaarne hadden we op dit punt een flinke wrijving van gedachten gehad. Er was nu wel wrijving onder de deelnemers aan de meeting, doch een wrijving naar aanleiding van bijzaken, misverstane uit drukkingen en dergel., in den grond evenwel een wrijving van dezelfde houtsoorten op elkaar. We hadden liever wrijving van verschillende houtsoorten geziendie geeft meer warmte en ontsteekt eerder een weldadig vuur. We zeggen weldadig' vuur waarom zou 't vuur der vier kant strijdige meeningen per se een verterend vuur moeten zijn Wat wil „Volksonderwijs" Zij wil 't peil van het lager onderwijs hooger brengen; zij wil het lot der onderwijzers verbeteren, zonder 't welk dat peil niet hooger te brengen is zij wil strijden voor de beginselen der wet van 1857zij wil niettemin de gebreken dier wet opsporen, aanwijzen en 't daarheen leiden dat die worden weggenomen. Dit laatste punt werd op de meeting geformuleerd in een afzonderlijke stelling, de derde en laatste die de voorzitter ter tafel bracht „Herziening en wijziging der wet op 't lager onderwijs is noodig, bepaaldelijk met 't oog op de artt. 12, 18, 19, 20 en 36." Eindelijk heeft de vereeniging „Volksonder- (De Negende Eeuw en de Negentiende Eeuw). IV. Hèt is geheel van dikke balken en planken gebouwd en met een rieten dak gedekt. Boven den hoofdin gang is het verweerde gewei van een damhert bevestigd dit is een teeken van het aanzien des bewoners, want de gewone menschen mogen zulk een opzichtig ver siersel aan hun woning niét aanbrengen. Boven den ingang van den stal ziet men daarentegen wel het bekkeneel van een paardekop, dat daar dient om allerlei kwalen, inzonderheid de nachtmerrie en andere betooveringen, van de paarden en runderen af te houden. Het inwendige van het gebouw, behalve den toren vormt een groote, ruime zaal en heet dan ook bij uitnëmendheid //de zaal." Verwacht er geen pronk van meubelen en ook geen schat van allerlei gemakken. De vuurhaard is in het midden der zaal de rook trekt naar boven en zoekt zich een uitweg door een ronde opening in liet dak. Als een gevolg van dit gemis van een schoorsteen is de geheele zaal bruin berookt en htet is er, ondanks de ruimte, niet altoos luchtig en frisch, vooral niet bij valwinden of storm vlagen De zaal heeft geen zoldering, zoodat, tusschen de zware, ruw besneden of gebeeldhouwde balken door, het rieten dak zichtbaar is. Alleen in den ronden toren vindt men een of twee zolders, die in tijd van nood door gewapenden bezet worden, terwijl de wanden des torens van schietgaten voorzien zijn. In de zijwanden der zaal zijn enkele kleine ramen hoog boven den vloer aangebracht. Doorgaans staat daar evenwel nog geen glas in die weelde genieten slechts de hooge edelen en vorsten, en 't is nog niet lang geleden dat ook deze als ze op reis gingen, eerst de glasruiten uit de ramen zorgvuldig inpakten en wegsloten, om ze voor breken te bewaren, 's Zomers zijn de vensters geheel open, 's winters geheel gesloten. Ter zijde van de vuurplaats, die met steenen ge plaveid is, staat de massieve gebeeldhouwde eikenhouten zetel van den huisheerhij is breed en ruim genoeg Voor twee personen, doch met zijn rechthoekige armen en zijn loodrechte rugleuning niet zeer gemakkelijk. Aan den wand is nog een dergelijke ruime zetel vast- getimmerd, terwijl er verder langs den wand zitbanken zijn opgericht en ook hier en daar in de zaal enkele losse stoelen zonder leuuipg, kleine schabellen en eenige zware eiken banken 'geplaatst zijn. De tafels, een groote en eenige kleinere, zijn zoo plomp en zwaar dat ze bezwaarlijk dikwijls verzet kunnen worden. Geheel aan het einde der zaal is een verhevenheid van den vloer, een soort van estrade, waarop iets geplaatst is als een altaar. Daar voud men, nog niet ten volle een eeuw geleden, de houten afbeeldsels van de huisgoden der familie doch 't hei dendom heeft plaats gemaakt voor het Christendom en nu staat er een eenvoudig kruisbeeld op het altaar, met een paar gewijde palmtakken er boven. Op diezelfde verhevenheid is aan den wand ook een soort van trofee aangebracht, bestaande uit de krijgs- en jachtwapenen van den edelen bewoner. Daar hangen lederen en maliën kolders, eenvoudige helmen, zooals men ze toen droeg, zonder vizier of pluimen, alleen voorzien van de ijzeren neusplaat tot bescherming van het gelaatverder spiesen, werpschichten en lansen, bogen, pijlen, schilden, zwaarden en strijdbijlen, kolven en ijzeren knodsen, korte breede jachtmessen en dolken. Langs de wanden, tegen de standvinken, ziet men nog meer wapenen, alsmede hertegeweien, stieren- en elands hoornen, terwijl het mede niet ontbreekt aan zadels en tuigen, die aan pennen langs den wand een plaats vinden. In de lange winteravonden wordt de zaal verlicht, behalve door den gloed van 't vuur, ook nog door

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1