voor het arrondis- m\imt Zierikee. 1875. No. 10. Zaterdag 6 Februari, 78ste jaargang, NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. MAATSCHAPPELIJKE DEUGDEN. Inwijding der Academie van Leiden. mitik/i isuii coi nwr. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VKIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PKIJS DEE ADVERTENTIES Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN. WIL. La volonté c'est l'homme. Een motto is nooit geheeljuist en toepasselijk. Dat, wat ik hierboven plaatste: „de wil is de mensch," is het ook niet; men zegt immers ook le style c'est l'homme, 't geen even waar is als la volonté c'est l'homme, en toch gaat de sluitrede niet op dat de stijl de wil of de wil de stijl moet zijn. Maar al is nu het motto niet absoluut waar, er is toch veel van aan. Stel u een mensch voor zonder wil, wat is dat anders dan een domme machine, een ding dat men opwinden, opschroeven, smeren, stoken en op alle manieren in orde en aan den gang moet houden om er iets mede te kunnen uit voeren. Aanschouw daarentegen den mensch die toont een wil te hebbendaar zit leven en beweging in. Hetzij hij zijn wil aan den dag legt in ruwe uitingen, zooals de woudezel der woestijn of 't ongetemde ros der steppe, of dat hij hem beheerseht en met wijsheid en overleg gebruikt als een gave van edelen aard, altoos is 't wezen dat wil verre verheven boven dat hetwelk niet wil of handelt als zelf geen wil hebbende. 't Is zeer opmerkelijk dat naar gelang de mensch hooger van zijn willen opgeeft, zijn wil meer op den voorgrond stelt en hem meer aan anderen opdringt op zichtbare en tastbare wijze, hij eigenlijk minder van echten, zuiveren krachtigen wil voorzien is. Dat komt vast daar vandaan dat de wil van edel allooi zich meer openbaart door daden dan door woorden. Iemand die geen wil heeft, bij wien men althans weinig of niets daarvan waarneemt, rangschikt men doorgaans onder de treurige rubriek der idioten, een rubriek van wereld burgers boven welke men onwillekeurig een groot zet en die men evenzoo met een afsluit. Gelukkig ziju er betrekkelijk weinig idioten, hoewel vast nog te veelmaar als men zoo eens onder de mensehen rondziet, is men wel eens geneigd zich af te vragen waar 't idiotisme begint en hoeveel eigenwil een individu wel moet bezitten om buiten den kring der idioten gesteld te worden? Wat ziet men Maar al te veel ziet men ditdat de meeste menschen en niet 't minst zij die vaak in den mond hebben: ik wil dit, ik wil dat, ik wil niet, of ik wil wel, dat de meeste menschen willen getrokken worden, of voortgeduwd, opgetild, aan den gang ge holpen, gaande gehouden, warm gemaakt, aan gespoord, uitgenoodigd, geprikkeld, gedreven, gesard, kortom dat hun wil .zich openbaart op een wijze die doet vragen hebben ze wel een wil? Als men dat zoo opmerkt zou men bijna gaan vermoeden dat willen iets passiefs en niet iets actiefs is; dat het met het ruenschelijk willen is als met een deur die soms niet open ivü, zooals men heel eigenaardig zegt, ja die eigenlijk nooit open wil als men haar niet open doet. Waarlijk, als men langs zielkundigen weg den aard van den wil heeft bestudeerd en zoo tot de natuurlijke gevolgtrekking gekomen is dat 't toch wel haast geheelenal een waarheid is: „de wil is de mensch" en men gaat dan eens waarnemingen doen onder de menschen, dan zou men aan zijn logica gaan twijfelen. En toch is de wil zulk een edele gave, toch is hij als een onfeilbare talisman die den mensch is toevertrouwd en waarmede hij wonderen kan doeneen talisman die hem alle deuren opent, zelfs de poorten van den roem en der onster felijkheid een talisman waarmede hij de leven- looze stof beheerseht, tijd en afstand te niet doet, bergen verzet, dalen vult en zeeën droogt; een talisman ook die hem macht geeft over zijn medemenschen, zoodat hij hen leidt waar heen hij wil, hen 't goede doet betrachten met macht als een heir van engelen, of 't kwade als een horde duivelen. Zonder de inertie der groote menigte zou evenwel dit laatste niet mogelijk zijn en dit bewijst alweder dat niet allen toonen zelf een wil te hebben, maar dat de meesten passief zijn. Ik zal de kwestie van den vrijen wil of den niet-vrijeu wil en ook 't déterminisme hier nu maar niet aanroerendie kwestie is veel te splinterig en om haar te behandelen moet men eigenlijk geheel alleen zijn, of men wordt het er nooit over eens en wat geeft 't het publiek of 't individu 't met zich zelf over zoo iets eens is Hierdoor kom ik nu evenwel toch weder een eindje nader tot mijn doel om over den wil als maatschappelijke deugd wat te schrijven. Inderdaad daarin zit 't hem juist, dat de mensch 't met ziehzelven eens moet zijn om te kunnen willen. Heeft hij iets onderhanden en is hij 't daarover met ziehzelven eens kunnen worden, dan gaat zijn wil aan 't werk, dan wil hij en hij zou niet anders meer kunnen. De wil im mers is niet die domme aandrift van woudezels en wilde paarden om koppig te zijn of rond Februari 1 £5 T' 5. „Kaspar Jansz Koolhaze, een van de dienaren des Goddelycken Woordts der voorsz. Stadfc Leyden, als aengenomen hebbende eenige lessen in de Theologien te doen," gaande tusschen Gekard van Wyngaekden, vertegenwoordiger van den Prins bij de inwijding, en Jacob van der Does mede raad van den Prins en Superintendent Generaal van Leiden. Diederick van der Nieuborch prof. in de Hechten tusschen Joh an van der Does tot Noortwyck en Artus van Bredenroode. Joost de Menyn die ook „aengenomen had yet uyt den Hechten le prelegeren," tusschen Aert van Duyvenvoorde en Foyt van Brouckhoven. Peeter van Forest prof. in de Medicijnentusschen Willem van Heemskerck Jansz. en Dierick van Muntfoort Jacobsz. beiden burgemeesters van Leiden. Laurens van Oorschot, prof. in de Medicijnen tusschen Willem van Loo en Cornelis Adriaensz van Barrevelt. Geraert de Bont prof. in de Astronomie en de Mathematicatusschen Cornelis Huygensz van Thoorenvliet en Pieter Renricsz Wassenaer. Cornelis de Groot prof. in de Philosophientus schen Pieter Oom Pietersz en Pieter Pieter Jorisz. Nu volgden „de resterende Magistraet der voor schreven Stadt Leyden, ende andere Heeren ende Luyden van zoorte ende qualite, zoo Suppoosten van den Hove van Hollandt, als andere liefhebbers der Konsten ende Geleertheyt, de welcke in grooter menichte hem zelveu teghen den voorsz. 8 February binnen de voorsz. Stadt Leyden gevonden hebbende, met beurder edele eerwaerdig en jegenwoordichheden de inauguratie van de voorschreven Universiteyt hebben vereert ende vermeert." Tot slot van den trein „als de voorgaende solem nele triuraphe besluytende quamen de vaendelen van de edele erntfeste Jotickheer Aelbrecht van Raep- hout, ende Symon van Veen capiteynen van de Schutterye. Alle welcke voorgaende Heeren, Personen ende Schutteren, met een groot gheluyt ende wonder- baerlyck rumoer van Musquetten, Calibers, Pistolen, ende handtroers, behalven het gedonder van 't grof geschut, als halve Cartouvven, Slangen, Serpentinen, Gotelingen, Barchen, Falconnetten, ende gestelde Ka- meren ghecomen ende gheleyl werden." Tot opluistering der feestelijkheid dienden mede drie „Poorten, are triomphaelsche wijze gestelt" en wel één op de Hoogewoerdsbrug, één op de Nonnebrug en één voor de Universiteit. Nog werd de luister verhoogd door „een triumphe- lijc Schip met roode en witte lakenen tot 't water toe bekleet, ende met tapyten overdekt, verciert met Orangie appelen waer inne in 't ront waren gezeten Apollo, ende de neghen Musae, al op d' antique toegemaeckt, hebbende achter aeu het roer staende Neptunum." De „voorsz. personagien hadden onder heur, behalven de luyte, die Apollo in de handt hadde, ende met een zonderlycke konste ende gratie sloech, b Hiermede wordt, zoo als uit de plaat van Orles blijkt, be doeld een guirlandes-gewijs aangebrachte versiering aan den buitenkant van 't vaartuig. ecu posityfken, daer op lieffelicken al varende werde gespeelt, ende daer onder met stemmekens alle snaren spel te boven gaende werde ghezongen. Ende zulcx allengskens varende langs Bapenborch naer de Univer siteyt, ende daer beneffens gecomen zijnde, zijn Apollo ende de Nymphen op 't land getreden, ende verbeydende naer de komste van de bovenverhaelde gepersoneerde, hebben den zeiven in den arm ghenomen, ghekust, ende met zeeckere Latynsche veerskens gegroet ende verwillekomt." Nu werd de stoet gesplitst en terwijl het gecosturaeerde gedeelte nog een tocht door een deel der stad deed begaven zich de autoriteiten en professoren in het gebouw der Universiteit, zijnde 't gewezen klooster van St. Barbara, alwaarde feestrede werd uitgesproken door den heer Koolhaas. Toen deze plechtigheid afgeloopen was begaven zij zich in geregelde orde naar 't huis van den heer van Naeltwyck „alwaar van Stadtsweghen een heerlycke ende solemnele maeltydt was berevdt, in de welcke niet alleenlyck de voorschreven professoren, maer alle de andere persoonen van State, zoorte, ende qualité bij den eerzaemen Raedt, vau Stadtsweghen, met alle vrolicheyt van snarenspel, gheluyt van fagotten, ende schalraeijeu, muzyeke, oock spijs ende dranck, niet in grooter overvloedigheyt, maer zulcx dat een yeghelycx appetyfc ende natuere versaet conde werden, onthaelfc ende getrackteert zijn gheweest." Des avonds werd de feestelijkheid besloten „oock met brandingen ende vyerwereken, oock met fuseen ende vyerpylen tot aen den sterren toe opgeworpen." „Met dusdanige Triumph, Ceremoniën, eere en staate- lykheid is de Leydsche Academie in den jare 1575 begonnen." Zierikzee, Febr. 1875. WERTHER.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1