ZIEBIK ZFiESfM C0IIRMT. voor het arrondis- sement Zierihzee. 1875. No. 9. Woensdag 3 Februari, 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD Feuilleton. STADS-REINIGING. m. Inwijding der Academie van Leiden. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers o cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAN. Slol. Bij de oplossing dei' gewichtige vraag van de stads-reiniging, zoowel met het oog op de hygiëne als op de belangen van den landbouw, komen vier hoofdzaken in aanmerking, die gezamenlijk den geheelen reinigingsdienst om vatten n.l. het uitbaggeren en schoonhouden van stads binnen- en buitengrachten, slooten en waterloopende afvoer door middel van riolen van het niet opgevangen regenwater, het gootsteen water der huisgezinnen, den vloei baren fabrieksafval en andere overtollige vloei stoffen de inzameling van asch en keukenafval, alsmede vuilnis uit de woningen en 't straatvuil en de inzameling der feeale stoffen. Het eerste, n.l. het schoonhouden van grach ten, slooten en waterloopen kan veelal niet anders geschieden dan door uitbaggering op gezétte tijden, zoodat de wateren voortdurend hun normale diepte houden. Waar doorspoeling met behulp van snellen stroom, spuiing of ebbe kan plaats hebben zal deze goede diensten kunnen doen, waarbij echter de afgevoerde stoffen verloren gaan, of liever zich in de bed ding der rivier of in de schorren en ondiepten der zee neerzetten. De riolen hebben altoos een lastig onderwerp van zorg voor de meeste stadsbesturen uitge maakt. Vooral op onzen vlakken bodem en den lagen grondslag van de meeste onzer ste den in aanmerking genomen, levert de aanleg van goede riolen ernstige bezwaren op. Wij weten dan ook niet dat de riolen ergens in het land volmaakt goed zijndoorgaans zijn ze overal min of meer gebrekkig en slecht, i) De spruitriolen loopen in de hoofdriolen, deze doorgaans in gracht, vaart of rivier, derhalve in het water dat toch zoo veel mogelijk zuiver diende te blijven. De riolen zelf zijn in den regel niet waterdicht, zij laten 't vocht met de daarin opgeloste stoffen doorzakken en zoo kan de grond verontreinigd en het water van putten en wellen bedorven worden. Dit door zijpelen wordt nog verergerd door de vaak zeer weinig hellendS ligging der spurriten en hoofdriolen, aan welke men geen genoegzaam verval kan geven. Bij dit alles komt de ab soluut slechte inrichting van privaten uitloozende op de riolen en daardoor ook veelal op grachten en wateren. Zeker is het, dat geen wezenlijke verbetering mogelijk is zonder de privaten ge heel afgescheiden te houden van de riolen. Dat het noodzakelijk is om voor de verwij dering van vloeistoffen uit sommige fabrieken afzonderlijke riolen aan te leggen, ziet men tegenwoordig, door de ervaring en niet zelden met veel schade geleerd, vrij algemeen in. De inzameling van asch en vuilnis is een zaak die in menig opzicht geheel afhangt van de meerdere of mindere zindelijkheid der be woners zelf. Zijn deze in hun woningen en op hun erven daar zorgvuldig mede, dan kan de publieke dienst van het opzamelen en weg voeren geen moeielijkheid opleveren. Bij een geregeld stelsel van stads-reiniging mogen geen vuilnishoopen op de erven en ook niet op de straten worden toegelatenhet werpen van vuilnis in riolen en waterloopen moet streng verboden zijn en geweerd worden. De inzameling en verwijdering der fecaliën J) Te Zierikzee zijn ze thans beter dan op menige andere plaats. wordt algemeen als het voornaamste en ook moeielijkste onderdeel der reiniging beschouwd. De mest der stallen levert nog niet zulk groote bezorgdheid op, ofschoon ook de bewa ring en het vervoer hiervan niet ongeregeld mag blijven, maar er zoowel op den aanleg van mestputten als de plaats waar deze kunnen toegelaten worden en niet minder op het vervoer van den mest naar buiten een nauwkeurig toezicht dient te bestaan. Het is niet noodig hier op te merken dat duizenden wellen en waterputten in Nederland bedorven zijn en voortdurend bedorven blijven door de nabijheid van paardenstallen, of var kenshokken. 't Is ook bekend dat de gier van de meeste mestputten wordt afgevoerd in de riolen. Dit alles moest niet kunnen geschieden, en 't is daarenboven groot verlies voor den landbouw. Zooals gezegd is baren de fecaliën vrij wat meer zorg en nu zouden wij eigenlijk pas op bet tegenwoordig zoo veel besproken onderwerp der verschillende stelsels moeten komen. Wat al gewichtige en uitvoerige discussiën zijn er in de jongste jaren niet al aan dit wel weinig smakelijke maar toch niet minder onvermijdelijke onderwerp gewijd. Kleine kabinets-crisissen zijn er in sommige steden al 't gevolg van geweest en 't heeft waarlijk weinig gescheeld of de groote partijstrijd ware er in betrokken geworden. Want niet enkel werd er druk geredeneerd, maar er zijn en worden nog gedurig hier en daar kostbare proefnemingen gedaan met de verschillende stelsels. Daarbij komt dan par ticuliere ambitie in 't spel, de hoogere wetenschap wordt er bij gehaald, geldelijke speeulatiën in alle kwestiën is ook een stukje geldkwestie worden er door uitgelokt, kortom die muis heeft 8 Februari 1575. Over weinige dagen zal te Leiden het derde eeuw feest gevierd worden van de inwijding der beroemde Hoogeschool die, in 1575 gesticht als een monument voor den moed en de trouw der Leidsche burgerij, betoond in het merkwaardige beleg door de Span jaarden, sinds dien tijd altoos een parel aan Neerlands kroon is geweest en dit, zoo wij hopen, nog lang zal blijven. Niet onaardig mogen wij het achten bij deze gelegenheid eens in herinnering te brengen, hoe onze vaderen den 8 Februari 1575 het feest der inwijding van de Hoogeschool hebben gevierd. De volgende schets dezer feestelijke opening van 't Leidsch Atheen is ontleend aan het Koit verhaal van de inauguratie van de Hooge Sckoole en Universiteit der Stad Legdengedaan op den 8 dag van February des jaars 1575, te vinden in //J. J. Orlers' Beschrijving der stad Leijden." 3e éd. Ie. d. pag. 200 en volgg. Na gezegd te hebben hoe door Z. D. H. Prins Willem van Oranje na ingewonnen advies van de ridderschappen en steden, representeerde de Staten van den Lande van Holland, zoowel tot bevordering van de beoefening der wetenschappen, als tot belooning voor den betoonden moed der Leidsche burgerij de Hoo geschool is gesticht geworden, waarbij ook niet ver geten wordt dat nu ook //de penningen, die tot noch toe by verscheyden persoonen hem. tot eenige studiën begevende buyten 's Landts verteert, ende mitsdien uyt deze Landen ghetrocken zyn geweest, binnen 's Landts gehouden ende alhier verteert zouden mo- ghen worden" gaat de schrijver van het bedoelde verbaal over tot de beschrijving der plechtigheden van de inwijding. Vooraf hadden de Superintendenten, Schout, Burgeraeesteren, Schepenen en Raad der stad //zo wei mit aenpleckinge van Billetten, als mit uyt- roepinghen, alomrae ghedaen verkundicht ende ver- loopen" 't program der feestviering. Deze ving aan met een godsdienstoefening des morgens te 7 ure in de Pieterskerk, waarmede naar der vaderen goede gewoonte de gewichtige onderneming onder de aanroeping van Gods zegen werd begonnen. Te 9 ure verzamelden de kapiteins der schutterij Klaes Hdygensz. Gael en Claes Dierixszoon van Muntfoort hun compagnieën schutterij bij 't raadhuis en werd aldaar de optocht gevormd, waarvan de ge noemde twee compagnieën de voorhoede uitmaakten. Achter hen volgde een triomfwagen bespannen met een vogel (gans of zwaan?) een hond, een koe en vier paarden, welk gespan werd geleid door een engel met uitgespreide vleugels. Op dezen wagen zat onder een troonhemel //een vrouwe Personagie, in witten habyte eenvcudelycken toeghemaekt, ende ghenoemt Sacra Scriptura, hebbende om haren wagen, te voet gaeude Mattheum, Marcum, Lucam ende johannem." Daarna volgde //Justitta op een eenhoorn te paerde zittende," met een doek voor de oogen gebonden, en hebbende in de eene hand een bloot zwaard en in de andere een weegschaal. Deze figuur werd omstuwd door de vier voorname rechtsgeleerden Sal- vium Julian um, Papinianum, Ulpianum en Trebo- nianum, allen te paard. Ter zijden liepen //twee Lackayjen en vier hellebardiers, al gekleet ende ver weert op de antyeque." Vervolgens: //Medicina te paerde, cierlycken ghe- pareert met een Boecxken van dezelve professie ende eenige medecinale kruyden in de handt," rijdende tusschen de vermaarde doctoren, mede te paard, als Hippocratem, Galenum, Dioscoridem en Theophras- tum, met twee Lackayjen en vier hellebardiers als voren. z/Pallas ofte Minerva, te paerde zittende in een ghebeten harnasch, verweert met een lancie iu den rechteren handt, ende ghewapent met een schilt, daer 't hooft vau Medusa op slant aen den slinkeren arm, rijdende tusschen de hoochgheleerde wydverraaerde philosophen Aristotelem ende Platonem, den aider welsprekenster orateur Ciceronem, ende den gheleert- sten Lathijnschen poeet Virgilium, al mede te paerde zittende, ende liepen van gelycken twee Lackayjen en hellebardiers als boven." Op deze groep volgden //de vier Stadts Speel-lieden, spelende op schalmeijen ende fagotten, achter de welcke quamen de vier Stadts roeyd rag hers, in de hand hebbende elck een pedelstok van Stadts-verwen, als wit ende root." Nu was de beurt aan de professoren die in de onderscheidene faculteiten de lessen zouden openen. Met weglating der breede ceel hunner titels onze eenvoudige voorvaderen hielden dol veel van dien omslag volgt hier de lijst zooals zij in den optocht gingen, geleid door de lands en stedelijke autoriteiten. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1