voor het arroMis- >«èïx sentent Zierikee.
1875. No. 5. Woensdag 19 Januari, 78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Aan onze Lezers!
Keur van Hoofdartikelen uit de
Zierikzeesche Courant.
Twee Landbouw-Lezingen.
/iimkziisim courant.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden/ I,Franco per post I,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 eent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAREMIAN.
Al diegenen die zich met het begin van dezen nieuwen
jaargang op de Zierikzeesche Courant abonneeren,
ontvangen even als al onze oude abonneuten, die wij
gaarne een bewijs "willen geven onzer erkentelijkheid
voor de ontvangen sympathie, gratis als premie een
boekwerkje, bestaande in een
Deze verzameling zal stukken bevatten van onderscheiden
aard, ook eenige over onderwerpen den Landbouw
betreffende.
Het past ons allerminst over de letterkundige
waarde der stukken van den tegenwoordigen redacteur
een oordeel uit te spreken, doch we mochten bij
herhaling zooveel blijken van goedkeuring ervaren,
dat wij meenen onzen getrouwen lezers geen ondienst
te zullen doen met zoodanig geschenk.
Wij bevelen verder ons blad in de aandacht van
het publiek met vertrouwen aan.
DE REDACTEUR en DE UITGEVER.
Vrijdag heeft de heer F. R. Oorten, de be
kende landbouwleeraar uit Maastricht, twee
voordrachten gehouden, des voormiddags te
Haamstede en des avonds te Noordwelle. Ofschoon
wij zelf daar niet konden tegenwoordig zijn,
kunnen wij onzen lezers toch een overzicht
geven van 't geen er is verhandeld, daartoe in
staat gesteld door belangstellende vrienden, die
ons hunne opmerkingen wel hebben willen mede-
deelen, waarvoor wij hun onzen welgemeenden
dank betuigen.
Des voormiddags sprak alzoo de heer Oorten
te Haamstede; de voordracht duurde na aftrek
van een korte pauze, ongeveer drie uren. Een
vrij talrijke vergadering leverde liet bewijs op
dat ook bij de landbouwers van Westelijk Schou
wen de begeerte levendig is om eens te hooren
wat een wetenschappelijk en tevens practisck
man van het vak hun zou weten te zeggen.
De heer C. ving aan met de betuiging, zijner
ingenomenheid met den hoogen trap waartoe
onze Zeeuwsche landbouw het reeds heeft weten
te brengen, aangemoedigd door een dankbaren
bodem en geholpen door gezond verstand en
ervaring. Hij was zelfs beleefd genoeg op te
merken dat zijn taak om hier nog als leeraar
op te treden daardoor vrij moeielijk gemaakt
werd. Hetgeen hij echter vervolgens voordroeg
bewees meer dan voldoende dat de meester hier
nog in lange niet door de leergrage leerlingen
werd overtroffen.
Op bevattelijke wijze zette de heer C. het
groote onderscheid uiteen dat er bestaat tussehen
intensieven en extensieven landbouw, en wees
hij aan hoe dit eigenlijk twee groote beginselen
of opvattingen van landbebouwing zijn, afhan
gende van den landbouwermaar ook van
allerlei omstandigheden buiten dezen. In dicht
bevolkte streken, waar de bouwlanden duur zijn,
of minder vruchtbaar, daar moeten iu den grond
alle aanwezige krachten niet alleen opgewekt
en aangewend worden, maar zij moeten door
een goede bewerking en krachtige bemesting
van den grond nog worden verhoogd.
Hierbij valt evenwel op te merken dat, of
schoon een zorgvuldige bewerking van den grond
altoos en onder alle omstandigheden noodzake
lijk is eu het vruchtgevend vermogen van den
bodem verhoogt, de krachtige bemesting niet
altoos even noodig is. Vooral moet de aan
wending en keuze van kunstmest of scheikundige
meststoffen niet zonder bepaald aangewezen
bedoelingen geschieden, daar er anders allicht
onnoodig veel bedrijfskapitaal verspild wordt.
Dit een en ander staat in verband met de
vraagwat er eigenlijk onder een vrucht
baren bodem te verstaan is. Absoluut vrucht
bare gronden zijn er nergens op de aarde;
nergens kau men van den grond tot in liet
oneindige alles vergen zonder voor zijn gaven
vergoeding te geven, zonder 't verbruikte ver
mogen weder te herstellen, of zonder sommige
elementen aan te brengen. Een wezenlijk vrucht
bare grond kan onder de hand van een onervaren
bebouwer zeer onvruchtgevend zijn, en een uit
zichzelf arme akker kan daarentegen door oor
deelkundige toepassing van de lessen der weten
schap en ervaring in een zeer vruektgevenden
akker herschapen worden. Het komt hier alles
aan op de kennis van den grond, waardoor men
te weten komt wat er in den grond zit, welke
voor den verbouw van zekere gewassen onmis
bare bestanddeelen hij bevatop de kennis van
de gewassen zelf, die ons leert welke voedings-
of bouwstoffen zij behoeven voor hun eigenaardig
samensteleindelijk op de kennis der bestand
deelen van de mest, waardoor men in staat
gesteld wordt om aan den grond die elementen,
te bezorgen, die voor den opbouw van elk be
paald gewas noodig zijn.
Zoo zal ter bemesting of liever tot noodzake
lijke aanvulling vau de mest in streken waar
veel granen verbouwd worden, beenderen meel zeer
veel nut kunnen doen omdat het phosphorzure
kalk bevat (ongev. 60 perc.) en juist deze stof
voor de graangewassen noodig is. Het beende-
renmeel moet evenwel in staat van oplosbaar
heid gebracht worden om dienst te kunnen doen.
Dit werd door den Spr. met een zeer helder
voorbeeld toegelicht.
Hij deed verder opmerken dat om veel van
de genoemde kennis op te doen, de landbouwer
juist geen groot scheikundige behoeft te zijn
maar dat hij door opmerking tot veel kennis
van zijn grond kan komen, Groeien bv. klaver
en lucern slecht, dat wijst heen naar gebrek
aan kalk, enz.
Het tweede deel der voordracht was gewijd
aan de veeteelt, en de beschouwingen over dit
onderwerp medegedeeld waren inzonderheid zeer
belangrijk.
Op zeer bevattelijke wijze toonde Spr. aan
dat er een innig verbaud moet bestaan tusscben
het doel dat men zich met het vee voorstelt en
de wijze en den aard van voedering. Vee voor
de slachtbank vereisckt een andere behandeling
dan vee voor de melkery. Dit wordt daaruit
verklaard dat de onderscheidene voedingsstoffen,
elk als 't ware een bijzondere riohting geven
aan den groei en de ontwikkeling van het dier.
Terwijl de eene voedingsstof meer werkt op de
deelen die voor den slagerswinkel de meeste
waarde hebben, werkt een andere meer bijzonder
op de organic'die voor de melkgeving dienen.
De heer C. toonde in dit gedeelte zijner voor
dracht dat hij geen vreemdeling'is op anatomisch
en physiologiscli gebied.
Was alzoo de populaire les te Haamstede
naar aller genoegen afgeloopen en wekte zij den
wensch op om later den heer Corten nog meer
malen te mogen hooren, 't zelfde mag gezegd
worden van de voordracht te Noordwelle, die
des avonds te zes ure aanving en ook door tal
van hoorders werd bijgewoond.
Nu had de heer C. als eerste punt ter be
handeling genomen de meslbereiding in zijn
geheelen omvang en meer bijzonder de bereiding
van den stalmest.
Beschouwde men vroeger den stalmest eenvou
dig als een toevallige bate, die even natuurlijk
was als alle niet van nabij bekeken gaven der
natuur, thans weet men dat de onmisbare stal
mest even goed een product is van den landbouw
als hij omgekeerd een nuttige grondstof is
waarvan de landbouwer gebruik maakt. Men
zou tegenwoordig in zekeren zin wel kunnen
zeggen laat mij uw voerbak, uw stal en uw
mestput zieu en ik zal u zeggen lioe gij boert.
De landbouwer toch kan zeer veel toe-of afdoen
aan het gehalte van zijn stalmest. Zoo kan hij
daaraan een grooter percentgehalte van stikstof
bijzetten door zijn vee te voederen met lijn- of
raapkoeken en granen. Wil hij meer potaseh
in den mest vinden, hij voere hooi- en peul
vruchten. Zulk een verbetering in de voedering
werkt op dubbele wijze zij geldt niet enkel
den mestput, maar ook de veeteelt. Goed voeder
levert dubbele renten op. De boer daarentegen
die door schrielheid en zuinigheid in den stal
zich wil bevoordeelen, wordt daarvoor gestraft
in zijn schuur en op de markt.
Tot de mestverbeteriug behoort ook een goede
zorg voor de stallen. Zoo vaak de ammonia
zich aankondigt aan de reukzenuwen en oogen
van hem die den stal binnentreedt, is het zaak
in den stal gemalen gips te strooien, waardoor
deze zoo nuttige stof wordt aangegrepen, vast
gehouden en tegen vervluchtigen bewaard. Maar
de gips moet gips zijn en geen kalk, daar deze
laatste juist tegenovergesteld werkt en de gassen
die bewaard moeten worden uitdrijft. Gips legt
de gassen vast, kalk rooft ze. Om deze laatste
eigenschap is dan ook de kalk geschikt om
zure gronden te ontdoen van de overtollige zuren.
Om verder de schatten van den mestput voor
vervliegen te bewaren is het zeer dienstig over
den mest bij afwisseling laagjes humus of gewone
tuinaarde te spreiden, waardoor de kostbare
gassen vastgelegd worden.
Met voorbeelden werd door Spr. aangetoond
boe op deze wijze het verbeterde gehalte van
den mest een voordeel van 10 a 15 perc. kan
opleveren.
Hierna volgde Spr. den mest ook tot op den
akker. Daar moet hij niet, op hoopjes uitgereden,
blijven liggenmaar zoodra mogelijk uitgespreid
worden, ook al kan men niet terstond tot onder-
ploegen overgaan. Blijft de mest te lang op