ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis-
sernent Zierlkzee.
1875. No. 4.
Zaterdag 16 Januari,
78ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Aan onze Lezers
Keur van Hoofdartikelen uit de
Zierikzeesche Courant.
STADS-REIN IGIN G.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE N TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
Al diegenen die zich met het begin van dezen nieuwen
jaargang op de Zierikzeesche Courant abonneeren,
ontvangen even als al onze oude abonnenten, die wij
gaarne een bewijs willen geven onzer erkentelijkheid
voor de ontvangen sympathie, gratis als premie een
boekwerkje, bestaande in een
Deze verzameling zal stukken bevatten van onderscheiden
aard, ook eenige over onderwerpen den Landbouw
betreffende.
Het past ons allerminst over de letterkundige
waarde der stukken van den tegenwoordigen redacteur
een oordeel uit te spreken, doch we mochten bij
herhaling zooveel blijken van goedkeuring ervaren,
dat wij meenen onzen getrouwen lezers geen ondienst
te zullen doen met zoodanig geschenk.
Wij bevelen verder ons blad in de aandacht van
liet publiek met vertrouwen aan.
DE REDACTEUR en DE UITGEVER.
i.
Het onderwerp waarop wij voor ditmaal de
aandacht der lezers vestigen behoort wel niet
tot de hloemigste maar 't verdient daarom toch
niet minder volkomen de publieke aandacht.
Het vraagstuk der stads-reiniging is wellicht 't
voornaamste onderdeel van 't groote vraagstuk
der hygiëne of openbare gezondheidsleer. Frissche,
zuivere lucht ter inademing, gezonde woningen,
zuiver drinkwater, onvervalschte, onbedorven en
niet verontreinigde spijzen, terecht worden deze
als eerste vereischten ter verkrijging van een
goeden gezondheidstoestand genoemdmaar in
menig opzicht komt de zorg voor deze nood
zakelijke vereischten van 't leven daarop neer,
dat de oorzaken moeten weggenomen worden
die de lucht onzuiver en ongeschikt maken, 't
water verontreinigen door daarin niet behoorende
stoffen, de spijzen ongezond maken door ze te
bezoedelen met allerlei onreine of voor de gezond
heid schadelijke bestanddeelenzoodat inderdaad
de publieke hygiène hoofdzakelijk bestaat in de
zorg voor de publieke reinheid.
Publieke reinheid is iets anders en iets meer
dan persoonlijke zindelijkheid op lijf, kleeding
en huis. Deze beteekent wel reeds veel, maar
zij is niet voldoende. De zindelijke huismoeder
in wier woning de „beste" zoo helder is als een
brand, waar de gootsteen niet riekt en het goot-
gat niet verstopt is en die op de poetsdagen
geen water en in den schoonmaak geen kalk
en zeep spaart, doet het hare. Doch hiermede
is het reinigingsproces nog niet voltooid. De
weggeschuurde, weggespoelde, weggeveegde,
weggezakte en ten deele weggeruimde stoffen
die der zindelijke huismoeder een doorn in 't
oog waren, zijn nu wel uit de onmiddellijke
aanraking en omgeving verwijderd, maar zij zijn
daarom nog niet volstrekt opgeruimd en onscha
delijk gemaakt. Om eens een voor de mate
riën in kwestie wel wat al te vleiende manier
van zeggen te gebruiken, ze zijn wel uit het
oog maar niet uit het hart. Men vindt ze vaak
in de onmiddellijke nabijheid der zindelijke woning
nog allen present, als onwillige gasten die zich
niet willen laten verjagen, enkel door den bezem
en den schuier van de knuistige werkmeid, maar
tegen wie nu nog een andere macht moet
optrekken om ze te verdrijven of te verdoen.
Doch wat behoeven we zooveel woorden te
gebruiken. Tegenwoordig is 't algemeen bekend
hoezeer allerlei afval uit keukens, werkplaatsen,
stallen en hokken, en vooral hoe de feecale
stoffen van lieverlede den bodem onzer bewoonde
plaatsen en inzonderheid dien van de groote en
oude steden verzadigende, dermate een gevaar
voor de publieke gezondheid opleveren, dat de
voorziening daartegen een hoogst ernstig vraag
stuk der nieuwere volkshuishouding eu wetgeving
is geworden.
Sinds eenigen tijd hebben wetenschappelijke
mannen deze zaak met steeds klimmenden ijver
bestudeerd, vooral sedert de wetenschap der
geneeskunde tot eeu grondige kennis van de
oorzaken van 't ontstaan en der verspreiding
veler ziekten geleid heeft. Inzonderheid de studie
der cholera, en van onderscheidene kwaadaardige
koortsen heeft het resultaat opgeleverd dat men
thans weet dat velen dier verschrikkelijke ziek
ten hun oorsprong vinden in den invloed van
sommige schimmelplanten of mikroscopisclie
dieren op 't menschelijk organisme en dat deze
besmettelijke schepselen juist huizen en voort
gedragen worden in de onreine stoffen uit allerlei
afval van organischeu aard ontstaanof wel
dat zekere gassen en uitwasemingen van rottende
organische stoffen ziekten veroorzaken, zoo die
gassen en dampen met de dampkringslucht
worden ingeademd en eindelijk dat vooral het
water eerst de oplosser, daarna de drager is van
allerlei voor de gezondheid schadelijke materiën.
Zoo heeft deze studie in 't algemeen tengevolge
gehad dat men thans naast en in zekeren zin
zelfs boven de geneesmiddelen stelt de preventieve
regelen van openbare gezondheid waardoor veel
meer kwalen worden voorkomen, dan er door
de beste geneesmiddelen worden genezen.
De belangstelling in deze aangelegenheid is
sinds eenige jaren zeer groot en zij klimt nog
naarmate men de noodzakelijkheid van flinke,
afdoende maatregelen te algemeenen nutte meer
gaat inzien. Wellicht is de vrees hier en daar
zelfs reeds ietwat overdreven, hoewel dit vooreerst
nog wel geen kwaad zal kunnen doen. Wij
achten dan ook den tijd niet verre meer dat
in de grondwet een artikel van pas zou zijn
als dit: „De openbare gezondheid is een voor
werp van de aanhoudende zorg der regeering,"
op 't gevaar af dat 't misschien dan ook tot
gemoedsbezwaren aanleiding geven kan, omdat
er altoos menschen gevonden worden die meenen
dat een op wetenschappelijke gronden rustende
strijd voor 't leven en tegen den dood „uit den
booze" is.
Inderdaad zijn er zulke lieden, ja geheele
volken leveren in hun huiselijk leven 't bewijs,
hoe 't mogelijk is zelfs de eenvoudigste grond
beginselen der publieke gezondheidsleer met
voeten te treden. Zoo zijn bv. de Turken, hoe
overdreven zindelijk zij ook zijn op hun huid
en hun spijzen, in hun steden en in de omgeving
hunner woningen zoo onbegrijplijk morsig en
vuil, dat daaruit zeer wel te verklaren is waarom
cholera, pest en dergelijke slaande engelen in
de landen door hen bewoond zooveel te verslaan
vinden. Zelfs waar iu de Oostersclie streken
de hooge regeering maatregelen tot verbetering
van den toestand wil nemen, ondervindt zij
menigmaal tegenwerking en doorgaans zoo wei
nig of zulk eeu onhandige medewerking dat
haar beste bedoelingen nog verijdeld worden of
op niet uitloopen.
Een treffend voorbeeld hiervan vonden we
onlangs in 't verhaal van een reiziger die Zeven
bergen in Oostenrijk bereisd had. Hij bevond
zich daar eens in een vrij groote stad, die ruim
gebouwd was, goede drinkputten had en dus
een paar hoofdzaken voor een goeden gezond
heidstoestand bezat zonder 't zelf te wetin. Nu
was de cholera in Wallachije uitgebroken en
naderde de grenzen. Uit de hoofdstad werd een
beambte afgezonden om de steden in de provincie
te inspecteerenhij vond overal veel onreinheid
en in de stad waar onze reiziger zich toen be
vond o. a. de goten open en overvol van allerlei
stoffen, vooral fsecaliën, zoodat bij onmiddellijk
reiniging der goten gelastte en daarop verder
trok. Wat deed nu het stadsbestuur het zette
een honderd man aan liet werk, liet dezen al
het vuil uit de goten halen en op de straten
vergaderen op hoopen met een randje van aarde
er om tegen het wegvloeien en daarbij bleef het
en dat was onder de brandende stralen der
Augustuszon. Ondertusschen naderde de cholera
al meer en meer, en kwam in de buurt. De
regeeving telegrafeerde aan den burgemeester
„neem toch nog alle mogelijke voorzorgsmaat
regelen; want de ziekte nadertDen volgenden
dag telegrafeerde de burgemeester terug: „Wij
zijn gereed, laat de cholera maar komen wij
zullen haar afwachten." Hiervan begreep men
niets in de hoofdstad de inspecteur komt zelf
zien, en wat vindt hij nu Men had al vast
150 grafkuilen opengelegd op 't kerkbofDien
zelfden dag kwam de cholera en maakte een
tijd lang tusschen de 50 en 60 slachtoffers daags.
Gedurende al dien tijd liep de bevolking nacht
en dag naar de kerk en verdrong zich daar
maar 't vuil bleef liggen.
Het is inderdaad nog zoo heel lang niet ge
leden dat het bij ons te lande eigenlijk niet
heel veel beter gesteld was. Gelukkig gaat
men thans al meer en meer inzien, dat het de
plicht van den mensch is al die middelen tot
behoud van gezondheid en leven aan te wenden
die onder zijn bereik liggen, en dat, waar de
persoonlijke kracht van elk burger daarin te
kort schiet, er van overheidswege maatregelen
te algemeenen nutte moeten genomen worden,
die dan ook ieder gehouden is te ondersteunen
en te helpen gelukken.
De verschillende middelen die men al te baat
heeft genomen tot reiniging der steden en be
woonde plaatsen, en de verschillende opvattingen
van dit gedeelte der openbare huishouding bij
verschillende volken en in onderscheidene tijden,
wijzen duidelijk ook in de zaak der stads-rei-