sement Zierikzec, voor het arrondi* 1875. No. 1. Woensdag 6 Januari, 78ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Aan onze Lezers Een standbeeld op een traverse. /iiitik mmm couiant. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Hu w e 1 ij k s-Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENïIAN. Met den gebruikelijken heihvensclï aan onze geëerde abonné's en verdere lezers bij 't verschijnen van dit eerste nommer van een nieuwen jaargang der Zierik- zeesche Couranthebben wij de eer te berichten dat wij voornemens zijn aan allen die zich op dezen jaargang abonneeren en, zooals van zelf spreekt, ook aan al onze oude abonnenten als een bewijs onzer erkentelijkheid voor de ondervonden sympathie, een premie aan te bieden, bestaande in een Keur van Hoofdartikelen uit de Zierikzeesche Courant. Deze verzameling zal stukken bevatten van onderscheiden aard, ook eenige over onderwerpen den Landbouw betreffende. Het past ons allerminst over de letterkundige waarde der stukken van den tegenwoordigen redacteur een oordeel uit te spreken, doch we mochten bij herhaling zooveel blijken van goedkeuring ervaren, dat wij meenen onzen getrouwen lezers geen ondienst te zullen doen met zoodanig geschenk. Wij bevelen verder ons blad in de aandacht van het publiek met vertrouwen aan. DE REDACTEUR en DE UITGEVER. Dat groote talenten niet licht door den tijd genoot gewaardeerd worden, dat genieën vaak niet worden erkend, dat groote mannen bij hun leven doorgaans niet worden geëerd en dat dit alles inzonderheid geldt van staatslieden, we weten 't allen. Gewis, de geschiedenis leert het op zoo menige bladzijde, daar zijn meer schavotten opgericht, meer kerkerdeuren ont sloten voor de groote staatsmannen dan dat er standbeelden of andere monumenten voor hen zijn opgericht. De historie van on9, zulk een klein volk, weet ook daarvan te spreken. Wij bewaren als een curiositeit nog 't zwaard waar mede 't grijze hoofd van een Oldenbameveld is afgehouwen we conserveeren met eenige zorg zelfs sinds de oudheidkunde zoo wat een regeeringszaak is gaan worden de Gevan genpoort in den Haag waar de de Witten gefolterd en gemarteld zijnwe bewaren on derscheidene oude koffers waarin Hugo de Groot uit Loevestein heet ontsnapt te zijn, kortom we zijn ons verleden nog niet vergetenwe gevoelen dat onze eer nog verbonden is aan de herinnering van sommige groote namen uit dat verledenonze eer of onze schande Maar waar zijn de praalgesteenten die getuigen moeten dat wij de grootheid dier namen ook willen erkennen Zij zijn er niet. Het schijnt als een noodlot aan 't wezen der groote mannen verbonden te zijn, dat ze groot zijn ondanks de miskenning, maar ook zonder de erkentenis der kleinen die aan hun voeten in het stof wriemelen. Laat ons evenwel onze vaderen vooral niet hard vallen omdat zij hun groote tijdgenooten hebben miskend, laat ons hen niet veroordeelen omdat zij hun profeten hebben gedood; want waar lijk wij doen als onze vaderen, wij volgen hun voorbeeld, wij gehoorzamen ook ten deele aan die treurige wet van 't noodlot die ook groote mannen treft. Vaak ziet, vooral in deze eeuw sinds ons grootsch verleden is afgesloten, de vreemdeling met zekere minachting op ons ueêr, omdat er niets bijzonders aan ons is, niets voornaams, niets intéressants, omdat we klein zijn en ons, in 't wellicht overdreven besef daarvan, ook maar klein houden. Toch bad menige groote vreemdeling in deze eeuw wel eens een woord van lof en bewondering over voor een onzer groote mannen van den nieuweu tijd, voor onzen Thorbecke, toch werd dit kind van 't herboren, zij 't dan ook kleine, Nederland, ook zelfs in den vreemde geëerd en mochten we wel eens van den vreemdeling hooren dat wij toch nog wel iets, dat wij toch nog een eminent staatsman bezaten, zulk een flink uit komende figuur als ware hij gesneden van 't hout uit den ouden tijd en bezield met den nieuwen geest. En ziet, ook wij, we zijn niet wijzer dan onze vaderen, want nu onze groote man ons ontvallen is, nu 't niet meer mogelijk is hem in presentie te miskennen en, voordeel trekkende uit hetgeen liij voor ons gearbeid heeft, hem zelf met smaadheid te overladen, nu weigeren wij zijner nagedachtenis het hul deblijk dat zijne vrienden hem hadden toege dacht. Hij, de man die au travers de vele raoeielijkheden der crisis van 1848, natie en koningschap, beiclen al sukkelende cl travers de restauratie gekomen, in een beter vaar water heeft helpen sturen, mag nu niet in metaal vereeuwigd worden op een plein dei- residentie omdat dat plein een traverse heet. Ja, inderdaad, zoo is 't. Er loopt, of zoo als 't beter gezegd zou zijn, er heet te loopen door de residentie een rijks groote weg der le klasse. Wanneer zulk een weg door een bebouwde plaats gaat, heet hij daar met een woord uit den Franscheu tijd, dat in de dagen der restauratie niet vertaald is geworden, een traverse. Deze traverse heeft binnen den Haag een breedte van 3,30 Meter tot 42 Meter en meer. Op die breedte van 42 M. is juist liet punt dat uitgekozen en om velerlei, ook histo rische, redenen zoo bijzonder geschikt was om het standbeeld voor Mr. J. R. Thorbecke te plaatsen. Doch nu verklaart de Minister van Binnenlandsche Zaken dat hij bezwaar moet maken het standbeeld daar toe telateu, omdat de passage van dat gedeelte der traverse zou belemmerd worden. De breedte van 42 M. zou verminderd worden met bijna 7 M., zoodat er ter weerszijden ruim 17 M. voor de traverse zou overblijven, terwijl deze aan den ingang der Veenestraat maar 3,30 M. breed is. Met kermis staat de geheele Plaats vol met afzich telijke barakken, dan moet men daar kruipen en wringen om door de traverse te komen de Veenestraat mag, volgens een politie-regle- ment, alleen aan eene zijde worden ingereden, daar op dat smalle gedeelte vau 3,30 M. en toch heet 't nog een traverse, een stuk vau een rijks grooten weg, die verondersteld wordt van weerskanten dienst te moeten doen. Zegt, zijn we niet klein, zijn we geen klein volk, klein van geest Moesten we niet veeleer als de gemoederen van zoovelen gunstig ge stemd zijn om de nagedachtenis van een groot volkskind te eeren, daaraan zelfs als 't er op aankwam een stuk van een traverse durven opofferen 't Zou volstrekt geen moeite kosten en hoe schoon zou 't wellicht ook in de ooren van den vreemdeling klinken als er gezegd kon worden Nederland heeft voor zijn grooten staatsman een standbeeld opgericht in de re sidentie en om dat monument te plaatsen zelfs een traverse verlegd door andere en breedere straten 1 Maar daar is nu eenmaal niets meer aan te veranderen, 't standbeeld is er wel, maar 't kan geen plaats vinden wegens die traverse. 't Is waar, 't zou wel ergens in de residentie een plaats kunnen vindendaar zijn, vooral in de nieuwe wijken, pleintjes genoeg en die er als 't ware op aangelegd zijn om mettertijd opgesierd te worden met monumenten; doch dat is iets geheel andersdaar behoort een standbeeld voor onzen Thorbecke nietdaartoe moet zijn beeltenis niet dienen, 't zou ook weinig eigenaardig zijn. Neen, zijn monument moest juist een plaajs kunnen erlangen in 't midden van de residentie ajs zoodanig, 't moest kunnen staan op klassieken grond. Kon 't ergens heter passen dan waar eenmaal 't groene zoodje was? Een bloedige plek ware dan gekroond met een huldeblijk aan burger deugd en staatsmanswijsheid. Is niet het ruiter standbeeld van den grooten Zwijger zeer gepast geplaatst vóór 't paleis vaD den doorlucktigen Naneef van den Vader des Vaderlands? Wie denkt er aan dat dit beeld daar de passage zal belemmeren? 't Is waar daar ligt geen traverse, maar daar ligt toch een zeer drukke straat. Wat zal Nederlands volk mi zeggen na 't o. i. betreurenswaardige feit dat een standbeeld voor Mr. J. R. Thorbecke in de residentie een onmogelijkheid is geworden? Hier en daar is alreeds gesproken. De sub commissie voor 't „Thorbecke-monument" te Leeuwarden heeft den 28 Dec. een meeting belegd; daar is door Mr. A. Bloembergen Ez. een warm woord gezegd en tengevolge dier op wekking zijn daar een paar zeer duidelijke moties aangenomen, de eene tot betuiging van liet innig leedwezen der aanwezigen over de beslissing van den Minister van Binnenlandscho Zaken en tot het uitspreken van den wensck dat zou spoedig mogelijk een andere plaats dan de residentie wierd aangewezen om er 't ge- denkteeken op te richtenen de andere om dezelfde betuiging ook kenbaar te maken aan Z. M. den Koning. Ook te Assen is een vergadering gehouden en daar heeft men besloten te vragen dat Thor becke^ beeld aldaar zou opgericht worden. Wij houden ons er van verzekerd dat ook andere plaatsen teekenen van leven en belang stelling zullen geven. Hoe men toch over Mr. J. R. Thorbecke als staatsman, als staatsburger en als menseh denke, of men van de richting is die hij heeft voor gestaan of dat men die richting bestrijdt, men kan niet ontkennen dat bij èn als staatsman, én als burger, èn als menseh een groot man is geweest, een eerbiedwaardige figuur, een op

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1875 | | pagina 1