Buitenlandsch Overzicht.
Wanneer iets gezegd of gedrukt wordt dat van
algemeen belang is, dan komt het er natuurlijk veel op
aan hoe 't gezegd wordt en of't werkelijk van algemeen
belang is maar van nog veel meer beteekenis is 't,
wie het zegt. Menig eenvoudig en gering mensch
heeft al kostelijke waarheden gezegd, die toch voor 't
groote publiek verloren gaan omdat 't publiek niet op
iedereen kan letten die wat te zeggen heeft. Komt
echter nu en dan eens een man van beteekenis voor
den dag met iets van beteekenis dan maakt het des
te meer opgang. Zeer verklaarbaar is 't dan ook dat
Gladstone's artikel contra 't ultramontanisme reeds
een twintigste oplage van duizend afdrukken heeft
noodig gemaakt, en dat nog bijna dagelijks de En-
gelsche bladen stukken voor en tegen de woorden van
Gladstone bevatten.
Groot is inderdaad de beweging die zoo op eens
is uitgelokt door dat eenvoudige geschrift, waarin toch
anders waarlijk geen bijzondere openbaringen worden
gedaan. Maar dat het juist de gewezen eerste minis
ter van Groot Brittannië is, die gemeend heeft de
aandacht zijner landgenooten op 't drijven der ultra-
montanen te moeten vestigen, heeft aan dat geschrift
een bijzondere belangrijkheid bijgezet.
De hooggeplaatste schrijver is door eeuigen luide
tegengesproken anderen voegden zich aan zijn zijde
en daaronder zelfs Katholieken. Wat de aartsbisschop
Manning gezegd heeft is reeds bekend wij hebben er
alleen nog bij te voegen dat hij den heer Gladstone,
zijn voormaligen vriend reeds uit de schooljaren, thans
zijn vriendschap heeft opgezegd. Hierin ligt ten deele
reeds een bewijs voor de gegrondheid van Gladstone's
bewering dat een ultramontaan geen loyaal Engelschman
zijn kan immers Manning erkent al aanstonds dat
hij Gladstone, die toch goed Engelschman is, niet
meer zijn vriend kan noemen en dat hij hem dus van
nu af zal gaan haten en wel om redenen van politiek,
't geen Gladstone o. a. ook juist wilde bewijzen dat
't geval moest zijn met eiken consequenten ultramontaan.
Van meer beteekenis zijn de besluiten, genomen door
't algemeen comité der Katholieke Unie, dat verleden
Woensdag te Londen een zeer geagiteerde vergadering
heeft gehouden. Door deze vergadering zijn de volgende
resoluties genomen
lo. Dat de Katholieken van Groot-Brittannië van
harte de decreten van 't vaticaansch concilie aannemen
en zich daaraan onderwerpen
2o. Dat in hun verhouding en verplichtingen ten
opzichte van 't burgerlijk gezag daardoor in geenen
deele verandering gebracht wordt
3o. Dat de Katholieke Unie deze gelegenheid te baat
neemt om te protesteeren tegen de meening, dat de
lords Acton en Comoys en de heer Henry Petre in
eenigerlei zin de woordvoerders zouden zijn van 't
Katholieke leekendom.
De mannen die zich half of geheel met de opinie
van Gladstone hebben vereenigd, worden dus verloochend.
Sommige bladen, met name die van de curie, veroor-
deelen hen zelfs als erger dan de ketters.
Het verdient vermelding dat de heer Martin Archer
Shee in de Times in herinnering brengt, hoe in De
cember 1788 de Britsche Katholieken op een verga
dering van het toenmalige Katholieke Comité, plechtig
en zonder éénig voorbehoud de verklaring hebben
afgelegd, dat zij //geen onfeilbaarheid in den paus
erkennen," en vooral dat deze verklaring onderteekend
werd door de vier Apostolische vicarissen, en door
nagenoeg geheel 't Katholieke priesterdom en leekendom
van Engeland.
Het blijkt ook dat vele Katholieken zich verzetten
tegen het Comité dat jl. Woensdag die resolutiën nam
en dat niet erkennen als bevoegd om namens 't geheele
Katholieke deel van Eugeland te spreken.
Het schijnt dat Engeland naijverig is geworden op
de eer die Oostenrijk met zijn Noordpool-expeditie
heeft verworven. De minister D'Israëli heeft aan sir
Rawlinso, den president van 't beroemde Britsche
Aardrijkskundig genootschap, doen weten dat het
gouvernement plan heeft zoo spoedig mogelijk over te
gaan tot de uitrusting van een expeditie naar de
Poolzeë.
Te Berlijn is in de afgeloopen week een klein
dramatisch incident afgespeeld in den Rijksdag. Wij
hebben reeds gemeld dat de heer van Forckenbeck
zijn ontslag had genomen als voorzitter. Donderdag
is hij weder herkozen en hij heeft zich die keuze
als een genoegzame voldoening voor de ondergane
vermeende afkeuring laten welgevallen. Alles is dus
weer in orde, en men kan weder ernstig wezen als
altoos. De herkiezing heeft plaats gehad bij acclamatie,
na een warm woord van den heer Windthorst.
Graaf Arnim heeft thans verlof bekomen om dage
lijks een wandeling te doen van een uur, mits ver
gezeld van een politie-beambte. Eenige leden van
den Rijksdag moeten prins Bismarck gepolst hebben
of hij genegen zou zijn in den Rijksdag zich te ver
klaren omtrent de zaak van graaf von Arnim in dat
geval zou hem door een interpellatie daartoe gelegen
heid worden gegeven. Hij moet echter geantwoord
hebben dat hij daaraan, althans voor de rechterlijke
uitspraak in het proces, niet kan doen.
Van de leden des Rijksdag zitten Bebel, Haseclever
en Most nog in de gevangenis wegens staatkundige
vergrijpen. Nu heeft de heer Windthorst in den
Rijksdag uit naam der socialistische partij voorgesteld
genoemde heeren tijdelijk te ontslaan opdat zij in de
vergadering zouden kunnen verschijnen. In de loop
zijner rede wees hij er op dat er tegenwoordig wat
al te druk aan het gevangen zetten wordt gedaan, die
zelfs gezanten daaraan niet kunnen onlloopen. Dit
zag op de zaak van Arnim. Prins von Bismarck stond
bij deze woorden op en verklaarde dat de gevangen
zettingen plaats hebben omdat er verzet plaats heeft
tegen de staatswettendat ook hooge ambtenaren
gevangen worden genomen komt daarvan daan dat er
daar onder zijn die ook verzet, plegen tegen de wetten
in plaats van voor te gaan in eerbied voor deze.
Het voorstel van Wiudthorst werd niet ondersteund
en kwam dus niet in stemming.
In Frankrijk valt tegenwoordig niet veel bijzonders
voor. Nu en dan vertoont de kleurschakeering der
partijen in de Nationale Vergadering eens een kleine
verandering van weerschijn. Zoo spreekt men thans
weder van een ineensmelting der beide centrums
doch anderen denken weer dat daarvan toch wel niets
zal komen.
Het schijnt dat er een boodschap van den president
aan de Nationale ophanden is.
In de half-officieele bladen worden de kiezers op
merkzaam gemaakt op de aanstaande gemeenteraads
verkiezingen en wordt hun aanbevolen daarbij de
politiek niet in het spel te brengen. Deze aanbeveling
klinkt al zeer zonderling als men daarbij bedenkt
hoeveel moeite de regeering zich heeft gegeven om de
gemeenteraden in den politieken strijd te betrekken
door het afzetten en vervangen van eenige honderden
maires. Het gouvernement doet eenigszins als Poli-
chinelle die zijn jongens een trommel en een fluit gaf
op conditie dat zij er niet mee zouden spelen.
Te Aix zal van gouvernementswege een marmeren
standbeeld ter eere van Mirabeau worden opgericht.
De ultra-conservatieven en ultramontanen zijn hierover
zeer verbolgen.
Het walgt ons bijna, van Spanje iets te zeggen.
Men schijnt nu toch werkelijk, ook te Madrid, den
burgeroorlog zoo lang mogelijk te willen rekken.
Er wordt bericht dat de Carlisten Irun op nieuw
zullen gaan belegeren en er wordt ook verteld dat de
Carlisten in massa desertceren. 't Is dus alsof er
niets gebeurd was.
De nieuwste berichten uit Zuid-Araerika bewijzen
dat de opstand in de Argeutijnsche republiek nog
geenszins is geëindigd. Generaal Mitre is niet gevlucht
en ook niet afgetrokken hij staat nog altoos tegenover
de troepen der regeering. Evenwel spreekt men van on
derhandelingen om tot een schikking te geraken.
BRIEVEN UIT HOLLAND.
XIV.
M. de JR. 't Is niet wel mogelijk in dezen tijd
tegenhanger van den komkommertijd een brief te
schrijven, zonder eenigszins de politiek aanteroeren,
die gedurende de begrootings-discussiën wel niet
hoofden en harten inneemt, we zijn politiek genoeg
om ons daarvoor te vrijwaren, maar dan toch tot
zekere hoogte leven in de brouwerij brengt. Ik zal
me er dus maar geheel inwerpen en u schrijven van
de verwachtingen, die in mijn omgeving gekoesterd
en luide uitgesproken worden ten opzichte der aan
staande debatten.
Niet op de schoolkwestie verwacht men 't volle
licht te zien schijnen, noch op de staatsloterij, ook
niet op 't hooge cijfer der drankbelasting of op de
rechterlijke organisatie en de postspaarbanken, beide
in sjje, maar wel op 't feit dat de klerkialen in den
lande zich hinderlijk beginnen te roeren en wat veel
erger is, dat ze daarin niet tegengegaan worden door
de bevoegde macht, die de wet moet handhaven en
aan welks hoofd onze minister van binnenlandsche
zaken staat.
Er ligt voor dien heer heel wat in 't zuur.
Daar is b.v. de Strijpsche kwestie een Protestantscli
vader wenscht het lijk zijns kinds op 'fc gemeente
kerkhof ter aarde te bestellen, doch de pastoor belet
dat. De burgemeester is te zoetsappig of te klerikaal
om de rechten der gemeente, desnoods door militairen
gesteund te verdedigen en geeft zich met kerkhof en
al over in handen van heer oom. Telegram op telegram
wordt verzonden, een commissie uit Ged. Staten begeeft
zich naar het terrein van den roof en past wel op
dat ze niet te veel onderzoekt, de minister beveelt en
beveelt nog eens, maar altijd in negatieven zin
en eindigt met de belofte dat hij de zaak onderzoeken zal.
Daar is verder het Roermondsche schandaal. De
Grondwet verleent aan ieder Nederlander, 't zij hij
Notermans of Van der Kamp heet, 't zij hij kapelaan
of onderwijzer is, ze geeft aan een ieder het recht
te schrijven zoo hij wil, behoudens de verantwoorde
lijkheid voor de wet, door hem zelf te dragen. De
gemeenteraad van Roermond nu heeft doodeenvoudig
dat uit ons konstitutioneel kleinood geschrapt en den
onderwijzers verboden in nieuwsbladen te schrijven.
De heer Van der Kamp, die met uitstekend talent
de Limburgsche Volksvriend hoog hief boven den modder
der ultramontaansche bladen, is thans tot zwijgen ge-
doerad en heeft de zaak onderworpen aan 't oordeel
van den minister. De heer Heemskerk zal nu te
beslissen hebben wie sterker isde Grondwet of 't
hoopje geestdrijvers in Roermond. Mocht hij onverhoopt
den klerikalen ook hierin te vriend willen houden
zooals hij dat schijnt te wensclien in de zaak van
Strijp, dan verwacht men een luid protest bij monde
van een der ernstigste leden der Tweede Kamer.
Zoolang er zuiver staatkundige vragen besproken werden,
heeft ieder het edel gevonden dat de tegenstanders
van 't ministerie niet blind waren voor 't goede dat
uit de handen van de heeren van Golstein en Van
der Heim voortkwam en dat ze hun stormram van 't
Binnenhof hebben geweerd, maar zoodra de vr'jheid
van drukpers staat te worden aangerand, dan kan er
van geen transactiën sprake zijn, van geen welwillend
heid, noch minder van locale belangen, dan staat
de geest onzer wet op springen en de Tweede Kamer
moet 't kwaad in zijn hart aantasten, 't Is waarachtig
al erg genoeg dat zulke zaken kunnen geschieden
zonder terstond vernietigd te worden
Volgt Maastricht. Eenigen tijd geleden zou daar
een processie worden gehouden. Nu, daarin steekt
niets bijzonders. Maar wel hierin dat de geestelijkheid
het goed oordeelde aan den optocht wat meerderen
luister bij te zetten door de stedelijke schutterij te
requireeren. Dat geschiedde. De manschappen volg
den den stoet, knieldeu voor zeker //heilig" voorwerp
en presenteerden 't geweer. Ofschoon dat nu alles
is, was 't toch genoeg om een aanklacht te doen toe
komen aan 't ministerie. Onderwijl trad de heer
Geertsema af en zeker na veel schrijvens en wrijvens,
besliste zijn opvolger dat de schutterij present was om
de orde te handhaven Wie 't wil, geloove het. Ik
vraag u, wie zal 't in zijn hoofd krijgen te Maastricht
de orde te verstoren bij een processie En waarvoor
dan 't knielen en 't //presenteert geweer Neen,
dat is al te gek. Ook omtrent deze zaak is de minister
opheldering verschuldigd aan 't volk, en de Kamer
zal haar plicht kennen.
Dan wacht nog de Bossche kwestie op toelichting.
De heer van Lier uit Amsterdam annonceerde een
opvoering van Fariser Leben door 't gunstig bekende
Weener Operette-Gezelschap, doch de als burgemeester
fungeerende wethouder J. T. Luykx verbood die op
voering op grond van art. 188 der gemeentewet. Bij
een vorig bezoek, dat genoemd gezelschap aan 's Her
togen bosch bracht, teneinde la Fille de Mad. Angot
optevoeren sloeg men een anderen weg in. Men zocht
uit de achterbuurten eenig plebs en dreef die naar de
Concertzaal om door wat lawaai Mad. Angot van de
wijs te brengen. Doch daar dit middel toen faalde,
hebben de heeren klerikalen thans goedgevonden art.
188 naar hun believen uitteleggen. Van Lier heeft
protest aangeteekend en ook deze zaak wacht op
afdoening.
Ziedaar zoo 't een en ander waaromtrent we ophel
dering hopen te krijgen.
Het ministerie is nu omtrent drie maanden aan 't
roer en heeft ruim tijd gehad om onderling te beraad
slagen over de te volgen gedragslijn. Thans zal het
blijken uit welken hoek de wind waait. Dat ze in
't land uit 't Zuiden speelt is ontegenzeggelijk en dat
de heer Heemskerk er een weinig door van de koers
gedreven wordt, is hoogst zeker. Als dat zoo is dan
verwachten we een rond antwoord, 't Is niet meer
dan zijn plicht ons te waarschuwen, zoo hij 't plan
heeft het oor te leenen aan de geestelijke drijvers en
't schip van staat in 't klerikale zog te sturen.
Zou de Tweede Kamer zich met een kluitje in 't
riet laten sturen
Dat zal de aanstaande week ons leeren.
22 Nov. '74. V.
Kerk- en fSclioolnienws.
Beroepen bij de Chr. Ger. Gem. te Colijusplaat ds.
G. de Braai te Apeldoorn.
Bedankt voor Oosterland door den cand. D. C.
StapC. voor Krabbendijke door den cand. H. A.
v. Oostrum Soede.
Aangenomen het beroep naar Wilnis door den cand.
A. Renier te 's Gravenpolder.
Benoemd tot hoofdonderw. te Hendrik-Ido-Ambacht
de heer C. Heule hulponderwijzer te Ouwerkerk; tot
hulponderw. te Bruinisse, de heer L. M. Raamsdonk
te Yerseke; tot hulponderw. te Breskens de heer H.
A. Carpreau te Yzendijke.