ZTOMllMi (MTBMT.
voor hei «ütoikIIs- jAm,sement Mkaee.
1874. No. 91. Woensdag1 18 November, 77ste jaargang,
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
HET INLANDSCH ONDERWIJS.
ol
de
gi
(It
P.
a,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERT ENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever If. LAKEMAN.
t.
li.
Aan het slot van het eerste gedeelte van dit artikel
hebben wij onszelven een zware beschuldiging over
het hoofd gehaald. Wij zeiden de erven van Jan
Companie hebben er allerminst aan gedacht om in
Indie kweekplaatsen te stichten tot oefening in alle
wetenschap. Hun eenige wetenschap was, geslachten
door, niets anders dan duitenplaterij." Een zelfbe
schuldiging is dit, want wij Nederlanders zijn immers
de erven van Jan Companiewij hebben den boedel
overgenomen en, hoewel hier, onder ons een andere
naam is gezocht, daar ginds in Indie geldt de oude
firma nog. Op zichzelf is dit reeds een treurig feit
dat er nog zooveel ouds en zoo weinig nieuws in
Indie valt waar te nemen, terwijl wij toch niet klagen
kunnen dat we sedert 1602 niet veel vooruitgegaan
zijn. Wij hebben sinds dien tijd millioenen en nog
eens millioenen uit Indie getrokken. Jan Companie
is op 't einde der vorige eeuw wel failliet gegaan
wij zeiven zijn toen ook omgewenteld, ingelijfd, nog
eens omgewenteld en daarna gerestaureerd. Onder
al die drukte hadden wij Indie verloren en de mil
lioenen vloeiden niet meer. Maar wij kregen het
weder terug en nu begonnen, eerst voor de particu
lieren, later ook voor de schatkist de millioenen
weder over te komen. Ondertusschen bleven de meer
dan 20 millioen Inlanders als schapen onder hun
herders en van de vorderingen der beschaving merkten
zij niet veel. En terwijl Indie voor ons een goudmijn
werd, een middel om ons budget te doen balanceeren,
ja om meer dan dat te doen daar wij er groote wer
ken door konden aanleggen, bleven de Inlanders
nagenoeg wie ze waren, op zijn Inlandsch geregeerd
en op zijn Europeesch beschermd.
Laat ons evenwel niet te hard zijnwant immers,
hoe zeer ook, als in de dagen van ouds, de duiten
platerij nummer één bleef en uit den aard der zaak
dat ook wel blijven moest zoolang wij ons met het
hebben van Koloniën bleven ophouden, zoo werd
toch het nationale geweten tenlangenleste wakker.
Eerst enkelen, van die nobele zielen, die in Indie
konden leven zonder er bedorven te worden, daarna
meerderen en eindelijk zeer velen begonnen te spreken
van de verplichtingen van Nederland jegens Indie.
Wel is het te betreuren dat hiervan al spoedig een
partijzaak gemaakt is in plaats van 't te laten wat
liet wezenlijk was en zijn moest: een nationale ge
wetenszaak, maar toch dat het nationale geweten werd
wakker geschud was reeds een verblijdend teeken
des tijds.
In de dagen der Compagnie maakte Indie een deel
van Hollands glorie uit. Indie diende als 't ware
om de Nederlanders krijgsroem te doeu behalen en
om een gebied te hebben waarover eenige uitverkorenen
//bewindhebber" of //opperbewindhebber" konden zijn
met de buitenkansjes daaraan verbonden. Bij dat
verheven idee kwam het meer practische van de
duitenplaterij. In de eerste 20 jaar na onze restauratie
dreigde Indie een lastpost te worden en zelfs de
lauweren werden er duur betaald. Na de geniale
vinding van den Graaf v. d. Bosch veranderde de
gedaante der zaken weder en de duitenplaterij begon
weder te bloeien. Doch, wat vroeger nooit ernstig
de aandacht getrokken had, onze zedelijke verantwoor
delijkheid, onze dure zedelijke verplichtingen jegens
Indie, dat is meer en meer op den voorgrond ge
treden. Inderdaad dit is reeds iets en daarom mogen
wij 't harde oordeel, hier boven uitgesproken, niet
in dienzelfden bitteren geest voortzetten.
Er is feitelijk iets ontstaan en langzamerhand tot
de consciëntie der natie doorgedrongen, wat men
liberale koloniale beginselen noemt.
't Ware wellicht beter te spreken van humane be
ginselen tegeuover Indie, dan, werd daardoor aan
menigeen een voorwendsel ontnomen om er tegen te
zijn wegens dat woord //liberale," dat zwaar is om
;te verduwen voor bedoelde menigeen.
Doch genoegin Nederland worden nu en dan en
telkens met meer ernst en nadruk goede woorden
gesproken voor Indie en zijn 24 millioen Inlanders.
Men toont zelfs het niet bij die goede woorden alleen
te willen laten, maar er ook goede daden op te doen
volgen.
Aan goede woorden toch ontbrak 't ook vroeger
nietdat zagen we reeds uit dat besluit vau de
Staten-Generaal in 1624.
In het Regeerings-Reglement van 1815 leest men
in art. 89, in de eedsformule voor den Gouv. Gener.
z/Dat ik tevens, zonder aanzien van personen, het
welzijn van den Staat in deszelfs Aziatische Bezit
tingen met den bloei en welvaart van beide, met al
mijn vermogen zal voorstaan en behartigen."
In het Regeerings-Reglement van 1818 vindt men
in art. 41, bevattende de eedsformule voor den Luit.
Gouv. Generaal, ook deze zinsnede//dat ik
den bloei en de welvaart van Nederland en Neder-
landsch-Indie zal voorstaan en behartigen, zonder
aanzien van persoon."
Bovendien bevat het Reglement van 1818 nog dit
art. (100)//De Regeering maakt ook de noodige
verordeningen omtrent de scholen der Inlanders. De
Regeering geeft aan de Inlanders gelegenheid, om op
de Nederlandsche scholen onderwezen te worden."
Het Regeerings-Reglement van 1827 luidt in art.
100 aldus//De Regeering neemt ook de noodige
maatregelen, tot instandhouding van de scholen der
Inlanders"(Alsof die scholen reeds overal be
stonden en slechts in stand behoefden gehouden te
worden).
In het Regeerings-Reglement van 1830 heet het
weder, in art. 97 //De Regeering zorgt zooveel
mogelijk, dat er op de onderscheidene plaatsen in
Nederlandsch-Indie, scholen voor het lager onderwijs,
ook ten dieuste van de kinderen der Inlanders, bestaan."
In het Regeerings-Reglement van 1836 zijn de
scholen vergeten.
Het Regeerings-Reglement van 1854, dat thans
nog de Grondwet voor Ned.-Indie is, bevat een af
zonderlijk hoofdstuk ('t achtste) gewijd aan het on
derwijs.
Art. 125 luidt//Het openbaar onderwijs is een
voorwerp van de aanhoudende zorg van den Gouver
neur Generaal.
De inrichting daarvan wordt, met eerbiediging van
ieders godsdienstige begrippen, bij algemeene veror
dening geregeld," enz.
Art. 128. //De Gouverneur Generaal zorgt voor
het oprichten van scholen ten dienste der Inlandsche
bevolking."
Het ontbrak dus niet aan woorden. In de Re-
geerings-Reglementen, die speciale constitutiën voor
Indie, werd met ronde woorden erkend dat Nederland
dure verplichtingen tegenover Indie heeft, ook met
betrekking tot het onderwijs.
Maar lange mijlen leggen tusschen doen en zeggen.
Met woorden en beloften kan het peil der beschaving
van den Inlander geen stap hooger gebracht worden.
En gedaan werd er door de Nederlandsche regeering
weinig of niets. Het eene Regeerings-Reglement verving
het audere, de eene Gouverneur Generaal na den
andere ging ter ruste te Zeist of te Driebergen. In
de reglementen vertoonen de artikelen betreffende het
onderwijs zekere variatiedie des te sprekender
is door het feit dat er in dat van 1836 zelfs niet
van onderwijs der Inlanders wordt gerept, doch gelijk
wij zeiden, woorden op zichzelf beduiden niet veel.
In 1854 werd een verordening voorgeschreven tot
regeling van het Inlandsch onderwijseerst deu 3 Mei
1871 verscheen een koninklijk besluit dat die regeling
bevatte. Wel was er reeds een dergelijk stuk van
den 30 Mei 1868 geweest doch dit was door den toema-
ligen Gouverneur Generaal //na rijp beraad" niet
afgekondigd en daarop in'71 door het bovengenoemde
vervangen.
Dit was een groole stap nader; hij was noodig
ook. Men kan zich van den toestand van 't Inlandsch
onderwijs 't best een denkbeeld vormen door de ge
vormde discussiën bij gelegenheid der behandeling
van de Indische begrooting eens na te slaan. De
heer Kuyper heeft van dien toestand in zijn schoone
rede van Woensdag j.l. een donker tafereel geteekend.
Hij handelde zeer onbillijk met de liberale partij dit
tafereel voor te houden als haar werk; Jan Companie,
die goed orthodox was, heeft het met Indie vrij wat
erger gemaakt, en de liberale partij verdient lof omdat
zij Nederland wakker schudde en aan zijn verplichtin
gen jegens Indie herinnerde, in plaats van blaam
omdat er nog zoo weinig gedaan is. Maar wat de
zaak zelf betreft, de heer Kuyper had nog veel som
berder verwen kunnen nemen voor zijn tafereel.
Er is in de Tweede Kamer al eens meer op dat
aanbeeld geklopt. In 1870 roerde de lieer Viruly
zeer gevoelig die teêre snaar aan. //Van de 13 millioen
Javanen," zeide hij, zijn er slechts 7000 kinderen
die eenig onderwijs genieten. In het district Soeme-
dang dat 200,000 zielen telt zijn 53 leerliugen die
eenig onderwijs ontvangen. In Patti met 235,000
zielen zijn 81 schoolgaande kinderen. Het onderwijs
der kinderen van de 25,000 Europeauen kost het
Gouvernement 7 ton gouds; voor de meer dan 20
millioen Inlanders wordt nog geen 3 ton uitgegeven.
Het oorlogsbudget van Indie is 18 millioen, voor 't
onderwijs van den Inlander nog gpen 3 ton
Zie, zoo sprak men in 1870 in onze Tweede Kamer
en in Indie deed de regeeriug wwat ze kon", zoo
het heette; maar zeker is 't dat er aan de duitenpla
terij meer zorg werd besteed dan aan de verstaudelijke
ontwikkeling van den Inlander.
In 1871 was 't inzonderheid de heer Blom die bij
de discussies over 't Indisch budget de wondeplek
van het onderwijs bloot legde. //Het is bekend, zeide
hij in de zitting van 25 October, dat er thans 66
gouvernementsscholen bestaan op Java en Madoera.
Telken jare zou dit getal met eenige vermeerderd
worden. En wat zien wij gebeuren? In drie jaren
zijn er slechts vier scholen gesticht op geheel Java
en Madoera. Op deze wijze zal 't eeuwen duren eer
de noodige scholen er zijn."
En thans bedraagt, volgens den lieer Kuyper het
getal Inlandsche kinderen die onderwijs genieten nog
slechts 160,000.
Waarlijk Nederland is niet te verontschuldigen
wegens zijn tekortkomingen tegeuover Indie.
Men kan zich ook liiet verontschuldigen met de
bewering van onwil of onvatbaarheid der Inlandsche
bevolking. Vooral op Java bestaat noch de eene noch
de andere; integendeel wat wij Nederlanders, die Indie
exploiteeren om de koffie en andere dubbeltjes-gevende
zaken, den Inlander onthouden, dat tracht hij zoo
veel mogelijk met eigen zwakke hulpmiddelen zichzelf
te verschaffen.
Hooren we wederom den heer Blom in 1871.
z/Te Soerakarta heeft prins Manghoe Negoro in 1868
alleen, 12 particuliere scholeu voor zijn rekening ge-
gesticht, en in de Preanger, waar tot nog toe de re
genten zelf het bestuur hadden, zijn een menigte districts
scholen opgericht door de regenten en de bevolking
samen. In Bandong en Tjaudjoer zijn op bijna alle
districts-hoofdplaatsen scholen opgericht, waar in 't
begin van 1870 ruim 1000 leerlingen school gingen.
In Soemedang zijn vijf districts-scholen gesticht met
296 leerlingen en in Soekapoera vier."
Welk een treffende reclame tegenover het Neder-