ZIERIKZEESCHË COERMT
1874. No. 80. Zaterdag 10 October, 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
voor M arrondis- xiêrx semeiit Zierikm
NOG EENS DE VLEESCH-KWESTIE.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE NT I EN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever Iï. LAKEAMAN.
„De denkbeelden loopen" is een bekend
spreekwoord, 't Is waar ze loopenmaar ze
loopen niet overal even snel en vangen hun
loop niet overal tegelijk aan. Gelijk in de
werktuigkunde de geheele kwestie der beweging
slechts bestaat in het overwinnen eu beheerschen
van de traagheid, waartoe de dingen van na
ture geneigd zijn, zoo is 't ook in de zedelijke
wereld. De denkbeelden loopen wel, maar 't kost
moeite ze aan 't loopen te krijgen en nog
veel meer ze daarbij te bouden.
Wat heeft het b.v. tot dusver ons geholpen
of we al geschreven hebben over de duurte
van 't vleesch, over de macht der coöperatie,
over den ongeregelden en onnatuurlijken loop
der broodprijzen in verband met de graanmarkt
Wat heeft 't tot dusver geholpen? Voor onze
onmiddellijke omgeving al bitter weinigalleen
wat gepraat, wat op- en aanmerkingen bier
uit de hoogte, daar uit de laagte, ginds uit
den schuinen, 't Is waarlijk verdrietig genoeg.
Toch loopen de denkbeelden. Op zeer veel
plaatsen zijn dientengevolge ook de vleescli-
eu broodprijzen aan 't loopen gegaan en wel
aan 't afloopen. Daar was 't ook om te doen
en het feit van de daling der prijzen op vele
plaatsen bewijst dat zij althans ongelijk hadden
die meenden dat er geen wanverhouding bestond.
De wanverhouding is een niet te loochenen
feit. Hoe is 't te rijmen dat b.v. te Vlissiugen
't vleesch aan den burger 90 ets. en aan de
militairen 56 ets. kost? Hier moge nu van
invloed zijn het verzekerd debiet van een be
trekkelijk groote hoeveelheiddie invloed kan
niet zoo groot zijn en wordt grootendeels op
gewogen door de strenge eischen die de mili
taire voedings-commissie doet, of althans te
ieder uur doen kan. Een verschil van 34 ets.
op de 56 bij een levering van hetzelfde artikel
aan A. of aan B. kan onmogelijk plaats hebben
als de zaken in 't reine zijn en hun natuur
lijken loop volgen.
De hooge prijzen, die de burger-consument
betalen moet, zijn alleen vol te houden zoolang
hij ze betalen wil, zoolang zijn traagheid niet
is overwonnen, kortom, zoolang de denkbeelden
bij hem niet mareheeren.
't Is vreemd hoe wij menschen gemakkelijk
gewoon wordeu aan allerlei dingen die letterlijk
geen anderen naam verdienen dan misèrehoe
wij daaraan zóózeer gewennen kunuen dat wij
zelfs niet meer velen kunnen dat iemand ons
welmeenend toeroept: ,,'t is misère met u;"
hoe wij in onze misère ons lekker kunnen
gevoelen, neen, dat nu wel niet, want wij
morren genoeg, al is 't dan ook niet tegen
datgene waarin juist de misère gelegen is.
Maar in alle geval, 't is vreemd dat wij zoo
moeielijk voor een degelijke zaak, we zeggen
niet in geestdrift, maar zelfs niet in eenige
beweging te brengen zijn.
Tegen een doorgaande stijging der prijzen
van de voedingsmiddelen is door geen men-
schelijke macht iets te doen, omdat die het
gevolg is van de met fatale en onfeilbare ze
kerheid voortgaande waarde-vermindering der
edele metalen. Doch in deze stijging van de
prijzen der dingen is de oorzaak van het he-
dendaagsche steeds onrustbarender wordende
verschijnsel dat wij den „duren tijd" noemen
volstrekt niet gelegen. Deze is ook niet voor
een beduidend deel gelegen in de toeneming
der bevolking, zooals sommigen meenen. De
aarde is nog groot genoeg en haar rijkdommen
zijn vooreerst nog onuitputtelijk.
De misère vertoont zich in den vorm van
allerlei wanverhoudingen en deze wanverhou
dingen worden veroorzaakt ten deele door de
traagheid, het gebrek aan energie, wil, zelf
gevoel bij den grooten boop en voor 't andere
deel door de behendigheid en het overprikkelde
zelfgevoel van enkelen.
In dit opzicht vertoonen zich inderdaad be
droevende verschijnselen.
Is het niet bedroevend dat het tegenwoordig
gemakkelijk genoeg valt het publiek straffeloos
honderdduizenden uit den zak te lokken en
daarmede op den loop te gaan Is het niet
bedroevend dat de goedgeloovige, doch o zoo
trage zielen, zich door een groote, bluffende
advertentie of door een onbeschaamde circulaire
laten verleideu om honderden guldens franco
thuis te zenden aan een troepje schurken iu
een achterbuurt van Louden, Liverpool, Glasgow
of elders als 't maar ver weg is eu vreemd
heet - terwijl het een arme weduwe vaak
onmogelijk is om vijftig gulden in handen te
krijgen om een water- en vuur-winkeltje te
beginnen? Is 't niet bedroevend dat half Europa
bereidwillig zijn beurs leegschudt om regeeringen
de milliarden te verschaffen voor 't voeren van
schandelijke oorlogen; terwijl in een middel
matige stad geen ambitie genoeg is om een
paar duizend gulden bijeen te brengen voor
een coöperatieve slachterij, niet van bloeiende
jongelingen en mannen, maar van goed slachtvee?
Is 't niet bedroevend dat er met allerlei zwen-
delarij schatten te verdienen zijn, terwijl nage
noeg heel de kleine burgerstand en de ambte
naarsstand niet weet boe zij met hun klein
inkomeutje, nog dagteekenende wat 't cijfer
aangaat uit de vorige eeuw soms, van den eenen
dag aan den anderen zal komen
Wij zeggen niet dat de uitsluitende oorzaak,
maar we beweren wel dat de voorname oorzaak
daarvan ligt in de slapheid der menschen zelf.
Zij raken gewoon aan de misère, zakken lang
zamerhand al lager en lager, bedekken zich
met een schijntje van fatsoenlijkheid, maken
elkander wijs dat fatsoenlijk armoê lijden een
vereerend martelaarschap is, en zij bedenken
niet dat zoo menige misère kan weggenomen,
zoo menige wanverhouding hersteld, zoo menige
toestand verbeterd kan worden, alleen maar
door een weinig wil, een weinig energie.
Wat de wil kan? Hij kan ten goede oneindig
veel meer, dan de traagheid teweegbrengt ten
kwade. Maar de wil van eukelen kan weinig.
Daar moet samenwerking wezen, coöperatie,
onderlinge hulp en medewerking, althans de
begeerte daarnaar, die op zich zelf al reeds
veel beduidt. Coöperatie, geen conspiratie of
coalitiesamenwerking, geen samenzwering.
Wanneer wij zooveel woorden gebruiken naar
aanleiding van 't dure vleesch en 't dure brood
en de schrale, onvoldoende inkomsten, dan ge
schiedt dit niet om uit te varen of 't publiek
op te zetten tegen slagers, bakkers, autoriteiten
en werkgevers. Dat zou eeu kwade en on
doeltreffende practijk zijn. We willen gaarne
aannemen dat onze slagers met den besten wil
niet anders dan oude, magere beesten, of 011-
voordeelige halfwassen en slecht gemeste beestjes
kuunen koopen en dat zij zelf die nog duur
moeten betalenwe willen gaarne gelooven
dat de verzoeking voor den bakker groot is,
als de reizigers hem bloem komen opdringen
die eenige guldens minder kost dan de zuivere,
en dat lilj dan, baast tegen zijn zin, blij is
niets van de scheikunde te weten en geen goed
microscoop te bezitten; we kunnen ook heel
goed begrijpen dat het voor de autoriteiten
eeu zekere zelfvoldoening is tegenover hun
committenten dat zij met een klein eindcijfer
sluiten, 't welk heet bezuinigen; we beseffen
ook zeer goed dat een werkgever do som die
hij in zijn balans moet brengen als uitgaaf
voor gekochten arbeid, liefst zoo klein mogelijk
wil zien. Dat alles is ons volkomen duidelijk,
zoo duidelijk als de bekende kwestie van de
kleine koppen der Engelsche schapen, 't Is
zelfs een kwestie als deze, want 't ideaal van
al die loffelijke pogingen is ook, in hun soort,
schapen te fokken zonder koppen.
Maar we mogen met roden vragenof al
deze dingen niet anders kunnen en dat wel
zonder commune, zonder standjes, zonder dat
de lieve goede wereld ondersteboven gekeerd
wordt? En we durven op die vraag te ant
woorden dat het wel degelijk anders kan, dat
het hier en daar ook wel anders is en dat
het op den duur wel anders eu beter worden
moet. Maar dan moeten ook de denkbeelden
loopen. Dan moet het goede publiek, als iemand
't met goede bedoelingen op zijn zeer trapt'
niet zeggen: „wat wil die klapper daar?" of
„ga been, we zullen u daarover wel eens een
andermaal hooreu," zooals de Atheners Paulus
afspijsden. De denkbeelden moeten loopen en
het publiek moet daar belang in stellenanders
loopen ze toch wel, maar ze loopen het trage
gedeelte van het wereld-pnbliek over 't hoofd,
tot ze komen bij minder tragen, die ze aan
grijpen, vastbonden en hun voordeel ermede doen.
't Is bekend dat de denkbeelden zoo de Athe
ners ook over 't hoofd geloopen zijn en dat Paulus
toch niet voor niets gesproken had, want er waren
anderen die zijn woorden grepen en begrepen.
Zoo is 't ook met de coöperatie. Terwijl
wij er hier de schouders bij ophalen als bij
een twijfelachtig snufje van den modernen tijd,
werkt ze elders reeds sinds lang en met steeds
meerdere vrucht.
Wij zullen hierop nog eens nader terugkomen.