ZIERIKZEESCHE COIRAM.
voor het arrondis-
sement Zierikzee.
1874. No. 78. Zaterdag 3 October,
77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
MAATSCHAPPELIJKE DEUGDEN.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE NT I EN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEflJJAN.
(Eenvoudigheid.)
Indertijd heeft het Nieuws van den Dag een
heele reeks van „Maatschappelijke Zonden"
d. i. artikelen over M. Z. geleverd. Ik heb
de eerste stuk of drie daarvan gelezen, aan
vankelijk, wegens mijn zwartgallig temperament,
mij daarmede nog al geamuseerd, hoe vreemd
't ook moge schijnen zich te amuseeren met
maatschappelijke zonden, wat toch wel niet
vreemd is, want men schrijft immers hoofd
artikelen om 't publiek te amuseeren en 't publiek
leest ze om zich te amuseereumet een tegen
gesteld doel of uit een gevoel van plichtmatig
heid leest men zulke dingen niet. Bij de derde
of vierde zonde evenwel begonnen ze mij te
vervelen en ik heb de volgende dan ook niet
gelezen. Spoedig begon „men" ze ook vervelend
te vinden, en Uilenspiegel zelfs, die anders overal
honig uit weet te zuigen, dreef er de spot meê,
blijkbaar omdat al dat getob met die maat
schappelijke zonden hem gingen vervelen. En
inderdaad, 't is niet pleizierig op den duur
zoo in al die zonden te wroeten, al doet men
't ook met de beste bedoelingen, wat zeker
bij den schrijver dier artikelen, 't geval wel
zal geweest zijn.
Omdat ik nu die maatschappelijke zonden
zoo vervelend vond op den duur ben ik begonnen
te schrijven over maatschappelijke deugden en
héb er nu al een zeker aantal van geleverd
ook. „Men" zou zoo zeggen dat als die M. Z.
op den duur vervelend zijn, de M. D. constant
amusant zullen moeten wezen. Zoo hier echter
eens een drogreden zich uitgaf voor een goede
reden? Ik durf 't haast niet bekennen, maar
ik heb mij in mijn illuzie teleurgesteld gezien.
Ook de M. O. worden op den duur vervelend
om er over te schrijven, en vast wel om ze
te lezen ook. Als ik wist dat dit nu niet maar
alleen mijn persoonlijke meening, maar ook de
publieke was, dan schreef ik er ook maar
verder niet over.
Wezenlijk is er iets onaangenaams in dat
eindelooze: zóó moest 't zijn als 't goed was;
er is iets hatelijks in dat ophangen van idealen
aan den cocagnemast, die toch zoo dik met
zeep besmeerd en zoo hoog is dat denkelijk
wel niemand de kroon bereiken zal. Is 't dan
toch niet goed te klimmen, te trachten, te
Btreven? Ja, misschien, denkelijk zelfs wel;
maar vervelend toch ook op den duur. En ik
ken niets ergers van een zaak dan dat ze
vervelend wordt. Daarom is tusscben haakjes
gezegd het schrijven in een courant of't spreken
op een publieke plaats zulk een ondankbaar
werk. Als zoo'n schrijver of spreker nog in
den waan verkeert dat hij al voortgaande is
met zijn best te doen en 't publiek aan de
praat te houden, dan vindt „men" hem wellicht
al sinds een poos „vervelend" en dan is hij
eigenlijk weg, op, afgemaakt, dood. Reguiescal
in pace! hij als zoovelen.l
Het deed mij daarom groot genoegen dat
ik, snuffelende onder den hoop van maatschap
pelijke deugden, of aanschouwende de verschil
lende facetten van dat edele gesteente: de
maatschappelijke deugd want wie weet of
alle deugden eigenlijk niet maar één enkele
zijn? dat, zeg ik, ik er eens een vond die
zich nog al van de andere onderscheidt en die
zich werkelijk zeer recommandeert door aan
bevelenswaardigheid, zulk een die niet als een
wel begeerlijk maar onbereikbaar iets daar
ophangt boven in de kroon van den cocagne
mast der maatschappelijke volmaaktheid of dei-
volmaakte maatschappelijkheid, maar die onder
elks bereik is, zoodat ieder haar grijpen en
betrachten kan, ja die zelfs, als van nature,
door ieder beoefend wordt.
Die deugd is de eenvoudigheid.
In zekeren catechismus staat dat de mensch
van nature onbekwaam is tot eenig goed en
geneigd tot alle kwaad. Zonder hierover nu
te willen redeutwisten moet ik alleen maar
opmerken dat de ntdtisch wel degelijk als van
nature geneigd schijnt te zijn tot de deugd
der eenvoudigheid.
Ik gevoel dat ik gevaar loop verkeerd be
grepen te worden. Daarom zal ik verklaren
wat ik bedoel.
Wanneer ik op de maatschappij en hare
zaken en instellingen, op het huiselijke leven
en op den mensch in 't bijzonder nauwlettend
toezie en daarbij het verleden met het heden
vergelijk, wezenlijk dan vind ik dat er een
onmiskenbaar trachten en streven naar, en ook
ongetwijfeld een benadering van de eenvoudig
heid valt waar te nemen. Waar zijn b.v. die
geduchte schokken, horten en stooten, waar is
dat vervallen in allerlei uitersten, waarvan de
geschiedenis der beschaving op elke bladzijde
getuigt Men is door al dat horten en stooten
heen, ongevoelig meer genaderd tot de waarheid
en heeft haar vormen meer leeren vatten, d. i.
men is eenvoudiger geworden.
In den ouden tijd was er telken jare kier
of daar een hongersnood omdat de middelen
van gemeenschap zoo omslachtig en de betrek
kingen der volken zoo ingewikkeld waren. De
verbeterde middelen van gemeenschap zijn niets
anders dan de vrucht van 't streven naar
eenvoudigheid.
Hoe zeer 't een tegenstrijdigheid schijne, ik
beweer dat alle zaken beginnen met heel in
gewikkeld, heel samengesteld te zijn, en dat
„men" er onophoudelijk op uit is om uit al
dien omslag tot 't eenvoudige, d. i. tot het
ware door te dringen.
Alle uitvindingen beginnen met heel gecom
pliceerd en daardoor heel onvolkomen te zijn.
Toch is een uitvinder een genie. Maar die
na hem komen en geen genieën zijn beginnen
aanstonds, als zij zijn werk gezien hebben, te
zeggenhoe kan ik dat eenvoudiger doen
Let nu eens op de boekdrukkunst, het stoom
wezen, den telegraaf, wat ge wilt en zie of
't niet zoo is. Men spreekt wel eens van
„onze voorouders," die zoo eenvoudig waren
dat zij een schuit maakten uit één enkelen
eikestam en dat zonder ander gereedschap dan
een steenen bijl en zonder andere hulp dan
wat vuur. Ik beweer dat onze mailbooten
eenvoudiger zijn dan zulk een primitieve schuit.
Men bouwt dan ook tegenwoordig een „Wil
lem III" of een „Prins Hendrik" in minder
tijd dan waarin zoo'n oude vooronder met zijn
schuit klaar kon komen. Ik geloof niet dat
dit te veel gezegd is. En 't komt eenvoudig
daar van daan, dat wij eenvoudiger zijn dan
onze voorouders.
Zoo zijn we ook eenvoudiger in het bouwen.
Wandel eens Brussel door. Dat is een stad
met twee helften, een oude en een nieuwe.
Iu de oude vindt gij nauwe, kromme, donkere
stratenin de nieuwe niets dan breede, rechte
en lichte straten. Nu is breed voor een straat
eenvoudiger dan smal, de rechte lijn is een
voudiger dan de kromme, licht is eenvoudiger
clan donkerheid. In de oude stad ziet gij
kunstig, d. i. met veel moeite en geduld, ge
bouwde huizen, met puntgevels, allerlei noo-
deloos hak-, bik- en snijwerk; in de nieuwe
ziet gij eindelooze rijen huizen, die eigenlijk
alleen door hun treffende bescheidenheid, ge
lijkvormigheid, doelmatigheid, dat is alles te
zanten door hun eenvoudigheid in 't oog vallen.
't Is toch immers ook waar dat onze zóó
veel vierkante meters groote spiegelruiten we
zenlijk eenvoudiger zijn, dan die honderden
kleine plaatjes glas en die duizenden eindjes
lood, wier plaats zij alléén en in eens innemen,
terwijl ze veel onbelemmerder, dat is al weer
veel eenvoudiger het licht doorlaten
De ouden tobden met het bouwen hunner huizen
omdat zij te veel uit het oog verloren waartoe
die maaksels eigenlijk toch alleen maar moeten
dienen. Daarom maakten zij de muren te dik,
de ruiten en ramen te klein, de sloten aan de
deuren te groot en de sleutels te plomp, de
balken te dik en de daken zoo omslachtig dat
ze nu nog gelijken op omgekeerde rompen van
linieschepen.
En dan 't goudleer en de geschilderde wanden,
het beeldhouw- en snijwerkvergeleken bij
ons behangsel, ons stukadoorwerk en onze
verfkwast.
Wij zijn ook eenvoudiger in onze kleeding.
Inderdaad En die meiden dan met haar
opschik En die dames met de krullen, chignons
enz. enz.
Ja, toch zijn wij eenvoudiger.
Vergelijk b.v. onzen ravezwart-eenvoudigen
rok met het prachtige, kostbare, van overdaad
fonkelende fulpen wambuis der zestiende eeuw.
Stel onzen hoed, onze zoo geminachte kachelpijp,
eens naast het gevederde vilten hoofdtooisel van
dien tijd, of naast het driekantje der vorige eeuw.
Vergelijk onze papieren boordjes waar-op
onze dandys N. B. nog zoo grootsch zijneens
met de kostbare, kunstige omslachtige, lastige,
flodderige hals-, hand-, bont-, lijf- en been-kragen
der vorige eeuw. En de dames Welnu
in den krullentooi zie ik nog meer streven
tot benadering der eenvoudige natuurlijke schoon-