at c h i deskundige zal aanbevelen, toch het gebrek dat in het gewone jongenshoofd schuilt niet is weg te nemen. Wij noemden 't een gebrek 't is dit eigenlijk niet. Wanneer het opvattings- of opnemingsvermogen van den jongen mensch door een wettelijk program overschat wordt, dan ligt de fout in dat program. Daarom meeneu wij moeten de ter schrapping aangewezen vak ken ook voor goed vervallen en niet bij do overblijvenden worden ingedeeld. Wij vertrouwen dan ook wel dat nu eenmaal de zetel der kwaal is aaugewezen, men weldra tot wegneming door uitsnijding zal overgaan. Inderdaad, hoe schoon de vruchten, die de middelbare school tot dusver onmiskenbaar Leeft afgeworpen, ook mogen zijn, wat men zich in 1863 van die school heeft voorgesteld is gebleken een illuzie te zijn geweest. Mis schien heeft men destijds ook te veel naar 't buitenland gezien zonder te bedenken dat wij Nederlanders door ous parti-pris om minstens drie vreemde talen te leeren bij 't buitenland altoos moeten achterstaan wegens gebrek aan tijd en hersens voor al de overige vakken. Wij moeten o. i. kiezen of deelen. Wij moeten blijven zwoegen op de wijze als nu en nimmer 't voorgestelde doel bereiken, óf wij moeten het program inkrimpen om zoodoende wel niet zooveel, maar daarentegen wat degelijks te verkrijgen. Ook zelfs in 't buitenland, waar de omstan digheden om de genoemde reden gunstiger zijn, heeft men de leerstof der middelbare school belangrijk ingekrompen. Alleen in Amerika niet, doch dit behoeft ook in alle opzichten niet een model voor oud-Europa te zijn. Dat er ook nog een derde uitweg bestaat en wel een gehcele herziening van liet middel baar onderwijs en splitsing der middelbare school in twee richtingen, die wij eens de wis kundige en de letterkundige willen noemen, stippen we voor ditmaal slechts aan, 0111 er later misschien nog eens op terug te komen. In alle geval achten wij het nu reeds door een ervaring van tien jaren bewezen dat do middelbare school voor velen niet geeft wat zij er van verwacht haddendat zij al wat zij zelf bij haar ontstaan zich heeft voorgesteld niet verwezenlijken kan, en dat het daarom tijd is aan een grondig onderzoek en des noods aan een ingrijpende hervorming do hand te slaan. De berichtgever van den Londenschen Timeszijnde //iemand, die van de militaire autoriteiten te Batavia verlof ontvangen heeft om mede te gaan aan boord vau een stoomboot, die troepen naar Atchin zou overbrengen", heeft in Juli 11. uit den Kraton een langen brief aan liet genoemde blad geschreven, die in het nummer van 28 Augustus 11. opgenomen is en waarin een uitvoerige beschrijving gegeven wordt van het terrein, de vestingwerken enz. in liet vijandelijk land. De berichtgever klaagt ten zeerste over liet ge brekkig verkeer tussclien de reede en den wal van Atchin, daar er nog geen behoorlijk havenhoofd was aangelegd, zoodat in den slechten mousson het lauden wegens de hevige branding uiterst bezwaarlijk is, en hij eindigt zijn schrijven met de volgende opmerkingen: z/Toen in het laatste van April jl. besloten werd, de hoofdmacht voor liet volgende saizoen terug te nemen, hebben de Nederlanders de posten, die zij ten oosten der Atchin—rivier bezet hielden, laten varen. Dit is voor de onverzettelijke Atchineezen onmiddellijk liet sein geweest om het onbezette grondgebied weder te be zetten en er eene linie van forten aan te leggen; en thans pogen de Nederlanders het terrein te herwinnen, dat vóór drie maanden in hun macht was. Nu echter kost hun dit, uithoofde der nieuwe forten, meer moeite dan de eerste maal. z/Ik kan volstrekt niet begrijpen, op welken grond de Nederlanders den oorlog in April 11. voor //ge ëindigd" verklaard hebben, vermits de Atchineezen er nooit aan gedacht hebben zich te onderwerpen, en onverklaarbaarder nog komt het mij voor, dat zij een terrein, 't welk zij met zooveel moeite hadden ver overd, hebben laten varen. Ik spreek als niet militair en voorts als bijzonder persoon, zonder onder eenigen invloed van personen of partijen te staan maar ik moet zeggen, dat ik de vroegere zoowel als de tegen woordige handelwijze der Nederlanders ondoeltreffend acht. Generaal van Swieten laat zich, geloof ik door een gevoel van menschelijkheid leiden en wil verzoe nende maatregelen beproeven, als een soort van palli atief na belegeringen en bestormingen. Zulk een stelsel moet tegenover Oostersche volken iu het algemeen en bepaaldelijk tegen een zoo hardnekkigen en fanatieken troep als de Atchineezen noodzakelijk mislukken. Ken volk, in welks taal geen woord beslaat voor dankbaar heid, en dat zich behelpt met te zeggen //Ik neem aan wat gij brengt", schrijft natuurlijk alle verzoe ningsgezinde stappen aan vrees of dwaasheid toe en maakt er, in plaats van er door getroffen te worden, eenvoudig gebruik van. //Ik ben met zeer vele der officieren, die deel van de expeditie uitmaken, in aanraking geweest; Neder land kan voor zijn vertegenwoordiger geen bekwamer of dapperder corps verlangen; maar die officieren hebben een zware taak. De oorlog wordt veel te langzaam en kleingeestig gevoerd, en de soldaten, die niet volkomen op denzelfden trap staan met de Europeanen, worden vadsig uit gebrek aan bezigheid. Om vooruit te komen zou de eene slag den anderen moeten volgeu, en zou ieder voordeel, terwijl de vijand nog gedesorganiseerd is, door een nieuwen aanval gevolgd moeten worden maar thans verloopen somtijds een of twee weken tus sclien de operation. Men voert aan, dat Nederland daartoe niet over genoeg kracht beschikken kan doch iu dat geval ware liet, mijns inziens, wijzer, zich ge heel van den strijd te onthouden, tot tijd en wijle men de noodige macht verzamelen kan om met kracht tegen de Atchineezen op te treden. Wekelijks sterven vele manschappen in de hospitalen, die indien men hen toch verliezen moet, meer voordeel zouden hebben aangebracht, indien zij in het veld waren gesneuveld. Indien de troepen beter gehuisvest en gevoed waren, zou veel ziekte voorkomen kunnen worden. Sneller handelen zou hieraan ook bevordelijk zijn eu zou in elk geval den tijd, gedurende welken de manschappen aan het klimaat blootgesteld worden, bekorten. z/De Hollanders zeggen dat deze oorlog niet over haast kan worden, en zij schijnen te meenen dat hij den loop moet volgen van hun vroegere oorlogen op Borneo, Bali, Sumatra enz. Ik echter kan mij met dat gevoelen niet vereenigen. De Atchineezen zijn geen volk om zich tot onderwerping te laten dwingen door kleine tuchtigingen, hoe vaak ook herhaald. Zelfs ben ik er niet zeker van, dat merkbare vorderingen van den kant der Nederlanders den strijd zouden doen eindigen. Intusschen, een reeks van gevoelige en snel opeenvolgende nederlagen, samengaande met totale verwoesting van een groote uitgestrektheid land en met 't onderhouden van efcn voldoende blokkade langs de geheele kust, zou onvermijdelijk een verzoek om vredesvoorwaarden ten gevolge hebben, waaruit even tueel een duurzame vrede zou kunnen voortvloeien. Dit is een wreedaardig programma doch men moet hier rekening houden met 't karakter van zijn vijand, liever dan met aangenomen gebruiken van oorlogvoeren. Ken vijand, nu, zooals de Atchineezen, hebben de Hollanders tot dusver bij hun worstelingen met de verschillende eilanders dezer zeeën niet ontmoet. liet is een ras, dat grooten moed en een schier ongeëven aarde vastberadenheid bezit, willig om liever te sterven dan zich te buigen, zelfs onder de meest hopelooze omstandigheden. Een ras, dat in dit opzicht onder kleurlingen vermoedelijk zijn gelijke niet vindt of het moesten dc Sikhs wezen. Een ras, dat slechts door zijn minder goede wapenen voor zijn Europeeschen aanvaller onderdoet." Binnenland. ZI E R I K Z E E, 4 September 1 8 7 4. zieitikzee, 4 Sept. In den afgeloopen nacht heeft het hier vrij hevig gestormd, met afwisselende zware regenbuien. Op de Oude Haven is een zware olmboom bij de kroon afgebroken, zoodat slechts een stomp is blijven staan, van andere schade is tot dusver niets bekend. Zielukzee, 4 Sept. Iu de Arnh. Court lezen wij 't volgende //Nu eenmaal de lijken verbranding eene vraag vau den dag geworden is, schijnen de gebeurtenissen van onzen tijd zeiven mede te werken om de noodzakelijk heid te doen inzien, dat men haar in de plaats stelle van het begraven. De pest, die thans in het Oosten is uitgebroken en Europa bedreigt, is volgens het verslag der des kundigen, die naar Afrika vertrokken zijn, om deze ziekte waar te nemen, ontstaan uit de uitwasemingen van liet kerkhof te Merdji. De inwoners namelijk begraven hunne dooden in het zand ter diepte van slechts twee spadesleken, en bedekken hen daarna met stroo. Als het regent vullen die graven zich met water, dat den volgenden dag reeds door de zonnestralen geabsorbeerd wordt, doch reeds een spoedig bederf veroorzaakt heeft, welks iniasmen de atmosfeer in zich opneemt. 's Winters wordt het kerkhof een meer gelijk. Het water, dat er dan staat, wordt door de inwoners niet alleen gebruikt, maar ook gedronken, trouwens alle bronnen en wellen in Merdji worden door het kerkhof water gevoed. Dat meer is de stookplaats van de ziekte." Het spreekt van zelf dat dit feit bij de vraag der lijkeuverbranding zeer te pas komt maar wat in de eerste plaats hier nu iu 't oog springt is dat men dan vooral te Merdji zou moeten beginnen met de invoering der verbranding. Het zal toch weinig helpen of men hier de lijken al gaat verbranden, als de lieden van Merdji, en milliocnen andere oosterlingen wellicht met hen, voortgaan met kweekplaatsen der pest aan te leggen. En om nu die fanatieken te bewegen tot verandering van hun hebbelijkheden, al is 't ook in 't belang van onze en hun eigen gezondheid, dat zal wel niet gaan. Volgens het Vaderl. heeft er de vorige week te Bruiuisse een geweldige opschudding plaats gehad. Aanleiding daartoe moet gegeven zijn door den over dreven ijver voor den aldaar gestationeerden rijksveld wachter. Een timmerman had aan een kraam een koek gewonnen, doch nadat de kramer hem dezen had ter hand gesteld, beweerde hij dat de timmerman nog twee koeken had weggenomen. Hierop schoot de rijksveldwachter toe; deed willekeurig een huis zoeking bij den timmerman en haalde ook een paar koeken uit diens woning. Alsnu sprong het volk iu den bres voor den timmerman, wien men meende dat zijn rechtmatig eigendom op gewelddadige wijze was ontnomen. De rijksveldwachter werd gedrongen, geslagen en eindelijk de kom der gemeente uitgejaagd. Ook de gemeente-veldwachter moet bij die gelegenheid voor nul geteld en onder den voet geloopen zijn ofschoon men 't niet had tegen hem. Men zegt dat èn door 't gemeentebestuur èn door den timmerman een aanklacht tegen den rijksveldwachter is ingebracht. De korenmolen te Nieuw- en St. Joosland, bij Middelburg, is eergisteren totaal afgebrand, met een belangrijken voorraad graan. Het hoofdbestuur der vereeniging tot beperking van openbare dronkenschap heeft van de Ministers van Financiën en Justitie antwoord bekomen op het onlangs door de vereeniging ingediende adres, waarin gevraagd werd 1°. wettelijke bepalingen tegen openbare dron kenschap 2°. beperkende wetten op de kroegen en drankwinkels3°. herziening der drukkende bepalingen op de bierfabricage. In hun antwoord verwijzen de ministers naar het (al sedert jaren verwachte) ont werp van een nieuw strafwetboek omtrent het tweede punt meenen de ministers dat beperking van het aantal drinkwinkels alleen vermeerdering van 't debiet der overblijvenden en van clandestienen verkoop zal veroorzaken en wat de bierbelasting aangaat, zou liet bezwaarlijk gaan de zwaardere bieren te belasten eu de lichtere te ontheffen. De vereenig. heeft nu een nader adres ingediend in hoofdzaak de beide eerste punten uogmaals behan delende. Goes, 1 Sept. In de gisteren gehouden raadsver gadering is, overeenkomstig de conclusie van het rapport der finaucieele commissie, de rekening der gemeente-inkomsten en uitgaven over 1873 vastgesteld in ontvang op 94163,725, in uitgaaf op ƒ90689,125, alzoo met een goed slot van 3474,59. Men schrijft aan de N. Midd. Court, uit Domburg Zelden telde een jaar zooveel badgasten als dit. Het badhotel is propvol, hetgeen ook het geval is met andere gelegenheden alhier. l)e sclioone natuur maakt het leven hier aangenaam, zoo ook de omgeving. Uitspanning vinden wij hier in vergelijk van andere badplaatsen weinigliet muziekgezelschap //Accele rando," uit Middelburg, gaf hier ééne uitvoering die nog door een tweede, naar wij hopen sterkere, gevolgd zal worden. De middelen van vervoer tussclien hier en Middelburg zijn gering en daarbij zeer duur. Wil Domburg zich in een voortdurenden bloei blijven verheugen, zoo dient primo het middel van vervoer gemakkelijker en goedkooper te worden en dienen de avonden van uitspanning eenigszins talrijker te zijn. Te Vlissingen is aangekomen, laatstelijk uit Engeland, het driemast-stoomschip //Tromp," bestemd voor de vaart naar Indië. De //Tromp is een prachtig vaartuig lang 110 M., breed 12 M. en heeft een diepgang van 46 d. M. Z. M. heeft eervol ontslag verleend, op zijn verzoek, aan den heer H. J. Borgerhoff van den Bergh, rijks ontvanger te Delft, vroeger te Zicrikzee, onder dank betuiging voor de diensten door hem gedurende ruim vijftig jaren aan den lande bewezen. De verjaardag van den slag van Sédan is door de te Scheveningen verblijvende Duitsche farailiën in het Oranje-Hotel aldaar met veel geestdrift gevierd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 2