ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis- jlShm, sement Zierikzee.
1874. No. 67. Woensdag 26 Augustus, 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
Een coöperatieve Slachterij.
GRIETJE VAN DEN TUINBAAS.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,— Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever Iï. LAKEN SI AN.
Het groote beginsel der coöperatie is zelfhulp
door onderlinge samenwerking. Waar men door
coöperatie iets wil tot stand brengen, betzij
een voortbrengingsvereeniging, hetzij een ver-
bruiksvereeniginghetzij een inrichting tot
kapitaalvorming, daar moet alle philantropie
buitengesloten blijven. Wanneer we dus hier
een enkel woord wenscben te zeggen over de
mogelijkheid der oprichting van een gemeen
schappelijke slachterij, dan bedoelen wij daar
mede volstrekt niet een opwekking van den
weldadigheidszin der meergegoeden die wij nu
eens vleescheters willen noemen om ook de
mindergegoeden in de gelegenheid te stellen
vleescheters te worden, maar wij hebben 't oog
op 't geen de samenwerking der op zichzelf
geringe krachten zelfstandig zou kunnen tot
stand brengen. Het spreekt van zelf dat een
mensehenvriend die de tafel der armen en
weinig bemiddelden kon voorzien van een flink
stuk vleesch op zijn tijd dat is zoo omstreeks
dagelijks daarmede een allerverdienstelijkst
liefdewerk zon verrichtendoch het is toch
veel beter in menig opzicht, vooral uit een
zedelijk oogpunt beschouwd, en veel solieder
op den duur, dat zelfhulp de grondslag uitmake.
De vleeschkouwers en slagers zijn industri-
eelen die als zoodanig hun wezenlijke rechten
hebben en wij zouden het geen eerlijke con
currentie noemen wanneer vermogende lieden
door geld op verlies beschikbaar te stellen,
een veldtocht gingen openen tegen de slagers,
ook al worden deze laatsten misschien niet
geheel ten onrechte van monopoliegeest ver
dacht.
Een zuivere, goed georganiseerde coöperatieve
slachterij echter is niets anders dan een in-
dustrieele onderneming, wier concurrentie vol
komen wettig en eerlijk is.
Toch willen we 't idéé van zulk een ge
meenschappelijke onderneming niet zoodanig
opgevat hebben, dat de coöperatieve slachterij
eigenlijk wordt een gewone onderneming, zoo
als er door naamlooze vennootschappen zoovelen
zijn in 't leven geroepen, zelfs onder schoon
klinkende namen, doch die hoofdzakelijk dienen
om iemand aan een directeurspostje te helpen,
een ander een voordeelige aanneming in de
hand te spelen en die voor de deelnemers niets
anders zijn dan een middel van geldbelegging
tegen zoo hoog mogelijke rente, of wel op
verlies uitloopen. Zulk een onderneming zal
den geringen burger geen meer vleesch in den
pot bezorgen en ook op den winkelprijs van
het vleeseh van geen invloed zijn.
Wat wij bedoelen is de oprichting eener
vereeniging, die met een zoo matig mogelijk
kapitaal, zoo eenvoudig en onkostbaar mogelijk
de slachterij exploiteert en daartoe zieli in be
trekking stelt met een bekwaam man van het
vak, die zijn werk net en goed kan verrichten
en de noodige kennis van den veehandel bezit.
Er is derhalve niet noodig een directeur, die
een mijnheer is, een kantoor houdt enjaarlijks
de leden of inleggers onthaalt op een nette
rekening en verantwoording met een welspre
kende memorie van toelichting; er is eenvoudig
noodig een bekwaam slachter, die tevens eerlijk
man is, een slacht- en winkelhuis en het noo
dige bedrijfskapitaal. Natuurlijk dient de zaak
te staan onder toezicht eener commissie.
Eenvoudigheid, onkostbaarheid en eerlijkheid,
ziedaar de onmisbare grondslagen voor de zaak
als industrieele onderneming.
Uit de eenvoudigheid vloeit de onkostbaar
heid van zelf voort terwijl de eerlijkheid kan
gewaarborgd worden door den slachter dermate
in de zaak te interesseeren, dat het belang der
vereeniging ook het zijne is, dat voordeelige
exploitatie hem een bestaan verzekert en dat
dit verbetert naarmate van den meerderen
bloei der zaak, en daarentegen nadeelige ex
ploitatie of bedrog hem in de allereerste plaats
treft.
Het zal geen nadere uiteenzetting behoeven
dat dit mogelijk en vrij gemakkelijk uitvoer
baar is.
Het kan alsnu de vraag zijn of de vereeniging
een slachthuis met winkel in eigendom dient
te bezitten, dan wel of dit de zorg moet zijn
van den slager die in de zaak geplaatst wordt.
Het komt ons voor dat dit laatste het verkies-
lijkste is, en dat dus de beste weg zou zijn
een der bestaande slagers aan de vereeniging
te verbinden, wien dan een vaste som voor huur
van winkel, slachthuis en gereedschappen kon
worden toegelegd.
Hoe nu aan 't noodige kapitaal te komen 't
Wij meenen dat dit moet en ook wel kan ge
schieden door kleine aandeelen, b.v. van 10.
Deze aandeelen moeten rentegevend zijn wij
stellen daarvoor 5%. Nu kan het beginsel van
amortisatie door uitloting worden aangenomen,
of wel men kan de amortisatie achterwege laten
en daarentegen een reserve kapitaal vormen,
rentegevende ten voordeele der aandeelhouders.
Van de netto winst die boven de 5% rente en
de som voor uitloting of reserve wordt behaald,
komt wederom een deel aan de aandeelhouders.
De winkel wordt verondersteld open te staan
zoowel voor 't publiek als voor de aandeelhouders.
Het kau een punt van overweging uitmaken
of aan de deelnemers eenige meerdere voordeelen
zullen worden toegekend in verhouding tot het
door hen in den winkel der vereeniging bestede
geld.
Om vele redenen zal het op den duur goed
zijn den winkelprijs niet veel lager te stellen
dan de loopeude prijzen in andere winkels.
Het kan zijn dat tijdelijk in die andere winkels
de prijzen onredelijk hoog zijn dit zal door
VII.
De omwenteling is niet te schetsen, die in zijn gemoed
plaats had. Een menschenhart is een wereld, en daarin
hebben nu en dan ook wereldgebeurtenissen plaats. Van
zulk een revolutie was Arnold thans het beklagenswaardige
slachtoffer, 't Verledene was voor hem vervlogen; met
het zalige heden was 't voor hem gedaan; de omwenteling
was een voldongen feit. De gevolgen waren niet meer te
keeren.
Eindelijk stond hij op. Langzaam maar thans uiterlijk
koel en bedaard keerde hij naar 't dorp terug. Dat men
hem daar mogelijk opwachtte; dat men misschien naar
hem zocht; dat hij waarschijnlijk een moord gepleegd en
Bernard, den ellendeling, 't hoofd verbrijzeld had, daaraan
dacht hij niet- Slechts ééne gedachte vervulde thans zijn
ziel: hij moest weg van daar. Waarheen, dat was van
later zorg; maar hij moest weg.
Stil stapte hij de ouderlijke woning binnen. Zijn moeder
was nog niet naar bed gegaan; zij had 'tvreemd gevonden
dat Arnold zoo lang uitbleef; zij was op hem blijven wachten
en eindelijk ook al van de vermoeienis des daags in slaap
gevallen. Arnold wekte haar niet, 't lampje brandde slechts
llauw, 't dreigde uit te gaan, bij 't schemerig, waggelend
licht aanschouwde hij zijn moeder nog eens voor 't laatst;
hij gevoelde dat dit tooneel niet lang duren kon, zijn ge
moed werd week; hij vermande zich, sloop naar boven
naar zijn zoldervertrekje, raapte in der haast wat kleederen
bijeen en verliet de woning.
Nauwelijks was hij buiten de deur, daar trad zijn broeder
Willem hem tegemoet. Vol deelneming en zelf hevig aan
gedaan vatte deze hem bij de handen en hield hem staande.
»Waar moet dat heen, Arnold?"
Arnold aarzelde met te antwoorden. «Weet gij wat er
gebeurd is?" vroeg hij met doffe stem.
«Ik wéét het," zei Willem, «maar waar wilt gij heen?
Gij moet nu niet van huis, in 't holst van den nacht. Ik
begrijp uw verdriet. Doch 't is minder erg dan gij meent.
Luister. Grietje
«Zwijg van diesnikte Arnold.
«Neen, broederik zal niet zwijgen," hervatte Willem
bedaard. «Grietje is u niet ontrouw. ITij is niet dood en
hij heeft 't zelf erkend 1"
«Gij liegt! Of liever, gij liegt niet, maar gij weet niet
alles, Willem! Slechts één dienst vraag ik van u. Zorg
voor moeder. Ik moet weg van hier, maar zoodra ik kan
zal ik ook 't mijne doen om voor moeders ouden dag te
zorgen. Laat mij nu gaan. Geen macht is toch in staat
mij hier te houden. Ik moet voort."
Daar had Willem een inval. Hij begreep dat het geraden
was nu geen burengerucht te maken; vooral om Arnolds
wil. Daarom bedacht hij een list: hij wilde Arnold laten
vertrekken, dan snel in huis gaan, zijn moeder waarschuwen
en geruststellen en daarna onmiddellijk Arnold volgen, hij
zou hem wel inhalen en dan huiten hem overreden om
mede terug te keeren.
«Welnu, broeder!" -sprak hij, «doe wat gij wilt; gij
zijt een mangij moet weten wat u past. Vaarwel
Een enkele handdruk, een verkropte snik van Arnold
dat was alles. Arnold ijlde voort in den donkeren nacht
der toekomst.
Slechts weinige minuten later trad Willem weder naar
buiten; fiks aanstappende meende hij den vluchteling weldra
in te halen. Doch toen de morgenschemering opging liep
hij nog en hij haalde Arnold niet in.
En toch was Grietje rein, als altoos te voren. Toch was
zij Arnold niet ontrouw geworden. Hoe het geval, dat zoo
noodlottig afgeloopen was, zich had toegedragen, behoeft
bijna niet verklaard te worden.
Bernard had in den omtrek van het tuinmanshuis rond
gezworven; hij had Grietjes moeder zien vertrekken naar
't dorpde kinderen had hij in het park zien spelen hij
lokte die daar dikwijls heen de tuinbaas had zijn ge
wone uur dat hij op 't Huis moest komen om do instructies
voor den volgenden dag en de opgaven voor de behoeften
van de keukende gelegenheid was te schoon.
Hij sloop de vreedzame woning binnen en ondanks de
blijkbare ontsteltenis van Grietje, die gedurig toenam, daar
zij elk oogenblik Arnold verwachtte, deed hij haar de
schandelijkste aanzoeken. Zij drong hem heen te gaan,
ten laatste stond zij op om zelf 't huis te verlaten en
Arnold te gemoet te gaan; toen greep hij haar aan en
't overige is bekend.
Haar bezwijming had niet lang geduurd. Weder bij
komende was haar eerste gedachte aan Arnold zij liep
naar buiten, doch hem niet ziende was zij als radeloos.
Ondertusschen kwam haar vader weder thuis en nu volgde