T
[f j
dan bevorderd wordt. Wat vooral verkeerd moet
geacht worden is dat liet gevaar van besmetting
van den bodem en de lucht in den omtrek niet
geneutraliseerd wordt door een voldoende massa
aarde voor het ontbindings-proces beschikbaar
te stollen. Men veroorlove ons een eenigszius
triviaal voorbeeld ter vergelijking en toelichting.
Een mestvaalt in de nabijheid der woning is
ongezond te achtenmaar de mest over den
akker gespreid en vervolgens ondergespit voedt
het koren en al wat er gezaaid of geplant
wordt. Waarom? Om geen andere reden dan
dezedat do aarde de scheikundige werkplaats
is waar stoffen die op zichzelf en vooral in
opgohoopten staat schadelyk zijn, in heilzame
en onmisbare elementen voor de onderhouding
van hot leven worden omgezet.
Maar daarvoor is dan ook een geëvenredigde
massa aarde noodig en bij de schikking der
lijken op de begraafplaatsen ontbreekt deze
doorgaans.
Werd dit gebrek weggenomen dan behoefde
er niet aan crematie gedacht te worden.
Uitbreiding der begraafplaatsen is dus noodig.
Men gaat dit ook hier en daar inzien. De
stad Parijs b.v. zal weldra in het bezit zijn van
twee nieuwe ruime begraafplaatsen ver buiten
de gemeente en waarvan de eene vrij wat grooter
zal worden dan menig oud-Duitsch vorstendom.
Dit is goed gezien. Te Parijs spreekt men dan
ook niet van lijkverbrandingzij zal er niet
noodig zijn, als men maar zorgt aan elk lijk
een genoegzame hoeveelheid aarde te verschaffen.
Wij achten voor 't overige, gelijk wij reeds
hebben aangestipt, de vrees voor verontreiniging
van den bodem in den omtrek der begraafplaatsen
zeer overdreven. De fmoaliën-kwestie is tegen
woordig aan de orde en nu wordt er niet zelden
met hyperbolische spraakfiguren geredeneerd, 'tls
als geloofde men niet meer aan de natuurlijke,
heilzame eigenschappen van den grond 0111 de
gestorven organische lichamen weder gereed te
maken tot elementen voor den bouw van nieuwe
organische schepselen. Scheikundigen, allen die
zich „geleerden" noemen moesten toch met deze
eenvoudige eigenschap bekend zijn. In de aarde
wordt bet afgediende organisme ontbonden, de
gassen, zouten en andere stoffen worden afge
zonderd, ten deele door de aarde opgenomen en
vastgehouden, ten deele door de lucht weggevoerd
en verdeeld over een verbazend groote ruimte.
Vernietigd wordt er niets doch men boude wel
in bet oog dat ook door de verbranding eigenlijk
niets vernietigd wordt. In zoover is de lijkeu-
verbranding niets anders dan een bijzondere
soort van kwakzalverij, op 't zachtst gezegd een
illuzie. Al die wonderspreukige verslagen van
proefnemingen toch, te Leipzig, te Weenen te
Munchen en elders gedaan, beteekenen op de
keper beschouwd zeer weinig.
Zoo lazen we dat Prof. N. N. te X. in te
genwoordigheid van een uitgelezen publiek
van beoreu en dames een voordracht over de
crematie heeft gebonden en die toegelicht dooi
de verbranding van 't cadaver van een konijn,
waarbij, zegt 't verslag, „niet de minste on
aangename geur was te bespeuren."
Wat beteekent dit nu? Eenvoudig dit dat
prof. N. N. de neuzen van zijn auditorium
lieeft gefopt. Maar een rottend organisch voor
werp is niet schadelijk omdat het onze reuk
zenuwen aandoet; dat is alleen een bijkomeude
omstandigheid, een soort van verklikker, die
ons kan waarschuwen voor aanwezig gevaar
van besmetting- of vergiftiging. Het schadelijke
zit '111 in geheel andere oorzakenen 't is de
vraag of die door de crematie worden wegge
nomen dan of ze er slechts door worden ver
donkeremaand, terwijl ze toch op de eene of
andere wijze weder in de omgevende lucht of
in den bodem worden binnengesmokkeld.
Wij zijn geen scheikundige van professie
toch durven wij aannemen in onze flink bran
dende kachel ook wel een lijk, van een muis
b. v., te verbranden zonder dat de huisgenooteu
er iets van gewaar wordendoch dit beduidt
niets. Maar we zonden wel eens willen weten
hoe men 't moest aanleggen om in een groote
stad b.v. 100 lijken daags te vernietigen. Waar
zon men blijven met de gassen, de dierlijke
oliën, de kool, de zouten, de kalk? Naar de
begraafplaats? Juist, naar de begraafplaats;
maar wij meenen dat daartoe de weg door
een gasfabriek wat al te kunstmatig is en dat
een korter weg is te vinden door goed te be
graven op een ruime begraafplaats.
(Slot volgt.)
TC i? I
In de Locomotief wordt, blijkens de jongste mail
berichten loopende tot Batavia 20 Juni, een tijding
betrekkelijk de Atchincesclie zaken madegedeeld, die
niet onbelangrijk is. Er zijn door onze ambtenaren
of onze militairen in Atchin twee brieven onderschept
die door Panglima Polim, 't bekende machtigste hoofd
onder de Atchineezen, gericht waren aan zekeren
Atchinees van hoogen rang die zich te Penang
ophoudt en daar de Atchineesche belangen op zijn
wijze ijverig heeft gediend. Hij moet, n.l. de voor
naamste verspreider zijn der lasterlijke geruchten omtrent
de Hollanders en door 't aankoopeu van munitie en
geweren voor zijn landgenooten heeft hij ons veel
kwaad gedaan.
I)e voorname inhoud dezer brieven nu moet geen
andere zijn dan deze Panglima Polim erkent dat de
tegenstand tegen de Hollanders niet langer is vol te
houden daar er gebrek komt aan levensmiddelen en
krijgsbehoeften. Hij wil nu de rijksgrooten bijeen
roepen en met hen overleggen om met de Hollanders
over den vrede te onderhandelen. De stellingen die
de Hollanders nu veroverd hebben, wil hij voor goed
aan hen afstaan hij wil hun vrijlaten al de kleinere
staatjes te annexeeren en alleen voor zijn gebied, de
XXH Moekims, wil een zekere zelfstandigheid bedin
gen, behoudens cijnsbaarheid aan 't Nederlandsche
gouvernement.
Indien deze brievengeschiedenis echt is, dan begin
nen de voorspellingen van generaal van Swieten en
ook ons optimisme de vervulling te naderen.
Inderdaad is het niet zoo onduidelijk dat er voor
de Atchineezen geen andere weg overblijft dan te
onderhandelen, dat wil zeggen, zich te onderwerpen.
Wij hebben er reeds meermalen op gewezen dat de
Atchineesche natie niet bestaan km zonder toevoer
van rijst van buiten en zonder uitvoerhandel om die
rijst te kunnen koopen. Dat zij geen oorlog van
langen duur kan voeren onder die omstandigheden
en zonder toevoer van munitie nog daarenboven is
wel te begrijpen.
Mocht het nu blijken dat werkelijk Pangüma-Polim,
zich wil onderwerpen behoudens conditiën in zijn
persoonlijke belang, dan zal liet de vraag zijn in hoever
het gouvernement daarin zal kunnen treden. Het
komt ons voor dat hij zijn zin niet zou moeten
krijgen. Op den door hem in den brief aangegeven
voet tocli zou hij feitelijk erkend worden als de eenige
wettige vorst in Atchin. Onze souvereiniteit zou
daardoor reeds beginnen met een wassen neus te
wezen en de eigenlijke pacificatie van Atchin zou nog
ver te zoeken blijven. Immers een zoo eerzuchtig en
energiek man als Panglima Polim zou zich in de
onbeduidende positie van vorst bij de gratie van
Eadja Blanda niet kunnen schikken. De ontzenuwde
afstammelingen van Java's oude beheerschers verstaan
die rol beter. Ons dunkt dat ook Panglima Polim
zich zal moeten onderwerpen en de wet van de
Hollanders zal moeten aannemen.
Onder de mannen die in den oorlog met Atchin
zicli loffelijk en hoogst verdienstelijk gedragen hebben
zoo jegens koning en vaderland als in het belang der
menschelijkheid wordt vooral pastoor de Bruijn van
Soerabaya met eere genoemd. De heer de Bruijn
vergezelde de expeditie als aalmoezenier en gedelegeerde
van het Roode Kruis. In alle opzichten is zijn gedrag
zoo edel, zijn ijver zoo onvermoeid en zijn onverschrok
kenheid te midden van de dreigendste doodsgevaren
zoo bewonderendswaardig geweest dat daarover maar
één stem is in Indiü. Bij zijn terugkeer te Soerabaya
is dan ook aan den waard igen man een aandoenlijke
en schitterende ovatie gebracht door het 14e bat! en
door de ingezetenen.
In een bij liet departement van koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Nederlatidsch
Indie dd. 3 dezer, wordt het navolgende omtrent de
jongste gebeurtenissen in Atchin bericht.
Te Telok Semawe (wervvaarts blijkens het in de
Sé. Cé. van 14 Juli j.l. bekend gemaakte telegram
een oorlogschip met een controleur aan boord gezonden
was) waait de Nederlandsche ving. Moesapi (ten oosten
von den mond der Atchin—rivier) is door onze troepen
bezet. De kampong Soerian is genomen en ook bezet
daarbij zijn 6 der onzen gedood en 47 gewond, waar-
ouder de kapitein Perelaer en de luitenants Van der
Zee en Krijgsman. In de benting weiden 73 lijken
gevonden. De gezondheidstoestand laat te wenschen
over.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 7 Augustus 18 7 f.
Zierikzee, 8 Augustus. Coöperatie is het eeuige
middel dat er bestaat voor den kleineren burgerstand
ambtenaren en ambachtslieden, om in dezen duren tijd 't
hoofd boven te kunnen houden en met eenig uitzicht
op goed gevolg de algemcene verarming en het ein
delijk totale verval van onzen eens zoo degelijken
kleinen burgerstand tegen te houden.
Wanneer zal men dit toch meer algemeen gaan
inzien P
Coöperatie is liet zuivere, eerlijke wapen tegen liet
monopolie van handelaars in levensmiddelen.
Hoelang zal het nog duren tot men 't gaat begrij
pen en de handeu in één slaat oin door onderlinge
samenwerking te doen wat afzonderlijke krachten niet
vermogen en dat toch met den dag dringender noo
dig wordt
Overal en algemeen hoort men klachten over de
prijzen van brood en vleescii en dat wel de geringste
rijzing in van de groote marktprijzen onmiddelijk opslag
ten gevolge hebben, docli dat dalende marktprijzen
geenszins afslag der winkelprijzen uitlokken.
Hier kan men ook klagen dat de aardappelen 50
perc. en meer duurder zijn dan b.v. te Middelburg.
0, die bakkers O, die slagers O, die winkeliers
roept men. Maar dat helpt niet. Die industrieelen
zijn in hun recht al laten zij den burger het dubbele
van den marktprijs betalen niemand die 't hen kan
beletten.
Ja, toch, dat kan men wel beletten en elke mono
polie kan men beletten. Waarom niet de handen in
één geslagen en een coöperatieve bakkerij, en dito
winkelvereeniging, en een coöperatieve vereenigitig
voor den inkoop van winteraardappelen opgericht
Kan dit niet Is Zierikzee een uitzondering op
alle plaatsen iu Nederland Op honderd andere
plaatsen kan het wel. Is er niemand die de kat de
bel durft aanbinden Slaapt onze kleine burgerstand
Of weerhoudt valsche schaamte hem te erkennen dat
hij achteruit gaat
Programma der muziekstukken, heden avond uifcte-
voeren in Parklust door het Harmonie-Gezelschap
//Kunst en Eer."
1. Marche Militaire, Zulch 2. Ouverture //Robin
des Mers," Nihoul3. a Duett voor Piston en Trom
pet, Mendelssohn, b Lied voor Althoorn, Humbert
4. Fantaisie //Le Petit Faust," Hervé 5. Lebewohi
Polonaise, Gocdeke. 6. La fille de Mad. Angot,
pas redoublé, J. A. Kwast7. Cavatine des Puritains,
Bellini; 8. //Wiener Blut" Walzer, Strauss; 9. Qua
drille op Motiven van Offenbach 10. Galop, Labitzky.
Zierikzee, 7 Augustus. Bij beschikking van liet
Prov. Gerechtshof in Zeeland, in raadkamer genomen
den 22 Juli j.l. is M. Rinkier gewezen boekhouder
in de Bank van Leening te Zierikzee, verwezen naar
de openbare terechtzitting van liet Hof, ter zake van
vaischheid in openbaar geschrift, knevelarij, brand
stichting en liet niet regelmatig houden van registers.
Middelburg, 3 Aug. De werkmansvereeniging,
alhier, heeft zicli bij adres tot den minister van jus
titie gewend, met verzoek dat spoedig een wet moge
tot stand komen, waarbij zoowel aan de thans bestaande,
als aan de op te richten coöperatieve winkel vereen i-
gitigen rechtspersoonlijkheid zal worden verleend.
Te Middelburg is den 4 dezer het treurige bericht
aangekomen dat een algemeen geacht inwoner, jhr.
W. H. de Jonge van Campens Nieuwland, terwijl hij
met zijn familie een reisje deed, te Hamburg is over
leden aan een aanval van typheuze koorts. De over
ledene was wethouder der gemeente Middelburg, ridder
der milit, Wilemsordejen in onderscheidene betrekkiugen
tot nut der ingezetenen werkzaam. Zijn verlies wordt
algemeen betreurd.
Volgens een bericht in het Vaderland heeft men
thans ook te Schoondijke in een welput een vloeistof
als petroleum en brandbaar in de lamp, gevonden.
Te Nieuwe Niedorp is een nieuwe organisatie der
brandweer ingevoerd die menige stad tot een goed
voorbeeld kan strekken. Het personeel zal bestaan
uit 80 bezoldigde manschappen; 40 voor de kom der
gemeente en 20 voor elk der beide buurten Moerbeek
en Langereis. De manschappen genieten in geval
van brand 25 cents per uur, met dien verstande dat
hun loon nimmer minder dan 50 ets kan bedragen.
Aan het hoofd staat een brandwacht van 20 onbe
zoldigde personen die ais officieren en onder-officieren
fungeeren.