voor het arroadis- aS»*, sement Zierikzee. 1874. No. 58. Zaterdag 25 Juli. 77ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD leeft Janmaat nog? Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJ D AG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NT.IEN: Per gewonen regel 10 cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte- en Doodbericht e n van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-—5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAkEXMAX. Daar is een tijd geweest dat het kleine Nederland een geduchte zeemacht bezat, dat 20000 matrozen, buitengaats onze meer dan honderd zeilen sterke vloten bemanden, dat ook in tijd van vrede Hollands dundoek door Hollands Janmaat op alle zeeën van de wereld werd rondgedragen. Welk Nederlander kent dien tijd niet uit zijn schoolboeken en uit de overlevering dei- vaderen Daar is ook een tijd geweest, en dat was dezelfde dien we daarboven bedoelden, toen een ondeugende straatjongen van Vlissingen 't wist te brengen tot den rang van Luitenant- Admiraal en Generaal, Hertog en Iiidder, en zich een marmeren eeregraf in de hoofdstad verwierf. Zij zijn lang vervlogen die glorievolle dagen. In plaats van in weinige weken een machtige vloot te kunnen uitrusten en bemannen, is Nederland er toe gekomen zijn schepen in de maak te doen bij denzelfden vreemdeling, die weleer zoo menigmaal van ontzag en schrik voor Hollands waterleeuwen de zee moest ruimen en in zijn havens schuilen, of, erger nog, daar zijn trotsche zeekasteelen door Hollands Jan maat moest zien verbranden. In plaats van de „Zeven Provinciën," „D'Een- draght,', De Maaght van Dordrecht," de „Groot Hollandia" en zoovele andere lievelingen onzer zeehelden, bezitten we thans eèn collectie dis parate proefstukken van 't geen de grillige fantasie der groote ijzer-industrieelen zooal heeft uitgedacht, ijzeren tobben bij welker constructie de eerste vraag is geweest: hoe zwaar kunnen ze wel gemaakt worden zonder water te scheppen en te zinken als er een, beurtschipper voorbij vaart? En in plaats van Oud-Hollands Janmaat hebben we thans zeemilitie; er ontbreekt nog maar aan dat wij ook zee-plaatsvervangers hebben. Hoe komt het toch dat de Hollandsche jon gens niet meer varen willen Hoe komt het toch dat men in ons land zeesteden telt van 8000 inwoners, die mogelijk geen 5 matrozen aan onze oorlogsvloot leveren? Hoe lang zal 't nog duren eer Hollands Janmaat geheel tot de overlevering zal behooren, en zullen wij niet mettertijd manschappen voor onze marine moeten gaan aanwerven voor grof geld, in Zwitserland b.v. Het is inderdaad treurig dat men in onze steden zulk een tal van straatjongens aantreft, die hun tijd doorbrengen met sjouwen, schooien, stelen soms ook al, en die opgroeien voor de kroeg en het soephuis, die lastposten worden voor de maatschappij. Het is of de Hollandsche jongens het zeegat niet meer uitduwen, en of zij liever met open oogen een toekomst van anuoê, verdierlijking en schande te gemoet gaan, dan een fatsoenlijke en mime kostwinning te zoeken op 's Lands oorlogsschepen. Met de koopvaardijvloot is 't al evenzoo. De meeste schepen gaan uit met, eem samen raapsel van volk uit alle natiënDuitschers, Noren, Finnen, Pommeren, Italianen, van alles. Tot overmaat van treurigheid hoort men daar enboven niet zelden gezagvoerders klagen dat onder dat mengelmoes de weinige Hollanders nog niet eens de besten zijn. Is het niet haast om er bij te schreien of op zijn Janmaats te vloeken dat de Hollanders tegenwoordig te nanwernood den naam van zeevarend volk meer waardig zijn Bovenstaande gedachten kwamen bij ons op, toen we wederom eens een circulaire in handen kregen van de Commissie van oppertoezicht der Kweekschool voor Zeevaart te Leiden en zij werden nog versterkt door de berichten aangaande de bezoeken die dezer dagen door eenigen onzer monitors aan sommige steden gebracht zijn, ojn zoo mogelijk-volk te werven. Die Leidsche Kweekschool voor Zeevaart is inderdaad een goede inrichting. Zij stelt zich ten doel de opleiding van knapen tot scheeps jongens en lichtmatrozen voor's Rijks zeedienst. De Kweekschool staat onder toezicht en beheer eener commissie, die in betrekking staat tot 28 sgb-commissiën en een als rechtspersoon erkende Vereeniging van Leden. Het doel der Kweekschool is jongelieden, bijzonder uit den behoeftigen stand, in de ge legenheid te stellen en voort, te lielpen om tot een eervolle en nuttige betrekking in de maat schappij te geraken. „In bijna elke gemeente," zegt de commissie, „vindt men van die woelige.knapen, aan welke geschiktheid of neiging ontbreekt voor het stil bedrijvig leven hunner kameraden, en van wie het daarom al spoedig heet, dat zij niet willen deugen, terwijl zij daarentegen wel lust en soms uitstekenden aanleg voor de zeevaart hebben, maar er niet tqe komen, omdat het hun aan gepaste gelegenheid en aanleiding ontbreekt." Dezulken wil de commissie voor de kweek school winnen. Zij wil zich met hun aanvan kelijke ontbolstering en opleiding belasten, hun orde, reinheid en eenige aanvankelijke kennis van het zeemansvak leeren, hen als zij blijken lust en geschiktheid te bezitten, in dienst hel pen bij de marine, in sommige gevallen ook ter koopvaardij. Te Leiden heeft de inrichting een schoolge bouw, met de noodige vertrekken en zalen voor verschillend gebruik en ruim genoeg voor zestig knapen. Er is. bjj 't gebouw een flinke tuin en een bemande kanonneerboot ligt voor den wal om tot practische oefeningen te worden gebruikt. De nieuw aangenomen jongens beginnen met een proeftijd van één, twqe of hoogstens drie maandeneerst daarna kan de indiensttreding plaats hebben. Gedurende den proeftijd moet l) In de.prov, Zeeland bestaan alleen subcommissies te Middelburg, Goes en Tholen; niet te Vlissingen, de baker mat van onzen de Ruijter, ook niet te Zierikzee, waar men toch indertijd zooveel sympathie aan den dag legde voor »de puntboot," welks bemanning zoo menigen straatjongen heeft helpen in het leven houden met 't overschot uit de kombuis. er voor de jongens een kostgeld van 60 ets. daags worden betaald, waarvoor zij dan ook alles krijgen wat zij noodig hebben. Van 't oogenbiik der indiensttreding af, na den proef tijd, komen de knapen geheel op kosten van 't Rijk en dan wordt er ook nog een handgeld van f 30 aan bun ouders uitgekeerd, welk handgeld zij echter zelf ontvangen zoo zij ter stond als lichtmatroos aangenomen worden. Sedert de oprichting der kweekschool (1863) zijn van haar in dienst getreden 987 kweeke- lingen bij de marine en 64 bij de koopvaardij. De kweekschool neemt aan jongens van 1,4 tot 17 jaar, terwjjl de verdere vereischten zijn lichamelijke geschiktheid voor den zeedienst, bewezen door een attest van een geneesheer een lengtemaat varieerende voor den verschil lenden leeftijd tusschen 1,40 M. en 1,51 M. een geboorte-akteeen bewijs van goed gedrag van wege 't gemeentebestuur en een schriftelijke toestemming van ouders of voogden. Ook moet de aankomeling voorzien zijn van behoorlijke bovenkleederen, goede schoenen of laarzen en dubbele verschooning. Wij vestigen bij deze op de Kweekschool te Leiden de aandacht van alle belangstellende menschenvrienden, die haar door geldelijke bijdragen kunnen steunen of zich 't lot van verwaarloosde knapen willen aantrekken door hen op de kweekschool te helpen, terwijl wij ons bereid verklaren om aan ouders of voogden, die breedvoerige en. nauwkeurige inlichtingen verlangen, deze te bezorgen. Wij herhalen nogmaals dat het onze natie weinig eer aandoet dat onze marine zoo kwijnt vooral ook door gebrek aan volk. Wij weten wel met welke uitvluchten men er zich van afmaakt als over dit onderwerp gesproken wordt, maar dat zijn ook niets an ders dan vooroordeelen en uitvluchten. Men hoort dan smalen op 't „ellendig leven," de „mishandelingen" enz,; maar daarbij wordt vergeten dat voeding, kleeding, behandeling en kans op bevordering bij de marine oneindig veel beter zijn dan voor duizenden die aan moe ders pappot en stads-soepketel blijven hangen, 't Is of ons volk eensdeels te weelderig en anderdeels te ontzenuwd is om nog behagen in het zeemansleven te scheppen. Wel hoort men bij feestelijke gelegenhedeu onze half of heel beschonken kinkels schreeuwen van „Hoezee! Hoezee't Zeemansleven!" doch dat schijnen ze niet te meenen. In onze gloriedagen toen was vreemd genoeg 't matrozenleven geen vetjeslechte voeding en veel slaag was toen vrfj algemeen. Thans is 't in alle opzichten veel beter en nochtans is er zoo moeielijk zeevolk te krijgen. Waarom bestaat er hier te Zierikzee ook niet een sub-commissie voor de Leidsche kweek school. Knapen voor wie het een weldaad zon zijn als ze weggeholpen werden, loopen er hier genoeg rond. Zij konden een eerlijk stuk brood verdienen in plaats van op te groeien voor armoede, misschien voor allerlei slechtheid en tot ballast der maatschappij.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1