ZIIHIIi/IFSrill COURANT.
voor het arrondis- sement Zierihzee.
1874. No. 25. Zaterdag 28 Maart,
77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Eenige opmerkingen over de Tienden.
I.
Openbare Raadsvergadering
T
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op EEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, mét Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 een t. H u w e 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKE MIAN.
Is het in het algemeen moeielijlc te zeggen
wat recht is, minder bezwaar levert het door
gaans op te erkennen wat geen recht is. Terwijl
eigenaardige moeielijklieden als 't ware de tong
vasthouden, zelfs van groote geleerden, als zij
eens kort en klaar een bepaling willen geven
van 't begrip van recht, zoodat dan ook van
den aanvang der historische tijden af tot op
den huidigen dag toe de rechtsstudie een ein-
delooze studie mag geacht worden en menig
maal zelfs een hopelooze studie schijnt, omdat
het zoo bezwaarlijk gaat tot de grondstellingen
en axiomata daarvan door te dringen, zoo
is 't daarentegen alsof zekere aangeboren ideeën,
die vervolgens, door wetenschap en ervaring
bewerkt, meer tot bewustheid geworden zijn,
den mensch gedurig tot de ontdekking brengen
van 't geen onrecht is. Soms zou men bijna
geneigd zijn te zeggen: pluis niet zoo geduldig
en spitsvondig uit wat recht is, maar voel
liever in uw gemoed en in uw gezond denkend
hoofd wat niet recht is ruim dit op en gij
zult van lieverlede tot 't wezen van 't recht
doordringen.
Wij meenen dat de geheele ontwikkeling
van het recht, tred houdende met de ontwik
keling der maatschappij en der staten, geen
anderen gang heeft gevolgd dan zulk een broks-
wijze wegneming van hetgeen niet recht was.
Van tijd tot tijd is er aan de deur der publieke
consciëntie geklopt, nu door verlichte en hel
derziende regenten en staatslieden, dan door
uitstekende geleerden, soms zelfs, als bij inge
ving, door geheele natiën te gelijk. En dat
aankloppen vond dan ook vroeg of laat gehoor
en leidde zoo tot de openbaring van 't geen
in wezenlijkheid recht mag heeten.
Onder de rechten nu, van welke in de nieuwere
tijden, zoo door eminente staatslieden als ver
lichte regenten en zelfs door een geheele klasse
der maatschappij, is ingezien dat zij eigenlijk
onrech't waren, mag wel. het tiendrecht genoemd
worden. Het behoort tot de overoude dusge
naamde heerlijke rechten en kan ten deele als
van kerkdijken oorsprong beschouwd worden.
In oude tijden zijn de tienden gewis wel
een passabel middel geweest om staats- of ker
kelijke iükomsten te heffen, maar in de nieuwere
maatschappij hebbeu ze dat karakter geheel
verloren en zijn ze slechts in stand gebleven
ten gevolge der vasthoudendheid van hen iu
wier bezit het tiendrecht geraakt was of van
de kroon en den staat voor zoover het niet in
particuliere handen overgegaan was.
In het nieuwere staatsrecht is voor de tien
den geen plaats meer overgebleven en hoewel
't niet kan ontkend worden dat vele bezitters
van tienden persoonlijk wel kunnen bewijzen
dat zij bij middel van eerlijken koop in, dat
bezit getreden zijn, zoo laat zich de rechtma
tigheid van dit bezit toch volstrekt niet vol
houden wanneer men èenigszins hoog in het
verleden wil opklimmen, noch wanneer men
nagaat wat de tiendheffing eigenlijk is.
Voor een oogenblik nog eens aangenomen
dat de vorsten in den ouden tijd de tiendheffiug
gebezigd hebben als middel van belasting, dan
was toch de overgave van het recht oin die
tienden te heffen zeker een onrecht. Beschouwde
de vorst zich als eigenaar van den grond en
eisehte hij op dieii titel tienden, dan moet
die eisch vanzelf vervallen in den nieuweren
tijd nu niemand er meer aan denkeu zal dat
de vorst eigenaar van het land is. Beschouwde
men in den ouden tijd de voortbrengselen van
den grond meer als een algemeene gave des
hemels, dien grond zelf als het middel waar
door het mensekdom die gaven deelachtig werd,
en oordeelde men het daarom recht dat ook
zij, die niet aan den veldarbeid deel konden
nemen de vorst en de kerk - toch hun
deel van die gaven trokken tegenwoordig is
dat alles beter bekend en zijn de begrippen
van het mijn en dijn en van de middelen om
zich 't noodige levensonderhoud te verschaffen
door ruiling van arbeid en voortbrengselen veel
zuiverder geworden. Wij weten nu dat het
niet vooral de grond is die voortbrengt maar
de arbeid van hem die den grond bebouwt en
dat dus de meerdere opbrengst afhangt van
de wijze van bemesting en bearbeiding en van
het meerdere of mindere kapitaal dat aange
wend wordt om den grond productief te maken.
En uit dit eeu en ander volgt dat met eiken
voonvaartseken stap van den landbouw de
tienden van de vruchten, aan derden te voldoen,
gedurig onbillijker en grooter onrecht zijn ge
worden, dan 't reeds was.
Velen hebben dan ook in de nieuwere tijden
niet geaarzeld om het tiendrecht gelijk te
stellen met een tal van andere overoude of
middeleeuwscke ongerechtigheden alias rech
ten - die geen ander lot verdienden dan
eenvoudig te worden vernietigd. Zoo handelden
de wetgevers van 't laatst der vorige eeuw
toen zij de kerkelijke tienden en de tienden
in de doode hand vernietigden.
Maar aangezien men toch erkende dat er,
vooral wat het persoonlijk recht van bezit van
particuliere tiendheffers betrof, onbillijkheid en
hardheid zou gelegen zijn iu de eenvoudige
onteigening, zoo is men gekomen tot het veel
gematigder middel om de tienden te vernietigen
door ze afkoopbaar te verklaren. Merkwaardig
is het dat we aan het genie van Napoleon I,,
den man op wieiis nagedachtenis overigens
zulk ean zwaar pak van allerlei onaangename
herinneringen getast lig't, een decreet verplicht
zijn dat, even als al de Napoleontische decreten,
met trelfcnd logische kortheid deze moeielijlce
en splinterige zaak iu eens afdeed. Wij be
doelen het vermaarde decreet van 't Bulletin
470, no. 8596, - gegeven te Fontaiuebleau, 22
Januari 1813.
Als men dat stuk naleest dan moet men
zich wel met eenige verwondering afvragen
waartoe is toch onze wet van 12 Mei 1872,
ütaalsbl. no. 25, nog noodig geweest, daar de
keizer, nog in zijn volle autoriteit zijnde, de
zaak der tienden reeds geheel had afgedaan
Om deze vraag te doen, zou men evenwel
vergeten moeten zijn dat op den grooteu keizer
is gevolgd de souvereine vorst en dat deze bij
besluit van den 22 October 1814 (no. 103)
genoemd decreet van Napoleon I eenvoudig
heeft ingetrokken.
Waarom Ja, waarom, dat mag men wel
vragen. „Overwegende" enz. staat er in 't
besluit, en immers, we hebben toch nu de wet
van 12 Mei 1872 en toen moest zelfs het bur
gerlijk wetboek nog gemaakt worden en dat
moest vooraf gaan. Doch zoo gaat 't tnet die
oude rechten die eigenlijk nooit recht geweest
zijn: tel les faitun autre les dèfait, un
troisième les refait, maar ten laatste verdwijnen
ze dan toeli voor goed.
Oudertussehen is dat verdwijnen van het
tiendrecht voor velen niet van harte gegaan.
Wordt het behoorlijk afgekocht voor goede
klinkende munt, dan, zou men zoo zeggen,
moesten de oude bezitters tevreden zijn. Doch
de mensch is in menig opzicht een vreemd
schepselwel kan niemand met grond vol
houden dat het tiendrecht nog past in de lijst
van onzen tijd, maar, zoo dacht men, 't was
dan toch een recht, en wie laat zich zoo maar
zijn 'rechten afnemen
Daar is van dien ouden zuurdeesem zelfs in
de wet van 12 Mei 1872 nog wel iets over
gebleven. Hoe is het anders te verklaren dat
er op het stuk van de slapende tienden en de
novalia nog zoo veel is dat in de lucht hangt,
en dat sommige 'procedures van de paar laatste
jaren zulk een zuren nasmaak hebben bijgezet
aau de aanvankelijke vreugde der tiendplich-
tigen over die wetStaat het niet te vreezeu
dat de kans op langdurige en vooral zeer
kostbare processen in menig geval den afkoop
van de tienden zal tegenhouden en doen uit
stellen ad catendas Graecas f
te Z IE RIK ZE E den 25 Maart 1874.
Afwezig zijn Jhr. de Jonge wegens ongesteldheid,
Jhr. Mr. Schorer wegens uitlandigheid en Mr. Moo-
lenburgh.
Na lezing en goedkeuring der notulen vari de vo
rige vergadering wordt medegedeeld dat door Ged.
Staten zijn goedgekeurd eenige raadsbesluiten. Voor
kennisgeving aangenomen.
De rekeningen der Bewaarschool eu der Brei- en
Naaischool over 1873 worden gesteld in handen der
heeren Mr. Moolenburgh, Mr. Moens en van der
Vliet tot onderzoek en rapport.
De rekening der Gasfabriek over 1873 in handen
der heeren Blom, Koole en Jhr. Schorer tot onder
zoek en rapport.
De verslagen der commissie voor de Gasfabriek,
van het Lager Onderwijs en van het Middelbaar
Onderwijs worden tervvisie van de leden gelegd.
Aan M. C. van Westen wordt op zijn verzoek
wegens vertrek naar elders remissie van Hoofdelijken
Omslag verleend tot een bedrag van 1,335.