^staY¥N^¥Ë¥ËR AAL ATCHIN. Binnenland. .en uaai- de school te voeren en mocht men er eindelijk eens toe overgaan 0111 de werkplaatsen en fabrieken in te stormen om er de arme mis bruikte kinderen van daan te halen en naar de schodl te brengen. Zoo zou men het kwaad in 't hart tasten en overwinnen zoo zou men een geslacht kweeken dat niet al. meer en meer verminderde, dat niet de logica volgde l hoe meer geld hoe meer jenever, maar dat met wijsheid zou leeren woe keren met het meerdere loon voor den harden arbeid. De afgeloopen week was voor den verslaggever van wat er op het gebied onzer wetgevende macht voorviel niet onbelangrijk en niet onvruchtbaar. I11 de allereerste plaats gewagen wij van de motie door den heer Oldenhuis Gratama voorgesteld om aan Z. M. den koning een adres van gelukwensching aan te bieden en onze troepen in Indië dank te be tuigen met de behaalde overwinning op den Kraton van Atchin. De behandeling dezer motie was, gelijk bekend is, tot Maandag uitgesteld, omdat de heer van Zuylen haar in allen ernst en met bezadigdheid wilde overwegen. De Arnhcmsche afgevaardigde vreesde dat er mogelijk een politieke beteekenis in verborgen lag, en wel verre van iets van zijne parlijgevoelens op te offeren aan den plicht van volksvertegenwoor diger, moest hij toch trachten te verhoeden, dat aan de regeering eenige hulde werd bewezen. Op j.l. Maandag is de heer Gratama de zoogenaamde Atchi- neezen in de Kamer te gemoet gekomen en heeft het eerste gedeelte zijner motie ingetrokken. Ofschoon wij de handelwijze van den voorsteller in deze niet willen verdedigen, heeft hij toch dit gewonnen, dat zijne motie met acclamatie werd aangenomen. De dankbetuiging der Tweede Kamer werd dadelijk per telegraaf aan den generaal van Swieten overgebracht en dit was een gelukkig denkbeeld. Bij de ontvangst van de dankbetuiging weten onze wakkere strijders in het Peperland niets van het wordings-proces der motie. Dragen zij daarvan kennis, dan zal de waarde der dankbetuiging veel verminderen. Het zal, dunkt ons, een pijnlijken indruk maken als de bevelhebber en zijne officieren vernemen, hoe het besluit genomen en tot stand gekomen is. De Kamer heeft zich daarna bezig' gehouden met de muntwet, doch is daarmede niet verder gevorderd dan do algemeene beraadslagingen. De verwarring van denkbeelden, daarbij te berde gebracht, was zeer grootzelfs zoo grootdat vele afgevaardigden niets van de redeneeringen begrepen en als eene welkome gelegenheid ten slotte de motie van den heer van Houten 'aangrepen, om de stemming over art. 1 (waarin het grondidee der wet vervat is) tot Maandag uit te stellen. Een der hevigste bestrijders van de wet, de heer Kappeyne, wilde het muntwezen in Indië gelijktijdig met dat in Nederland geregeld hebben, en stelde voor ora de verdere behandeling der wet uit te stellen tot dat eene wet omtrent het muntwezen in Indië zou zijn ingediend. De ministers van financiën en van koloniën bestreden met warmte dit voorstel en het werd clan ook met eene groote meerderheid verworpen. Met belangstelling zien wij het lot van art. 1 te. gemoet, want wij mogen niet verwachten, dat de tegenstemmers van de motie voor standers der wet zullen zijn. De voortduring van het interim van het departe ment van marine gaf den heer Nierstrasz gelegenheid zijn gal tegen de ministers weder uit te storten. Natuurlijk werd door den Delftschen afgevaardigde uit hefc Dagblad de stof voor zijne interpellatie geput en hij zoowel als de heer van Zuylen, die zich meer en meer als hoofd der oppositie opwerpt, nadat de heer Heemskerk Az. de Kamer verlaten heeft, deden hun best, om menige aardigheid (wezenlijk hatelijkheid) te debiteeren. Zelfs ging dé lieer Nierstrasz zoo ver van te beweren, dat de ministers den directeur van liet kabinet des konings hadden in den arm genomen ora aan te blijven en dat de laatste daarvoor was beloond met liet koramandeurskriiis der Orde van den Nederlandschen Leeuw. Schandelijker insinuatie is wel niet te bedenken. Eene andere hatelijkheid van den moedigen, op non-activiteit zijnden zeeoffi cier was, dat men zooveel beweging gemaakt heeft over het nemen van een leegen Kraton. Bij de regeling der werkzaamheden, die nu volgde, kwam de vesting-wet tér sprake, en op nieuw waren het de tegenstanders- van het ministerie, ditmaal bij monde van den heer van Naaraen, die op de benoe ming van een d.efinitieven minister van marine aan drongen. Zij vonden echter geen steun bij de Kamer, vooral toen de minister van oorlog deed uitkomen, dat eene 'vestingwet geene defensiewet is en de mi nister van marine daarbij niet geïnteresseerd is. Alsnu werd bepaald, dat de vestingwet zal behan deld worden na'het voorstel van de lieeren Tak c. s. betrekkelijk de enquête over den toestand onzer koopvaardijvloot. Nog'eene bijzonderheid in betrekking tot de Staten- Generaal hebben wij te vermelden, te weten, dat de heer Bichon van IJsselmonde le Gouda is gekozen. Hij verwierf 1645 stemmen, tegen 1013 op den heer Verniers van der Loeff. De tijd zal liet moeten leeren of de Goudsche kiezers, die hunne vertegenwoordiging nu in handen der Christelijk—historische richting heb ben overgegeven, daarvan geen berouw zullen hebben. 's Graveniiage, 20 Maart. De Tweede Kamer heeft heden na langdurige discussie met 40 tegen 29 stemmen een motie van den heer Schimmelpenninck aangenomen om over art. 1 en 2 der muntwet gelijk tijdig te beraadslagen en de stemming te doen plaats hebben eerst over art. 2 en dan over art. 1 (gouden standaard) -toen is art. 2 der wet vericorpen met 40 tegen 29 stemmen. Daarop heeft de min. van financiën het wetsontwerp ingetrokken. Omtrent den onlangs gesneuvelden len luitenant Kijckholt bevat de Courier de la Meuse het volgende Baron Alfred de Boiman de Itijckholt behoorde tot een der oudste familiën van ons landwij hebben den jongen officier gekend, die de trouw aan den koning zoowel met de plichten jegens God wist te vereeuigen. Bij de eerste expeditie tegen Atchin stond hij bij het 3e bataljon infanterie. Men weet, dat dit bataljon aan het hoofd optrok der aanval-kolonne van de zes en twintig officieren bleven er slechts 7 in dienst. In de brièven aan zijn familie dankte hij de Voorzienigheid, dat Zij hem had gespaard. Opnieuw werd zijn bataljon aangewezen voor de tweede expe ditie. Hij was gehuwd met de dochter van een braaf kapitein. Echter moest hij zijne echtgenoote en zijn kind verlaten om ze nooit weer te zien. Limburg verliest in hem een vertegenwoordiger van plicht en eer. ZIE11IKZEE, 3 Maart 1 8 7 4. Zierikzee, 28 Febr, Heden werd 4 alhier de 77e verjaardag van Z. K. H. prins Erederik herdacht door het uitsteken der vlag van de openbare gebouwen. Zaterdag zijn lii'é'r 'ter stede twee personen aange houden en opgebracht wegens diefstal van hoenders naar men zegt mdëten zij nagenoeg op heeter daad betrapt zijn. De commissie tot werkverschaffing aan behoeftigen heeft haar arbeid aangevangen. Men is thans bezig met de afgraving van dat gedeelte van den ouden stadswal dat tusschen de Nobelpoort en de heul der Zwemhaven ligt. Er kan op dat punt inderdaad wel eenige verfraaiing aangebracht worden. Wij juichen de pogingen der commissie zeer toedoch wij meenen de bedenking niet te mogen terughouden of het wel raadzaam zou wezen de afgraving van den wal even tueel nop; verder voort te zetten dan tot aan genoemde heul? Voor 't oogenblik zal men ook niet verder gaan maar 't zou later kunnen goedgevonden worden en dan zou misschien de aanwinst eener fraaiere wan deling niet kunnen opwegen tegen het nadeel dat zou voortvloeien uit de verlaging van den stadswal. Die wal toch is daar een zeer nuttige beschutting voor de hoven en erven tegen de Noorden en Noordwesten winden en wel een beschutting die door een beplanting met houtgewas, dat op dien hoek der stad toch niet best tieren wil, niet zoo goed zou kunnen vervangen worden. Als er ergens brikken of oude steenen te vinden waren dan'zon de commissie met de verbetering van den slijkpoel aan de binnenstoof en met die van het pad aan liet einde der Pieterseliestraat, langs den molen van Dijke, nog een goed werk kunnen doen. Onder- tusschen wenschen wij haar van harte succes op haar menschlievende pogingen. Zierikzee, 2 Maart. Professor Vissering heeft in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van heden een brief doen opnemen aan den heer Gratama lid der Tweede Kamer, naar aanleiding van 't door dezen gezegde in zijn advies over de muntwet. De heer Vissering verdedigd zich tegen de verdenking als zou zijn betrekking tot de Ned. Bank van invloed hebben kunnen zijn op zijn in het rapport der staatscommissie nedergelegde meeningen, die zoo zeer in strijd zijn met des professors vroegere leer en met de beginselen die hij nog aanhing in Sept. 1871. Aan het slot van zijn brief veroorlooft de heer Vissering zich, nog eenige zeer behartigingswaardige opmerkingen ten beste te geven aan 't adres der geheele staats vergadering. 't Geheel is een scherpe epistel die ongetwijfeld wel weerspraak zal uitlokken en aldus al weder een bijdrage te meer zal worden tot het politiek gehaspel waartegen de schrijver zoo terecht zijn stem verheft. Wat nu de zaak in kwestie betreft, wij voor ons die met de opinie van den heer Gratama, zooals onze lezers opgemerkt zullen hebben, in zoover overeen stemmen dat ook wij niet vatten hoe zooveel tegenspraak met vroegere begrippen mogelijk is als er bestaat tusschen liet rapport der staatscommissie en de werken en woorden van den heer Vissering van de relatien met de Bank weten wij niets wij zijn door dezen brief niet wijzer geworden. Wij staan nog altoos voor de tegenstrijdigheid dat in het werk van den heer Vissering en ook in zijn gezegde in Sept. 1871 al leen de wetenschap spreekt en niets dan de wetenschap, en dat in het rapport enkel de invloed der Duitsche muntwet en volstrekt geen wetenschap valt op te merken. De heer Vissering is eenigszins scherp tegen de //leeken" of zich noemende //leeken" die dan toch een opinie hebben. Is 't niet verklaarbaar dat de leeken die niet geheel en al blindelings volgzaam willen zijn, zich stooten aan dergelijke zeer in het oog vallende en geenszins voldoende gerechtvaardigde tegenstrijdigheden in de meeningen van de mannen die zich met recht de mannen der wetenschap mogen noemen? Blijkt er niet uit dat de zaak ook voor de de mannen der wetenschap niet volkomen klaar is En is zij dit niet dan treden priesters en leeken wel zoowat op gelijke lijn en hebben zij gelijke rechten om een opinie uit te spreken en met gronden te verdedigen. Zierikzee, 3 Maart. De uitslag der herstemming te Gouda op den 27 Februari is geweest als volgt Uitgebracht 2666 stemmenhiervan bekwamen de heeren mr. M. Bichon van IJsselmonde 1645 en mr. II. C. Verniers van der Loeff 1013 stemmen zoodat verkozen is de heer mr. M. Bichon van IJsselmonde. We hadden dit voorzien. We zeggen er nu alleen dit van dat de heer Bichon zijn mandaat gemakkelijker heeft bekomen dan het hém vallen zal het overeen komstig de inzichten van elk der drie lastgevende partijen te vervullen. Zierikzee. We zijn in zekeren zin nog ver van den 12 Mei en toch heerscht er in vele steden en dorpen van het land reeds een drukte en geestdrift voor de feestviering die met den dag toeneemt en die vooral vreemd moet zijn voor ons die hier nog van niets hooren en nog niets zien. Te Botterdam en Amsterdam mag men wel haast vragen waar 't op uit moet loopen als die feeststemming nog zoo'n week of tien al crescendo moet gaan't zal dan overdruk wezen op den 12 Mei. Een onzer corres pondenten schrijft ons van 't platteland in Holland Men hoort hier van niets anders dan optochten, collecten, commissiën enz. 't Is verschrikkelijk. Ieder dorp aapt de stad na in circulaires, besluiten, voor nemens. 't Zal een geharrewar wezen vóór en op 12 Mei. Onze school krijgt c. 300. Eenige jonge dames hebben de handen in elkaar gestreugeld om duiten te krijgen ten einde ieder meisje in een witte japon te Ideeden. Te N. N. wordt dat gedaan door de vrij gevigheid van ééne dame. Als curiositeit deel ik u nog' mee dat de commissie van de pl. feestviering hier besloteu heeft onder de volks vermakelijkheden op te nemen het „varkensgrij- pen." Daar ligt hier een poldertje, verdeeld in acht smalle reepen land, die door slooten gescheiden zijn. Daarop worden de edele dieren gejaagd, die nu door de grijplustigen moeten gevangen worden, 't Moet een potsierlijk gezicht zijn zoo'n acht- of tiental mannen door slooten en modder te zien baden om de vluchtelingen te grijpen letterlijk een zwijneu- partij. In '63 had men dezelfde, grap te aanschouwen en men geeft nog hoog op van de welsprekendheid des Burgervaders, die de vangers eerst op een speech onthaalde terwijl na zijn redevoering de varkens zoo beangst waren dat men 't hok heeft moeten afbreken. Met ingang van den I April aanst. worden de te Hulst gevestigde post- en telegraafkantoren vereenigd onder het beheer van den directeur van het postkan toor K. de Lozanne. Biervliet. Donderdag 26 Febr. had het laatste der winter-concerten plaats. Drie-zijn er in dit seizoen gegeven. Als om strijd werden zij alle door eene talrijke schare bezocht. Ook dit laatste getuigde we derom van de ingenomenheid met het muziekgezelschap. Het is dan ook waard, dat men het op prijs stelt, daar volgens getuigenis van deskundigen, en in aan merking genomen dat de meeste werkende leden tot een' stand behooren, bij wien werken, schering en inslag" is, het een vrij goed geheel uitmaakt. Zij toonden dan ook weder, dat zij, in den tijd, verloopen sedert het tweede concert, zich goed geoefend hadden,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 2