1 ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondss- sement Zierilzee. 1874. No. 17. Zaterdag 28 Februari. 77ste jaargang, NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. DE MUNTKWESTIE. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENT1EN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, g-elieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. I.AJvESMAS. Toen wij de verslagen lazen van hetgeen Maaudag en Dinsdag in de Tweede Kamer over dit gewichtige onderwerp gesproken is, merkten wij met genoegen op dat wij in ons eerste artikel vrij wel den stand der kwestie hebben geschetst; de meesten onzer opmerkingen en gezichtspunten vonden wij terug in de woorden der sprekers die het woord gevoerd hebben. Het verraste ons ook dat wij bij de sprekers die wij a priori voor de aangewezen autoriteiten meenden te kunnen honden in deze materie, juist de meeste duisterheid van betoog moesten opmerken. Al bet gesprokene van de door ons bedoelde kamerleden kwam o. i. neder op deze sluitredewij zijn voor 't goud, ergo zijn wij er voor. Maar deze redeneering kan ons weinig voldoen. We betrappen verder den heer Bredius op een naïveteit, die wij niet kunnen nalaten te releveeren. De heer Bredius beeft een nota van wijzigingen der wet ingediend, ton doel hebbende ons muntstelsel bij eventneele aanne ming van den gouden standaard, wel niet conventioneel maar toch feitelijk in verband te brengen met dat van de Latijusche unie. Aan 't slot van die wijzigingen zegt bij, van de vreemde goudstukken sprekende, die in de lijst van de Latijnsebe unie passen: „Deze kunnen als tien- of vijfguldenstukken in betaling worden gegeven en genomen, zonder dat iemand echter tot de aanneming daarvan verplicht zij." Moet deze phrase in een wet staan? Zij beteekent niets. Welken zin beeft bet als de wet zegt: gij kunt dat of dat stuk aannemen Voor zóó- of zóóveel, maar gij behoeft niet als gij niet wilt? Wje kan iemand b.v. beletten om een Pranschen gros-sou voor eeir kwartje aan te nemen als bij dat wil doen? Met zoo iets kan de wet zieb niet bemoeien. Maar ter zake. Tot dusver zijn wij nog niet in onze meening geschokt dat dit wetsontwerp zijn oorsprong alleen verschuldigd is aan oppervlakkige zucht tot navolging, en dat het noch door de publieke opinie, noch door den handel en de huishou delijke behoefte, en evenmin door voldoende wetenschappelijk grondige overtuigingen is uit gelokt. Het gewone verkeer marcheert ondanks al het alarm, de Nederlandsche Bank spreekt geen ernstig woord, de handel zwijgt. De heer P. S. van Nierop heeft wel een brochure geschreven, doch die heer alleen is niet de Nederlandsche handel. De meeningen loopen zeer uiteende dis- eussien zijn verward, de aanduidingen van 't begeerde doel onbestemdalles o. i. omdat de behoefte werkelijk niet wordt gevoeld zóó dringend als men voorgeeft, omdat het gevaar- niet zoo dreigend is als men wel zegt, omdat, in één woord, voor ons de kwestie nog niet rijp is. Men schijnt de vrees voor désappreciatie van 't zilver sinds eenige dagen niet nreer op den voorgrond te dringenmen spreekt nu van de „fluctnatien" der zilver-prijzen. Ben gevaar al even denkbeeldig als dat van de désappreciatie. Vooreerst neemt men om die fluctnatien te constateeren de thans aanwezige op- en neer gaande beweging der zilvermarkt tot maatstaf. Maar die ebbe en vloed zijn ntr juist een gevolg- van de agitatie, waarin men zich baast baldadig gebracht heeft uit vrees voor dat groote zilve ren spook dat uit al de Pruisische zilveren thalers zal gegoten worden. In de tweede plaats, we mogen wel zeggen in de eerste en allervoornaamste plaats moet wel opgemerkt worden dat in de monetaire wereld eigenlijk maar twee elementen zijn al sedert eeuwen, n.l. het goud en het zilver. Nu wordt de waarde van 't zilver bepaald door liet goud, en die van het goud door liet zilver. We zouden haast zeggen deze wet is provi dentieel. Maar wat beduiden nu fluctnatien in het zilver? Immers, als men wil, niets anders dan fluctuation in het goud, en omgekeerd. Men kan niet spreken van een dobbering in de prijzen van 't ééne metaal op zichzelf daar die dobbering even goed van den anderen kant kan bekeken worden en dan aan het andere metaal worden toegeschreven. „Wij moeten zelfstandig blijven doch niet geïsoleerd zijn," dit is ook een der thans gel dige spreuken. Men wil er mee zeggen dat men 0111 allerlei onvermijdelijke bezwaren, die wij, let wel, thans met ons vigeerend stelsel niet kennen, te vermijden, geen aansluiting wil aan een der verschillende bestaande stelsels met gouden standaard, dus geen markenstelsel, geen sovereigns, noch franken, en evenmin rigdalers of dollars. Terecht, want met die mooie namen en die blinkende stukken dringt ook terstond allerlei monetair plebs over de grenzen dat wij thans niet kennen en ook niet begeeren te kennen. Waartoe zou dan een feitelijke aansluiting dienstig zijn Alleen om eenig gemak te geven in den wissellraudelnamelijk voor zoo ver het stelsel betreft dat wij gingen navolgen, niet ten opzichte van de andere stelsels. Als wij ons tienguldenstuk in goudgehalte gelijk maken aan het twintig francsstuk, welk voor deel ligt daar dan in voor den handel op En geland, Amerika, Rusland, Indië of't Noorden? Het is ons niet duidelijk dat de beer Bredius bij deze kwestie de theorie van de handels balans nog kan te pas brengen. Wij meenden dat die theorie sinds lang uitgediend had en dat het de levenstaak van den wisselhandel is de handelsbalans in 't huisje te houden. Wij meenen ook dat de wisselhandelaars dermate hun voor deel begrijpen dat zij ook voldoende voor dat Fantasie door W E R I H E R. LXYIII. Tegen den middag was ik weder in de stad terug; aan 't station nam ik een rijtuig en liet mij naar Corrilla's huis brengen. Toen wij 't hek binnenreden wenkte ik den bediende die voorkwam om de koetspoort te openen, zoodat wij konden uitstappen zonder zeer in 't oog te loopen. Ik had echter daar in den omtrek niemand gezien. Ik bracht den kleinen Paulin in de kamer achter de serre en ging toen zijn vader roepen. Het was aangrijpend die ontmoeting van vader en kind te zien; het knaapje kende zijn vader natuurlijk niet, hij wist vast niet dat hij een vader had; hij was er ook een van die duizenden die hun vader niet kennen. Maar voor dezen was dat weder zien toch een onbeschrijfelijk genot; hij kon zich niet verzadigen het kind te liefkozen en met trots maakte hij er mij opmerkzaam op dat de kleine Paulin tegelijk op hem en op zijn moeder geleek. Hoe ernstig de zaken ook stonden moest ik onwillekeurig lachen om die naïveteit; want welk liefhebbend ouder weet niet zulk een gelijkenis te vinden? Ik liet den gelukkigen vader met zijn zoontje alleen en begaf mij naar de ziekekamer. Alles ging voor treffelijk en Charles verklaarde Corrilla nu geheel buiten gevaar. »Zij is een bijzonder sterke vrouw," zeide hij. »Zij zal weldra geheel hersteld zijn," Ondertusschen verwonderde het mij zeer te vernemen dat de dokter nog' niets van zich had laten hooren. Zij was niet verschenen; ook had Charles niet om haar willen zenden zonder mij eerst gesproken te hebben, anders had hij dat zeker gedaan ten einde 't genoegen te hebben haar in den val te lokken en te kunnen ontmaskeren. Wij konden ons haar wegblijven niet anders verklaren dan door te veronderstellen dat zij lont geroken had en zich nu niet durfde wagon in 't huis, waar haar mogelijk een geduchte wraakneming kon wachten, 't Was nu de vraag of wij de justitie zouden waarschuwen of niet. Wij besloten dit voorloopig niet te doen, omdat dit mogelijk tot iets ergers zou leiden daar 't wel niet anders kon of Esculapia moest door de regeeringspartij zijn omgekocht; aan per soonlijke veete, scheen niet te denken, want dan zou Cor rilla haar niet als huisdokter hebben gehouden. Terwijl wij nog hierover beraadslaagden ontwaakte Corrilla uit de sluimering, die haar sinds eenige uren had verkwikt. Tot dusver scheen zij niemand van degenen, die bij haar geweest waren, bepaald herkend te hebben; alleen meende ik den vorigen avond aan die lichte drukking harer vingers opgemerkt te hebben dat zij mij had herkend. Nu was zij goed tot haar bewustheid teruggekeerd. Toen Charles zich aan haar bed vertoonde, sloeg zij de oogen verschrikt' rond. Hij wenkte mij; ik trad naar 't bed en greep haar handzij kuste die. Ik moest mij vermannen om mij goed te houden en neutraal te blijven. Dat egoïsme is toch een zonderling iets. Er ging zoo iets in mij om, alsof mij een kleine demon influisterde: straks zullen al de personen uit dit drama gelukkig zijn en gij zult alleen overschieten om met la partie du phi- losophe te gaan strijken. Doch dat was maar een voorbij drijvend wolkje. »Ik heb een anderen en een beteren dokter bij u gebracht dan die Esculapia," zeide ik aangedaan tot haar. «Deze man is nu één van de vrienden over welke ik u wel eens gesproken heb. Gij hebt veel geleden en groot gevaar gcloopen, maar met Gods hulp zullen uwe vrienden u wel uit den muil van die tijgerinnen hier redden." Corrilla zag ons met een onbeschrijfelijk weémoedigen blik aan. Charles vermaande haar tot bedaardheid en troostte haar met de verzekering dat liet gevaar nu ge weken en zij nog slechts wat zwak was. Zij wilde echter spreken en wij weerhielden haaf niet. «Ik ben alsof ik uit een naren droom ontwaakt ben," zeide zij zacht. »Na 't laatste bezoek van die vrouw heb ik zelf gaan inzien dat zij mij vermoordde in plaats van mij te genezen. Ik zal den blik niet vergeten dien' zij op mij wierp toen zij mij zelf dien afschuwelijken drank ingaf. Maar toch heb ik u wel hier gehoord; ik was als verlamd maar mijn bewustzijn was niet weg. Ik heb ook schoone visioenen in mijn droom gehad; ik heb hem gezien, mijn kleinen lieveling; ik vreesde zoo zeer dat ik hem nimmer' weêr zou zien en 't was toch alsof hij bij mij was. Gij kent hem wel," zeide zij zich tot mij wendende. «Ja Corrilla," zeide ik, »ik ken hem wel en voor dezen man hier is hij ook niet vreemd." Onderwijl tastte Corrilla op haar boezem alsof zij iets zocht, doch niet vindende wat zij zocht ontstelde zij zicht baar. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1