A T C M 1 IU Binnenland. van Brnbanters. al weder moeten opgeven, daar de minister dat idéé, al stond bet ook in 't bovengenoemde rapport, heeft losgelaten. Inderdaad want al schrijven we hier nu een weinig op losse manier, de zaak komt ons ernstig genoeg voor inderdaad die geheele inuntkwestie is een moeielijk geval. Zoo'n nmntverandering is geen zaak als b.v. een verandering van hoed of' rok ze is van zoo veel belang dat er wel vooraf goede stekken gestoken mogen worden of we komen bedrogen uit en 't zoo gulzig ingenomen geneesmiddel voor de ten deele althans ingebeelde kwaal wordt in zijn effect nog erger dan die kwaal zelf. Daar is b.v. de zoo zeer geroemde Latijnsehc munteenheid. Zou Belgie met zijn, nu ja gouden vijffrauejes, maar ook met zijn vuile papiertjes en zijn tuig van pasmunt ons zoover vooruit zijn Is de vloed van papieren en papiertjes die iu Frankrijk en Italië gedwongen koers hebben voor ons zoo begeerlijk Moeten we ons inspannen om gouden twintigfrancs te slaan met het nagenoeg zekere vooruitzicht dat zij onmiddellijk naar 't zuiden zullen verhuizen 0111 tegen vuile kartonnetjes geruild te worden Moeten we dan Engelsclte sovereigns gaan munten, om die onmiddellijk te zien ruilen tegen de menigte slechte, blinde, onwichtige oude Engelsclte sovereigns die onze Britsclie overburen zelf niet willen aannemen Moeten we dan stukken gaan slaan als de Duitsche twintigmarks en de Duitsche patriotten als 't ware de woorden in den ntond geven zie-je wel, dat die Hol landers toch eigenlijk tot liet groote Vaterland behooren ze kunnen niet eet-.s een eigen munt hebben, ze annexecren ziclt zélven Moeten we dan de Amurikaansclie goden gaan dienen en gouden dollars munten, om ook otts bescheiden deel van de greenbacks te krijgen En als nu geen aansluiting, of laat ons maar zeggen oplossing, van ons muntsysteem in eenig vreemd systeem raadzaam voor 011s is, dan blijft er niets over dan maar te blijven wie we zijn, een klein geïsoleerd volkje, doch wier klinkende munt en soliede wissels tot dusver nog overal in de wereld meer iu trek zijn geweest dan die van menige groote natie. Het moge stout van ons schijnen en vast niet zoo erg wetenschappelijk gekleurd zijn, maar zouden we in dit „onderhavige" geval niet misschien best doen met onze oud-liollandsclie langzaamheid te bewaren en de kat eens uit den boomtczien? Hetgroote spook van 'toogen blik is de désappreciatie van 't zilver. Welnu wij gelooven niet aan dat spook we moesten maar eens afwachten wat men over een maand of wat zal zien. We hebben reeds door de ervaring geleerd dat de indertijd nniverseele meening dat het goud alle waarde zou gaan verliezen e*en universeele dwaling geweest is 't zal met liet zilver ook wel zoo kunnen zijn. Alles zal veel daurder worden" als wij niet spoedig ons zilver in goud omwisselen en men drukt die woorden cursief 0111 effect te maken. 't Kan zijn; maar in de Latijnsche unie is alles niet minder duur dau hieriu Duitschland is sedert den ruilliardeuvloed we zeggen' nu niet ivegens dien vloed ook alles duurder geworden en men heeft daar nu al geheele kelders vol goudstukken geslagen. Dat duurder wordeu komt 011s voor ook een spook te zijn. Slot volgt. Reuter gaat steeds voort de Jobsbode voor ons te zijn len opzichte van de Afcchineesche expeditie. Eerst heeft hij 't reeds in ons vorig nummer opgenomen bericht geleverd dat de artillerie en een gedeelte der infanterie weder terug zou gaan naar Piulaug of Java? en daardoor aanleiding gegeven aan som mige bekommerden tot de veronderstelling dat de expeditie - nu vast andermaal is uitgesteld tot een volgenden moesson, dat dus 't einde nog in lange niet te zien is en dat onze dapperen, en wij ook, te vroeg victorie geroepen hebben. Nu komt hij weder met het volgende telegram //De Penang Gazette van 20 Febr. deelt het gerucht mede, dat den löden een hevig gevecht heeft plaats gehad. De verliezen der Hollanders aan dooden en gekwetsten waren ernstig verscheidene officiereu daar onder begrepen. De verliezen der Atchineezen waren onbekend." 't Is zooals men ziet, al weder die Penang Gazette, die ons zulke Jobstijdingen brengt. Ondertussohen meeuen wij vrij gerust te kunnen zijn. Immers de overwinning van den 14 was den 17 in den Haag bekend; een nederlaag van den 15 kon dus den 18 bekend zijn. En al had men nu de feestvreugde op 's kouings verjaardag niet willen be derven, men kon dan toch den 20 iets geweten hebben. 't Is waarlijk haast of de Penayig Gazette door zekere oppositie-partij hier te lande geïnspireerd wordt bij haar artikels over onze Atchin-expeditie. Met leedwezen vermelden wij dat de adelborst le klasse F. Schuilenburg aan de gevolgen zijner beko men wonden is overleden. De cholera schijnt zeer verminderd te zijn, doch uit tal van berichten blijkt dat die ziekte ontzettende offers van ons leger geëischt heeft. Paily News heeft zijn oorlogscorrespondent op Soe- matra. Hij woont echter geen gevechten bij en is op Padang gevestigd. Vhndaar dat hij zijne mededeelingeu ontvangt door de tweede hand en weinig in zijn brieven wordt aangetroffen, wat niet reeds lang hier te lande bekend is. Ook deze correspondent maakt melding van de geduchte verliezen die de Atchineezen hebben geledeniu één gevecht verloren zij 1200 man. Overigens schetst hij den vijand als niet te verachten tegenstanders, die als zij niet zulk een vreemde manier van schieten hadden en daardoor slecht mik ten, de onzen nog veel meer zouden teisteren, want hunne kogels vallen letterlijk als regen. Zij honden het geweer dwars voor de borst, zoodat de loop als een afin van een seinpaal Uitsteektnatuurlijk dat op die wijze over 't algemeen slecht wordt geschoten. De Europeanen onder de Atchineezen, volgens spi onnen dertien in geial 2 Nederlanders, 3 Franscheu, 4 Engelschen en 4 Amerikanen, bewijzen den vijand goede diensten, 't welk uit den aanleg van menig verdedigingswerk blijkt. De militaire autoriteiten der expeditie, schrijft hij, zijn 't allen daarover eens, dat de macht der onzen veel te gering is om dieper het onbekende binnenland in te dringen. bij voor zijn kameraden kon instaan en dat hij ook dezen zou wapenen als 't noodig mocht zijn. Ik vroeg hem ook of de dokter gewoon was alleen te komen of met rijtuig. Zij kwam doorgaans alleen, zeide hij. Ik gaf toen last om als zij alleen mocht komen alles maar aan ons over te laten, doch als zij met rijtuig mocht komen, dit onder eenig" voorwendsel in het koetshuis te brengen en den koetsier eenvoudig te arresteeren en in bewaring te houden. Vervolgens sprak ik met Charles af dat ik naar Paulin zou gaan en dien ook daar in huis brengen. Een vast plan voor 't geen er verder te doen stond hadden wij nog wel niet, maar 't was altoos beter bij elkander te zijn om samen naar gelang der omstandigheden te kunnen handelen. Hierbij kwam dat ik in stilte ook de mogelijkheid bere kende om Paulin weder bij G'orrilla te brengen en een verzoening te bewerken; in 't aangezicht van den dood gebeuren soms wonderen. Dit bleek mij reeds daaruit dat Corrilla orn haar kind geroepen had in de benauwdheid des doods. Difar kreeg ik nog .een ingeving, die ik dadelijk opvolgde. Ik trad zacht op 't bed toe en met bevende hand tastte ik aan CorriJla's hals of ik daar niet een zijden koord kou vinden. Ik was bijna niet in staat rnijn nasporing vol te bonden, liet gelukte mij echter, ik vond het koord, waaraan ik wist dat de kleine étui met dien zilveren penning be vestigd was. Als een dief stopte ik mijn buit weg. Charles begreep er niets van, doch ik legde den vinger op mijn mond om hem 't stilzwijgen op te leggen. Toen ging ilc heen, na met een warmen handdruk van Charles afscheid te hebben genomen. Langs een binnenpad dat echter een korter weg was naar de wijk waar Charles en Paulin woonden, begaf ik mij in stilte en haastig doorstappende de stad in. 't Was nog donker; 't hanengekraai kondigde echter reeds den naderenden morgen aan. Paulin was nog wakende; hij was opgebleven omdat hij zich 't lang uitblijven van zijn vriend niet verklaren kon. In korte woorden deelde ik hem mede dat hij mij vergezellen moest naar Corrilla's woning, waar zijn tegenwoordigheid misschien noodig kon wezen. Hij ontstelde geducht en hoewel ik hem niet alles op eens vertellen wilde, rustte hij toch niet vóór hij alles wist. Wij waren ondertussohen al reeds op den terugweg en hij- trok mij bijna voort. Wij kwamen aan en onopgemerkt, voor zoover ik bespeuren kon, bracht ik hem binnen. Ik deed hem evenwel beloven dat hij zich niet voor Corrilla zou vertoonen vóór zij zelf hem zou bageeren te zien. Charles was in zijn schik met zijn patient; alles ging goed; hij had haar nog een dosis tegengif toegediend en zoo hij meende al het gif nu wel verwijderd of onschadelijk gemaakt, 'zoodat hij thans nog maar het gestoorde organisme weder herstellen moest, hetgeen hij vertrouwde dat spoedig zou gelukken. Ik zeide toen aan Charles dat ik nu eenige uren zou moeten afwezig zijn om een gewichtigen tocht te onder nemen, daar ik zou beproeven om den kleinen Paulin uit de kinderkolonie te gaan lichten en hief heen te brengen. Ik droeg hem de taak op om Paulin op die ontmoeting voor te bereiden en tevens om de zieke, als zij soins naar het kind mocht vragen, eveneens moed in te spreken en een spoedig wederzien toe te zeggen. Daarop verliet ik andermaal het huis. 't Was nu nage- 's Gravenhage, 23 Febr. In den laten avond van gisteren zijn bij het departement van koloniën ont vangen twee telegrammen van luit.-gener. van S wie ten, beiden den 22 dezer te Penang aangeboden. Blijkens het eerste telegram gedagteekénd 16 Febr. waren na een rust van twee dagen, welke rust volstrekt noodig was om, bij gemis van terreinkennis, zich te kunnen orienteeren, den 15 te voren de versterkingen van Ketapan Doewa aangevallen en genomen. Deze operatie had hetzelfde oogmerk als die van den 13 Febr., namelijk de voor onderwerping gezinde bevolking- te onttrekken aan do verdrukking der tot voortzetting- van den oorlog gezinde lieden van Moekim XXII. Het succes was volkomen, maar het verzet ernstig. De onzen hadden 6 dooden en 56 gewonden, waaronder 7 officieren. De bekende gewonde officieren zijn de luit.-kolonel Engel, kominandant van het rechter half 3e bat., zwaar doch niet doodelijkde ranj. Gits, Europeesch kommandant van de barissan van Madura, de kapt. van Daalen, chef van den staf der 2e brigade, de luitenants Knijper van de artillerie en Tijl van de cavalerie, benevens een inlandsch kapt. van genoemde barissan, geen van allen gevaarlijk. Het verlies van den vijand was zeer groot en werd op 200 dooden geschat waaronder vier Panglima's. liet resultaat van dit gevecht werd verwacht te zullen leiden tot de onderwerping der XXV Moekim. Het tweede telegram, gedagteekend Atchin 9 Febr., vermeldt dat na den 16 niets was voorgevallen, doch dat toenadering nog bleef ontbreken. Z f E 111 K Z E E2 4 Februari 1 8 7 4. Zierikzee, 24 Febr. Het hoofdbestuur der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw heeft zich met adressen gewend tot den Minister van Justitie en der Tweede Kamer der Staten-Generaal om zijn adhaesie te betui gen aan het wetsontwerp der heeren Gratama, Idzerda en van Kerkwijk tot intrekking der bijzondere bescher ming van de jacht en het jachtbedrijf. Ook door het bestuur der A Igcmeeue Vereeniging voor Bloembollen cultuur te Haarlem is een adres in gelijken geest aan den Minister van Justitie opgezonden, waarin aange wezen wordt hoe ook de nijverheid der bloembollen teelt benadeeld wordt door het wild. In de atgeloopen week heeft de tweede machinist van een ter reede van Brouwershaven liggend Ilussisch Stoomschip door het breken van een kabel op nood lottige wijze het leven verloren. De ongelukkige was een oppassend mensch. Zierikzee, 24 Pebr. Verleden week moet er hier ter stede een vrij aanzienlijke diefstal van koffieboo- nen ontdekt zijn, uit een der lichters van een hier op de reede in lossing liggend schip. Het is wel te betreuren dat door zulke kwade praktijken onze anders zoo goede havenplaats van lieverlede haar reputatie geheel verliezen zal. Men zegt dat de zucht om geld te bekomen voor jenever de aanleiding schijnt te zijn tot dezen roof. Middelburg, 18 Febr. In de heden gehouden zitting van den gemeenteraad is op het door het bestuur der Commercie-Compagnie alhier gedaan ver zoek goedgevonden: lo. dit bestuur te machtigen om een gedeelte van het aan haar door de gemeente in erfpacht uitgegeven terrein van de commerciewerf af te staan aan de heer Zejden en Decker om tot scheepstimmerwerf te bezigen 2o. om den tijd van noeg dag gewordenik was afgemat en tegelijk in een toestand van agitatie, die mij de vermoeienis niet deed gevoelen. Eerst begaf ik mij naar mijn hotel, stak al 't goud bij mij dat ilc daar geborgen had en ging daarna naar 't station van den spoorweg. Binnen een uur was ik in de kinderkolonie aangekomen. Ilc liet mij aandienen bij de directrice, groette haar als een oude beleende en verzocht haar om 't kind, bekend onder C. P. No. 508, te mogen medenemen. Zij ontstelde zichtbaar. »ls er iets bijzonders voorgevallen," mijnheer?" vroeg zij met drift. «Is er gevaar?" »Wat bedoelt gij?" vroeg ik. Tot antwoord gaf zij (iet welbekende teelcen van ver standhoudingilc antwoordde met het passende teeken; wij begrepen elkander. «Misschien is er groot gevaar," zeide ilc, «maar ilc hoop 't wel te boven te komen. Mag ilc 't kind medenemen?" Ilc gaf haar tevens liet herlcenningsteelcen te zien. Zij had nu geen bedenking meer, liet mij oen behoorlijke ver klaring teekenen die zij invulde en gaf orders om den kleine voor de reis gereed te maken. Toen het knaapje bij ons gebracht was maakte zij even zijn kleederen los aan den hals en toonde mij zijn bovenarm; de teekens kwamen overeen. Het kind begreep er niets van dat hij zoo werd uitgerust, doch was zeer in zijn schik dat hij met den vreemden heer op reis zou gaanhij scheen mij nog te kennen, gelijk ilc hem ook dadelijk herkend had als den zwarten krullebol uit den tuin. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 2