ZHMkZriSnii COURANT
mr hel irrondis- seinen! f?
1874. No. 10. Woensdag 4 Februari. 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
A~ï CMI.Nr
Het Wetsontwerp tot regeling van het
Hooger Onderwijs.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DDR ADV ER E N TIE N
Per gewonen regel 10 cent, Hn we 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. J.AKEXMAA'.
II.
Behalve de drie Universiteiten, die rechtstreeks
rijks-instellingen zijn, behooren nog tot de
scholen voor hooger onderwijs de Atheiiaea
en de Gymnasia, die gemeentelijke instellingen
zijn, ofschoon ook van Rijkswege zulke inrich
tingen kunnen tot stand gebracht worden en
de gemeenten subsidieën kunnen erlangen. In
de memorie van toelichting bij art. .1 wordt
gezegd dat nu de regeling bij de wet van
het. middelbaar en lager onderwijs heeft plaats
gehad, eigenlijk al wat er nog overblijft tot
het gebied van het hooger onderwijs behoort.
Dit mag wel als zeer in 't algemeen bedoeld
beschouwd worden, vooral daar dit wetsontwerp
geen andere inrichtingen noemt dan universi
teiten, atbenaea en gymnasia. Alle scholen
waar onderwijs gegeven wordt dat op een of
andere wijze buiten of boven 't lager en mid
delbaar onderwijs valt, lateD zich evenwel noch
iu een wet noch in een memorie van toelichting
optellen. Dit is ook niet noodig daar de wet
vrijgevig genoeg is om ook bij 't hooger on
derwijs bijzondere scholen te erkennen cn tot
de oprichting en organisatie daarvan alle mo
gelijke ruimte laat.
Bij de athenaea en gymnasia treedt volgens
dit ontwerp een geheel nieuw persoon op,
misschien ontleend aan de wet op 't middelbaar
onderwijs, n.l. de Rijks-Inspecteur. Curatoren
houden dus op de patres te zijn der lagere
inrichtingen voor hooger onderwijs. Dit is
een belangrijke verandering in den toestand
zij zal wel een punt van levendige discussie
uitmaken.
De verandering heeft gewis haar vóór en
tegen. Het is niet te ontkennen dat in kleine
plaatsen een collegie van curatoren niet altoos
bestaat uit echte wetenden, ofschoon het tegen
woordig in dit opzicht beter gesteld is dan
vroeger, toeu menigeen als 't ware geboren
curator van 't gymnasium kon zijn al was hij
ook de beginselen der declinatie misschien ver
geten. Een waarborg voor richtig toezicht en
tegen indommelen kan dus zijn nut hebben.
Maar aan den anderen kant zou men kunnen
opmerken dat de hoogere wetenschap evenmin
aan 't gymnasium als aan de universiteit een
rijks-dwarskijker zoo bepaald noodig heeft. Die
één of meer inspecteurs zullen bovendien wel
dienen te zijn uitstekenden onder de uitste-
kendsten, en men zou kunnen vragen of zulke
mannen niet vrij wat nuttiger werkkring kon
den vinden als hoogleeraar aan de universiteit
dan als statistiek-opstellers voor de lagere hoo
gere scholen
Een ander hoogst gewichtig punt van dit
wetsontwerp is de faculteit der godsdienstwe
tenschap, beschreven in art. 20 als omvattende
de geschiedenis der godsdiensten en godgeleerde
stelselsde geschiedenis der godsdienstige leer
stellingen; de uitlegging cn de geschiedenis
der oorkonden van den godsdienst; de wijsbe
geerte van den godsdienst.
De regeering wil niet langer aan de univer
siteiten uitsluitend protëstantsehe en wel Ned.
hervormde predikanten vormen. Dit is volkomen
juist gezien; onze constitutioneele ontwikkeling
leidt daar toe. Do regeering wil de opleiding
der leeraars voor de verschillende kerkgenoot
schappen aan deze genootschappen zelf overlaten
en zegt geldelijke hulp daarvoor toe; wij vin
den dit uitmuntend de kerk en de godsdienst
zullen er bij winnen.
Maar wij hebben volstrekt geen schoone
verwachting van deze nieuwe faculteit der
godsdienstwetenschapwe zonden haar geheel
weglaten en haar onderdeelen brengen onder
die der wijsbegeerte en letteren. Het ontwerp ver
onderstelt dus dat een nniverseele staats-theologie
bij de natie aantrekkelijkheid zal vindenwij
betwijfelen dit zeer.
Zij zal aantrekkelijk zijn en blijven voor den
pbilosoof, niet voor den specialen godsdienst
leeraar; en nu vindt de pbilosoof ze niet op
zijn collegie.
Wij achten ook een leerstoel voor deze
godsdienstwetenschap niet wel bestaanbaar op
den duur; hij zal verloopen of vergroeien tot
een leerstoel voor de philosofie.
Voor elk bepaald kerkgenootschap en voor
de meeste denkende individu's zal de gods
dienstwetenschap wel niet anders leeren dan
dat één weg de ware is van den mensch naar
God en dat al wat daar buiten ligt of daarvan
afwijkt in meerdere of mindere mate ketterij
of dwaling is; dit moge exclusief zijn, 't is
feitelijk en daarom kunnen we ons geen gods
dienstwetenschap denkeu die kleurloos is, louter
objectief, en die niet dienstbaar gemaakt zal
worden aan een bijzondere godsdienstige over
tuiging. De faculteit der godsdienstwetenschap
aan de universiteiten zal niets anders worden
dan een bijzondere soort van theologische school
en zoodra een bepaald kerkgenootschap of een
onderdeel daarvan daar zijn gading in vindt
houdt de universiteit in dit opzicht op neutraal
te zijn. Zelfs is het mogelijk dat alles uitloopt
op orthodoxe kleur aan de eene, moderne kleur
aan de andere, aan de derde universiteit misschien
wel een heel donkere, zwarte of bij zwart af.
Wat de organisatie vau 't onderwijzend per
soneel betreft zien wij in de voorgestelde wet
veel goeds. Aan de universiteiten zullen zijn
hoogleeraren en privaat-docenten. Dit is een
navolging van het Duitsche stelsel; het corps
der privaat-docenten zal de pépinière zijn voor
dat der hoogleeraren, gelijk bij het middelbaar
onderwijs de voorloopig aangestelde leeraars
de materie voor de vaste leeraars uitmaken.
Op zeventigjarigen leeftijd wordt de hoog
leeraar door de wet emeritus; een goede bepa
ling, daar de wijsheid waarlijk niet altoos aan
de grijsheid blijft verknocht.
Dat de hoogleeraren geen geneeskundige
noch rechtspractijk zullen mogen uitoefenen zal
waarschijnlijk een punt van veel bespreking
zijn, inzonderheid met het oog op de hoog-
leeraren in de geneeskunde. Inderdaad het is
moeielijk te beslissen een bekwaam'geneesheer
die in de practijk gelukkig is, moet een zegen
geacht worden voor de mensohheid; wint de
regeering hem voor de universiteit, dan ont
rukt zij hem rechtstreeks aan de maatschappij.
Wij betwijfelen ook zeer of de uitstekende ge
neeskundigen wel voor het maximum van trac-
temens (ƒ6000) zullen te krijgen zijn.
Wij staken hierbij onze vluchtige opmerkingen
over het wetsontwerp en zouden gaarne zien
dat wij dezen of genen onzer gestudeerde lezers
door ons geschrijf aanleiding gegeven hadden
om het ontwerp eens d fond te behandelen,
waartoe wij ons zeiven de bevoegdheid niet
toekennen.
De regeering heeft een telegram ontvangen van den
gouverneur-generaal van Indië, waaruit blijkt dat het
veroveren van den Kraton allerwege in de kolonie een
diepen en goeden indruk gemaakt heeft. Dit is te
verklaren en het is een der redenen waarom deze
expeditie zoo gewichtig moest geacht worden vooral
onder de Oostersche natiën is er niets dat zoozeer
imponeert als het succes der wapenen. En al was
nu de toestand in Indie niet zoo gespannen als som
mige partijdige Engelsche bladen in hun blinden ijver
wel beweerd hebben, dat n.l. ons gezag aan een zijden
draad hing, dat de inlanders onze worsteling tegen
Atchin met meer dan gewone belangstelling hebben
gadegeslagen, is wel zeker. Omtrent den toedracht der
zaken bij het gewichtige wapenfeit verdiept men zich
nog in gissingen, die eerst zullen wegvallen als uit
voeriger berichten zullen aangekomen zijn. Als wij
ook eens een gissing willen opperen, waarom de na
dere berichten zoo lang uitblijven dan is zij deze
dat de inneming van den Kraton zulk een belangrijke
wending in den loop der expeditie gebracht heeft dat
of de affaire als afgeloopeu te beschouwen is of
dat er nog veelomvattende bewegingen en operatiën
zijn noodig geweest om het succes te voltooien en
dat er daarom nog niets bepaalds te seinen valt.
Van Reuter is een telegram ingekomen uitPenang
van 30 Jan. luidende.
„De vroegere eerste minister van den Sultan van
Atchin verklaart op uitdrukkelijke wijze, dat het ver
drag, hetwelk Nederland beweert in 1857 met Atchin
te hebben gesloten, een verdichtsel is (fabrication).
Het moet later blijken wat de beteekenis van dit
bericht is, en in hoever er eenig gewicht te hechten zij
aan de beweringen van dien minister, daar 't< toch
bekend is dat de zaken van regeering in het rijk van
Atchin in groote verwarring verkeeren.
Bij de laatste operatiën tegen den Kraton is de
le luit. der mariniers J. P. Smith door een kogel
in den linkerarm gewond. De kogel is er uitgehaald
en de wond niet gevaarlijk.
's GhavenHage, 2 Februari 1874. Blijkens een
gisteren avond bij het departement vau koloniën
ontvangen telegram van den Luitenant Generaal van
Swieten, gedagteekend 28 Januari en te Penang in
den morgen van gisteren aangeboden hebben sedert
den 24 Januari geene vijandelijkheden meer plaatsgehad.
Alles deed gelooven dat na de volkomen overwinning
die behaald is, de strijd geëindigd en de onderwerping
der 25 en 26 Moekim nabij kan geacht worden.
Panglima Polim (hoofd der 22 Moekim, die volgens