ZIERIKZEESCHE COURANT
voor het arrondis- a.-As± sement Iferikzee.
1874. No. 8. Zaterdag 10 Januari. 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
B E li i c 11 T.
DE ANTI-REVOLUTIONAIRE PARTIJ.
Een reisje naar Emancipatoria,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE NTIEN
Per gewonen regel 10 cent. Hu w1 ijks-Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag* voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. LAKEXJfAX.
Door de vele aanvragen zijn de Nos. 52, 67 cn 68
dezer Courant, jaargang 1873, uitverkochtdiegenen
onzer abonné's, die ons deze nummers kunnen en
willen afstaan, zullen ons daarmede zeer verplichten.
II.
Ben partij, 't zij staatkundige, kerkelijke of
wetenschappelijke, ontstaat als dezelfde beginselen
door een zeker aantal personen worden aangehan
gen, zoodat overeenstemming van overtuiging
de band is die de personen aan elkander ver
bindt. Een partij kan ook ontstaan als een
groot man, of een om de een of andere reden
aantrekkelijke persoonlijkheid zioli aanhangers,
volgers of geestverwanten verwerft.
Er is evenwel nog een derde geval mogelijk.
Er kan een partij ontstaan uit onderscheidene
onderling niet homogene bestanddeelendie
alleen door een samenloop van omstandigheden
bij elkander gebracht worden en zich onder
ééne vaan scharen, zonder nochtans door een
stemmigheid van persoonlijke overtuigingen
noch door eenheid van doel en uitzichten ver
bonden tezijn. Zulk een verzameling van heterogene
elementen, teweeggebracht door een samenloop
van omstandigheden verkrijgt voor een tijd het
voorkomen en de kracht eener partij, hoewel
het geen eigenlijke partij is en de toevallige
verbinding ook op een gegeven oogenblik kan
ophouden en door een volkomen oplossing
worden opgevolgd.
Dat liet aan een dergelijke formatie bezwaarlijk
moet vallen een door allen onderschreven geloofs
belijdenis af te leggen een door allen erkend
program te geven is gemakkelijk te begrijpen;
dat zelfs haar uitstekendste formeerders en leiders
daarvoor terugdeinzen omdat zij den zwakken
samenhang der onderscheidene, tijdelijk 0111 hen
vereenigde elementen zelf wel inzien, behoeft ook
geen nader betoog.
Wij meenen dat als men op deze waarheden
't oog gevestigd houdt, het niet moeielijk kan
vallen zich een klaar begrip te vormen van het
wezen der anti-revolutionaire partij.
Ook zij is een samenvoeging van onderschei
dene bestanddeelen, die geen zelfstandig geheel
uitmaken, wier samenhang niet van hen zelf
maar van toevallige bijkomende omstandigheden
afhangt, die zoo weinig een is in wezen, willen
en streven dat zij zich zelve niet eens in alle
oprechtheid en eenvoudigheid van haar innerlijk
bestaan rekenschap durft geven.
De heterogene bestanddeelen van de anti
revolutionaire partij zijn vooreerst kerkelijke,
dan staatkundige, verder 't gemengde van deze
twee, eindelijk een aanhang en nasleep zonder
eenige overtuiging, een vlottend deel dat de
partij aanhangt uit stoffelijk eigenbelang zoo
als trouwens elke partij zulk een aanhangsel heeft.
Het kerkelijk bestanddeel maakt haar tot een
orthodox-gereformeerde partij, tot een fractie van
de Nederlandsche Hervormde kerk.
Wij zeggen een orthodox-gereformeerde partij,
dat wil zeggen zulk een die zich zelve een
conveutioneele orthodoxie heeft opgelegd, die
zich orthodox waant. Niet de orthodoxe partij,
om de eenvoudige reden dat zulk een partij
onbestaanbaar is.
Men behoeft om dit in te zien slechts te
raadplegen de geschiedenis der Ned. Hervormde
kerk. Zelfs laat het wezen der Hervorming
geen orthodoxie toe. De Hervormers toch waren
alleen groot voor zoover zij aanwezen wat de
kwalen en wonden waren, en de zuivere methode
ter genezing aangaven zoodra en voor zoover zij
stelden„dit is nu de absolute waarheid, en
daarvan mag geen titel noch jota vallen" werden
zij reactionairen tegenover hun eigen werk.
Zoo werd Calvijn een kerkelijke tyrau, zoo was
het gemoed van Luther menigmaal verkropt
door die reactie.
De orthodoxie in de Hervormde kerk houden
wij voor het versterf, voor den kanker der
Hervorming.
Wij weiden hierover evenwel nu niet uit.
Genoeg dat er velen zijn die zich voor ortho
dox honden hoewel zij 't geenszins zijn. Deze
quasi-orthodoxen zijn zij die om een of andere
oorzaak terugbeven voor de toepassing der
levensbeginselen van de hervormingvrijheid
van geweten, vrijheid van onderzoek, persoonlijk
onderzoek. Wij willen geenszins a priori deze
angstvallige broederen verdenken van onoprecht
heid hoewel in geen kring gemakkelijker
valsche broeders en huichelaars kunnen binnen
sluipen. Wij erkennen zelfs met vreugde dat
wij onder deze ernstige, gemoedelijke menschen
veel uitstekende zielen kennen, (vier zwakheid
wij ontzien, wier bedeesd geloof wij eerbiedigen,
wier vurigen ijver, in standvastige inertie zich
openbarende, wij bewonderen.
Doch dit alles neemt niet weg dat wij het
geheele lichaam dat zij vormen niet anders
kunnen noemen dan de partij van stilstand, van
inertievau reactie zelfs zoodra daartoe de
macht aanwezig is.
Leiders en verdedigers dezer beschroomde
kudde mogen al omdat ook zij toch leven
in de negentiende eeuw beweren wij
willen vooruit, wij willen niet terug, wij willen
ook ontwikkeling dit is slechts wij gelooven
't gaarne oprecht zelfbedrog.
De waarheid is dat zij niet vooruit kunnen
en er daarom ook geen stap voor doen.
Welke is hare vrijheid van onderzoek als
haar aanhangers nog zoo aan de letter hangen
dat zij het Gothische alphabet voor zuiverder in
de leer houden dan het Êomeinsche Laat hun
organen 't eens met zulk een kleinigheid be
proeven en eens verkondigen dat een bijbel met
Fantasie door W E R T H E R.
L VIII.
»Zij kunnen bezwaarlijk aan't slavenjuk onttrokken wor
den omdat de macht der wet grootendeels is aan de zijde
der onderdrukkersmaar zij zeiven willen 't helaas, vaak
niet. Zij onderwerpen zich als aan een noodzakelijkheid.
»IIoe menigmaal heb ik haar doen opmerken hoe zij
slechts hebben te willen om ook te kunnen; hoe reeds
één geslacht van goed opgevoede meisjes een geslacht van
vrouwen zou doen opstaan, die waardig waren haar recht
matige plaats in de wereld in te nemen; ik zeg niet boven
den man; in Europa is dit nog wel niet mogelijk, ik
voor mij betwijfel zelfs of 't wel behoort maar naast
hem, als zijn gelijke, overeenkomstig den wil der Godheid.
»Óok in Europa ontbreekt het niet aan vrouwen die
wel eenig gevoel toonen te bezitten en die erkennen dat
de positie der vrouw in huisgezin noch maatschappij zóó
is als zij behoorde te zijn; ik heb persoonlijk wel eenige
goedgezinde en ontwikkelde vrouwen leeren kennen, die
zich 't lot harer zusteren aantrekken, doch het ontbreekt
haar aan moed om de vereisehte groote stappen te doen,
en dit gebrek aan moed is een gevolg van nog niet ge
noegzaam gevestigde overtuiging.
»Men moet dan ook wel ingedrongen zijn in het huiselijk
en maatschappelijk leven in Europa, vooral in de zich
noemende beschaafde kringen, om té kunnen begrijpen
welk een groote mate van moed der overtuiging en welk
een wilskracht er noodig is voor een vrouw, die zich eens
aan den gewonen sleur wil onttrekken, die zich alleen
maar wil doen hooren, en die 't wagen durft om op te
treden als kampioen voor de rechten der vrouw.
»Zij die zoo stout is moet niet opzien tegen verguizing
en bespotting; zij moet als 't ware door een eeuwenouden
korst van vooroordeelen en dwaze idééën heen boren en
wordt dan nog niet zelden alleen gelaten en miskend door
haar voor wie zij zich zooveel ondankbare moeite getroostte.
Dit geldt vooral van die vrouwen, die zich op 't juiste
standpunt plaatsen en de zware taak aanvatten op de
rechte wijze. Ik spreek nu niet van dat tal van vrouwelijke
philantropen, die zelf door rijkdom of gunstige omstandig
heden in aanzien en eere gezeten, zich wel eens verwaar
digen om een uurtje van haar gemakkelijke rust op te
offeren, ten einde voor 't lot der meisjes en vrouwen te
philantropiseeren. Deze doen aan de zaak meer kwaad
dan goed, ofschoon zij dit niet opzettelijk doen, maar
integendeel wel met goede bedoelingen, doch onder den
invloed van dwaalbegrippen en beperkt door bekrompen
inzichten. Daartoe draagt ook niet weinig bij de algemeene
stoffelijke nood m de Europeesche maatschappij. Door
verwaarloozing en ontzenuwing zoo van mannen als vrouwen
is het voortbrengingsvermogen der Europeesche industrie
zeer gering. Niet alleen worden niet alle hulpbronnen
geëxploiteerd die daar vatbaar voor zouden zijn, maar de
individueele kracht der menschen 'is niet veel boven het
minimum verheven. De eerste en voornaamste, ja bijna
de eenige zorg der bedoelde philantropische vrouwen is
dan ook om de vrouw in staat te stellen in haar meest
noodige levensonderhoud te voorzien zonder de hulp en
dienst van den man. Gij zult het bespottelijk vinden te
hooren dat men in Europa al tot het uiterste gekomen is
om de arme vrouw te moeten helpen den mond open te
houden, opdat zij niet van honger omkome, of opdat ze
niet gedwongen zij elke bete broods te koopen voor een
gedeelte van haar eer. Dit is immers de verkeerde wereld?
»Toch is 't zoover gekomen. Daarom moeten de philan
tropen zich voorshands er maar toe bepalen om aan de
ongelukkige geheel of half verlaten meisjes een of anderen
dubieusen arbeid te bezorgen of haar behendig hier en
daar in een mannenplaats in te schuiven. Daarom ziet
men ongelukkige vrouwelijke schepsels bij honderden en
duizenden naar dompige, stinkende fabrieken trekken, ja
afdalen in de mijnen, in 't binnenste der aarde, om daar
te zwoegen en te verkwijnen onder een arbeid, waartoe
wij hier onze slaven nog te goed rekenen.
»Wezenlijk ernstige pogingen ziet men niet doen; stoute
stappen worden niet gewaagd; aan de onvermijdelijke
radicale omkeering en herbouwing van 't wrakke en wag
gelende gebouw der Europeesche maatschappij durft men
niet beginnen. Algemeen beseft men wel dat men te
midden van bouwvallige gevaarten leeft en dat de eerste
radicale storm alles moet nederwerpen en velen onder het
puin begraven, doch men schijnt vrij algemeen te denken:
aprcs nous le délurje en men trekt zich zelfs doorgaans
al de ellende niet bijzonder aan, als men 't zelf maargoed
of dragelijk heeft.
»Dit brengt mij aan een andere oorzaak van de groote