X T c ru x
eeleii, zagen, groote en handbijlen, hamers,
redding'sriemen, reddingszakken, brandzeilen enz.
Een belangrijk stuk der uitrusting van al
de manschappen is de gordel, die sterk genoeg
moet zijn om het lichaam te kunnen dragen
en van een ring voorzien om een koord aan
te bevestigen. De manschappen begeven zich
nimmer in een brandend gebouw op een door
vuur of rook gevaarlijke plaats, noch op een
dak, zonder vooraf een koord aan hun gordel
te binden, waarvan 't eind buiten wordt vast
gehouden; zij die een dak beklimmen nemen
de opgeschoten koord, aan den gordel of om
het lijf gewonden, mede naar boven.
De slang met de pijp moet, zoo mogelijk,
nimmer in de hand, maar altoos door middel
van een koord naar boven gebracht worden.
Zonder voldoende geoefendheid kan met het
best uitgerust en talrijkst corps weinig uitge
voerd worden.
Gedurige oefening is onmisbaar om het corps
bruikbaar te doen zijn en er den meest moge
lijken dienst van te trekken.
Bij ons bestaan deze oefeningen gewoonlijk
in het zoogenoemde „probeereu der spuiten."
Dit is niet voldoende; de spuiten behoeven,
als zij soliedc gemaakt zijn en behoorlijk on
derhouden worden, niet geoefend te worden
de manschappen echter des te meer. Het is
daarom niet altoos noodig de spuiten water
te doen geven bij de oefeningen. Van de door
ons veronderstelde 18 oefeningen per jaar be
hoeven niet meer dan vier zoogenoemde oefe
ningen in 't vuur, d. i. in casu in 't water,
te zijn.
Het geheele personeel moet echter oordeel
kundig geoefend worden in de behandeling
van spuiten en gereedschappen, en dit niet in
een lokaal of exercitie-plaats, maar op met
afwisseling gekozen plaatsen in de verschillende
deelen der gemeente.
Veronderstelde gevallen van brand, onder
allerlei omstandigheden, moeten den grondslag
uitmaken voor de oefeniugen. Het doel moet
vooral zijn dat al de noodige werkzaamheden vlug
doch bedaard, stipt overeenkomstig de bevelen
van den kommandant en zijn officieren, alsmede
op 't. hooren der signaalhorens volbracht worden.
Vastheid van bevel, stipte gehoorzaamheid
en in alles orde en bedaardheid zijn noodig
en ook voor een goed deel door goede oefening
in die mate te verkrijgen dat de brandweer
't grootste gevaar met evenveel bedaardheid
en koel overleg trotseert en bestrijdt alsof 't
een gewone exercitie betrof.
De geldkwestie behandelen wij voor 't oogen-
blik nietdaartoe ontbreken ons thans de
gegevens.
We onderstellen echter dat een deel van
't corps bestaan zal uit geheel onbezoldigde
vrijwilligers, dat de bezoldiging ook eer een
schadevergoeding dan een eigenlijk traetement
moet zijn, dat van de officieren alleen de kom
mandant en de officier van administratie trak
tement zullen moeten genieten omdat de eerste
zich veel moeite zal moeten geven om in alles
op de hoogte der zaken te zijn en te blijven,
terwijl de tweede nog al tijd voor de vervulling
zijner betrekking noodig heeft. Iuzonderheid
meeuen wij dat de assurantie-maatschappijen
haar belang aan dat der brandweer moeten
verbinden, zoodat wij de premiën, door deze
maatschappijen toe te kennen voor 't behouden
van bedreigde of aangetaste eigendommen,
als een voorname bijdrage tot de onderhouds
kosten in rekening zouden willen brengen.
In de Belgische gemeenten hebben de oefe
ningen plaats op zon- en feestdagen, waardoor
veel verlet van de gewone bezigheden der leden
van 't corps wordt vermeden.
Wij geven deze schets geenszins als een
model aan, doch alleen om, in ruwe omtrekken,
aan te wijzen hoe de inrichting van een goed
en bruikbaar corps brandblusschers zou kunnen
zijn, om met vertrouwen van die instelling de
afwending en bestrijding van den brand, die
altoos voor het leven en den eigendom dei-
burgers een groot gevaar, ja een onverzoenlijke
vijand zal blijven, te verwachten.
Zierikzee, 20 Dec. Blijkens een heden aangebracht
telegram van den luit. generaal van Swieten, aange
nomen te Penang den 19 dezer, des uamidd. 4.10,
had de vijand de versterkingen aan het strand, op
den oóstelijken oever van Atchin, thans verlaten,
maar den strijd niet opgegeven. De expeditionaire
troepen bevonden zicli in moeilijk terrein, ongeveer
als de Biesboschmen zocht zuidwaarts op beter
terrein te komen, maar had den doorgang nog niet
gevonden. Bij de verkenningen waren 8 minderen
en 2 officieren licht gewond geworden.
Door Iteuter's office is het volgende telegram af
gezonden
Penang, 20 Dcc. De Nederlandsche troepen hebben
zich meester gemaakt van den geheelen linkeroever
der Atchin-rivier en de aldaar aanwezige moskee.
Zij zijn thans in zuidelijke richting op marsch. Het
land levert veel moeielijkheden op en de Atchineezen
bieden veel tegenstand.
's Gravenhage, 22 Dec. Een lieden avond laat
verschenen exlra-nomraer van de Staats-Courant be
vat het volgende bericht, ontleend aan een telegram
van den Gen. v. Swieten, van Penang verzonden
deu 20 dezer:
Het tweede object is bereikt. Met gering verlies
is bezit genomen van de rivier en van de verster
kingen van Toengkoe-Kali. De vijand schijnt ont
moedigd te zijn door de nederlaag van den 14 eu
het bombardement der marine; hij heeft alle verster
kingen langs de rivier verlaten. De gener. v. Swieten
zocht, nu op nieuw in aanraking te komen met den
Sultan, die, naar men beweert, genegen is tot onder
werping. Iutusschen wordt alles voorbereid om tegen
deti Kraton te ageeren als 't nog noodig is. De
aanvoer van zwaar geschut is door liet bezetten van
de rivier gemakkelijker geworden.
De reserve-brigade van kol. de Booij is nog te
Padang, Het weder is gunstig; de gezondheidstoestand
der troepen is v erbeterdde geest uitmuntend
Telegram van Reuter
Penang, Dec. De Nederlanders, voorzien van
zwaar geschut, hebben den Kraton omsingeld. Gen.
van Swieten heeft den Sultan de laatste sommatie
gezonden om zich onvoorwaardelijk over te geven.
Ah aan cholera overleden worden nog vermeld de
luitenants J. H. A. van Daalen en G. N. Levert
alsmede Nino Bixio gezagvoerder van het tot de expe
ditie behoorende Italiaansche transportschip Maddeloni.
In§ezonden Stukken.
Mijnheer de Redacteur!
Ik kan niet ontkennen, dat ik met verwondering gelezen
heb, hetgeen gij terugkomende op mijn stuk opgenomen
in het nummer dezer courant van den 17en December j.l.,
geschreven hebt. Ik had daarin geene bepaalde soort van
bijzonder onderwijs op het oog, en onthield mij te zeggen,
welk bijzonder onderwijs ik goed vind: en nu laat gij het
voorkomen, alsof alleen dat onderwijs, dat »in naam over
eenkomstig de administratie" van het openbare verschilt,
mijne sympathie zoude hebben. Geenszins. Ander bijzonder
onderwijs ook. Het onbelemmerd geven van godsdienst
onderwijs naar de gezindte, waartoe men behoort, of naar
de godsdienstige overtuiging, die men heeft, acht ik zelfs
de meest geldige reden, waarom men eene bijzondere
school opricht, en voor de gevolgen daarvan ben ik vol
strekt niet bevreesd.
Dat de openbare school somtijds als de moderne secte-school
wordt voorgesteld, keur ik ten sterkste af. Zij mag het niet
zijn, omdat zij neutraal moet wezen, en zij kan het niet zijn,
als zij neutraal is. Is zij dit, dan zal de oprichting der
bijzondere scholen niet geschieden, om haar te bestrijden,
wat zoude men in haar bestrijden? maar om, gebruik ma
kende van een grondwettig recht, naast haar instellingen
te vestigenwaar zoodanig godsdienstig onderwijs gegeven
kan worden, als men volgens zijne godsdienstige overtuiging
noodzakelijk rekent. Ik acht het zeer laakbaar, dat men al die
scholen zoo hatelijk mogelijk »secte-scholen" noemt, en ik
noem het eene valsche aantijging, (misschien voortspruitende
uit onbekendheid er mede) als men er in het algemeen van
schrijft, dat het scholen zijn »waar een exclusieve geest
heerscht, waar eigenwaan, niet opzettelijk maar toch niet
minder grondig wordt gekweekt in de kinderharten, waar
verdeeldheid en afscheiding wordt gepredikt tusschen de
kinderen van hetzelfde vaderland." Door dergelijke uit
drukkingen, waarvan het overdrevene slechts dient om de
onwaarheid te bedekken, worden de partijen onnoodig
tegen elkander in het harnas gejaagd, en snijdt men eiken
weg tot toenadering roekeloos af.
liet zal mij aangenaam zijn, zoo gij in het vervolg naar
aanleiding van het door mij geschrevene geene meeningen
meer als de mijne beleend maakt, voor er mij over te
hebben geraadpleegd; het is mij toch gebleken, dat gij ze
niet juist weergeeft. Zoo gij mocht verlangen het boven
staande nader in uw blad te bespreken, verzoek ik u mij
persoonlijk er buiten te laten, daar ik geen plan heb ver
der over deze zaak te schrijven.
Zoudt gij het bovenstaande in uw blad willen opnemen?
Met alle achting heb ik de eer te zijn
Uw JDw. Dienaar,
Mr. P. A. J. B OU VIN.
Zierikzee, 20 December 1873.
"Wij maken geen bezwaar ook dit stuk van den heer
Bouvin op te nemen. In het vorige stuk hadden wij bij
herhaling de vast niet toevallig gemaakte reserve van
«niet ieder" bijzonder onderwijs opgemerkt. De verklaring
en bestemming die wij daaraan gaven was volgens onze
persoonlijke meening. Het blijkt nu dat wij van den heer
Bouvin daarin verschillen.
Wij redeneerden aldusde gemaakte reserve kan niet
doelen op dat bijzonder onderwijs, 't welk overeenkomt
met dat van de openbare schoolook niet op de scholen
eener bijzondere kerkelijke secte, die zich alleen door een
bepaalde godsdienstige richting onderscheiden, want tegen
godsdienst-onderwijs op een bijzondere school kunnen wij
ook niets inbrengenderhalve bleef ons niets over dan de
gedachte aan die sterk gekleurde secte-school, die als strij
dende partij tegenover de openbare staat.
Als wij spreken van secte-school, bedoelen we dit niet
in kwaden zin; wij bedoelen met secten alleen de fractiën
der groote kerkelijke partijen, zonder meer.
Hiermede stappen wij van deze zaak af. Red.
Mijnheer de Redacteur!
Ofschoon ik gaarne wil gelooven, dat uw berichtgever
te Oostburg niets kwaads heeft willen zeggen, toen hij
onlangs meldde, dat p.m. 300 kinderen aldaar moeten on
derwezen worden in één lokaal door een hoofd- en twee
hulponderwijzers, zoo gevoel ik mij toch verplicht om voor
Ik raad u ook aan dat onderzoek op de fabriek maar te
doen alsof gij van niets weet en geen kwaad vermoeden
hebt. Gij kunt in alle geval zeker zijn dat men u per
soonlijk niet zal bemoeielijken. Dit zal men mij wel, als
't gelukken wil, maar daar zullen we wel voor zorgen."
Wij spraken nog eenigen tijd, toen verliet ik haar en
des avonds ging ik er op uit om de Democraten-club eens
te loeren kennen.
Ik kwam daar in een groote, welingerichte zaal. Op een
verheven gedeelte was een spreektribune. De ruimte dei-
zaal was bezet met tafeltjes en stoelen, 't Geheel was net
en eenvoudig, de verlichting zeer goed.
Het meest werd echter mijn aandacht geboeid door het
publiek dat in grooten getale aanwezig was en ruime stof
voor beschouwing en bespiegeling opleverde.
Blijkbaar waren hier vooral lieden der volksklasse ver-
eenigd. doch wat verschil van koppen en figuren! 't Was
ook blijkbaar dat zooveel het oude als het jonge geslacht
daar vertegenwoordigd was.
Ik merkte evenals bij den nationale zwemwedstrijd onder
scheidene bejaarde vrouwen op geheel in mannen-costuum
gedoscht, met kort afgesneden haai', brutaal gelaat, de
sigaar of 't bruingebrande pijpje in den mond en al't uiter
lijk van 't ordinaire democratische type. Doch ik zag ook
verscheidene vrouwen en meisjes, die 't haar niet kort
droegen maar in vlechten of krullen en die geenszins al
't vrouwelijke, laat ik maar zeggen 't bevallig, vrouwelijke
in haar voorkomen verloren hadden.
Ook ontwaarde ik een vrij groot getal mannen onder
de aanwezigen op en zij schenen zich daar nog al op hun
gemak te bevinden. Onder de mannen viel mij inzonder
heid één grijsaard in het oog, die door zijn eerwaardig
voorkomen en zijn kalm goedig uitzicht mijn aandacht trok.
Ik vernam later van een der bedienden van 't hotel, die
daar ook was,, dat die oude heer een gewezen Mormoon
was, die zich, jaren geleden met der woon in Emancipatoria
had gevpstigd met het doel om leden te winnen voor zijn
kerk. Zijn onderneming was evenwel zoo totaal mislukt
dat hij er zelfs zijn eigen harem bij ingeschoten had en
zoodoende, als Monnoon totaal ontwapend en geruïneerd,
maar in zijn nieuwe vaderland was gebleven, waar men
hem wegens zijn overigens uitstekende hoedanigheden zeer
veel achting toedroeg.
Deze geschiedenis verwonderde mij niet zeer, want van
alle secten kan waarlijk de Mormoonsehe wel 't minst
wortel schieten in een land als Emancipatoria. Het omge
keerde van het Mormonisme had ik daar eerder kans op
succes toegeschreven. Toen ik de zaal binnen kwam heerscht
er nog al gedruisin groepjes praatte men druk over allerlei
onderwerpentusschen alles door troffen onderscheidene
nog al vrij geuite kernachtige zetten en twijfelachtige
kwinkslagen mijn oor. Er heerschte evenwel blijkbaar een
geest van welwillendheid, zoodat men zich daar algemeen
zeer op zijn gemak scheen te voelen. Men liet mij ook
met rust en niemand scheen zich om mijn tegenwoordig
heid te bekommeren.
Eindelijk trad een spreker op. Het was een vrouw die
eerst kortelings uit Europa was teruggekeerd van een
zendingsreis. Voor zij optrad had de zooeven bedoelde be
diende mij haar reeds gewezen en mij tevens medegedeeld
dat zij vast alle landen van Europa had bezocht en van
alles wist te verhalen. Dit prikkelde mijn nieuwsgierigheid
en ik nam haar nauwkeurig op. 11c kon mij evenwel niet
herinneren haar ooit in mijn vaderland gezien te bebben,
ofschoon ik daar meermalen vrouwen had zien optreden om
te prediken de rechten der vrouw en haar vrijmaking uit
den staat der vernedering en slavernij waarin zij heette te
verkeeren. Ik moet anders erkennen dat ik wel eens ge
dacht heb dat er onder onze voorvechtsters voor de eman
cipatie der vrouw ook zendelingen uit Emancipatoria kunnen
geloopen hebben.
Hoe 't zij ik verbeidde met belangstelling, 't geen zij zou
te verkondigen hebben. Zij was een vrouw die er wakker
uitzag en in haar gelaat trekken vertoonde van ernst en
gemoedelijkheid, die daaraan iets eerwaardigs bijzetten dat
vertrouwen inboezemde en mij in haar geenszins een couveuse
d'aventures deden zien. Zij was eenvoudig in 't zwart
gekleed en niet als een heer maar als eene dame, geheel
d V Europênne.
{Wordt vervolgd).