"Trciim Dpenbare Raadsvergadering te noemen kan 't gerechtvaardigd worden dat een vijftig- a zestigtal burgers verplicht wordt een langen, killen, mistigen December-nacht door te brengen op een terrein waar brand geweest is, terwijl er onder die burgers velen zijn die door hun lichaamsgestel, door hun kleeding, door hun gewone levensmanier volstrekt niet in staat zijn om zonder nadeel voor hun gezondheid zulke diensten te verrichten en van wien waarschijnlijk niemand bij de zaak eenig be lang heeft? Zoo iets is alleen goed te maken met de bekende groote woorden van burgerplichten, algemeene belan gen, enz., 't welk alles eigenlijk neerkomt op dit eene argument: de verplichting tot heerendiensten. Wij willen niet met opzet scherp zijn, maar door onze organisatie der brandweer is 't geval mogelijk dat de bewoners van een half of geheel afgebrand pand be hoorlijk gekoesterd en onder dak gebracht worden, met den troost dat zij er wel door zullen verbeteren, dat de directeur der betrokken assurantie-compagnie eene fijne flesch optrekt uit blijdschap over 't minimum van schade en dat hij zich dan ook warm en wel in de armen van Morpheus vleit, dat liet gros der bur gerij naar huis gaat, nog wat commenteert en dan ook gaat slapen, terwijl een ander cleel der burgerij, zoo maar in 't honderd gegrepen, uit rijk en arm, sterk en zwak, goedwillig en onwillig, fatsoenlijk en gemeen, moet blijven figureeren ter plaatse waar niets meer te doen valt dan kou en ongemak te lijden en zich te vervelen en waar een enkel politie-agent, of laat het er twee zijn, volkomen voldoende zoude wezen om de honneurs der publieke autoriteit waar te nemen. Naar onze meening moet de burgerij, die toch werkelijk in verreweg de meeste gevallen er indivi dueel hoegenaamd niets mede te maken heeft, ook individueel zoo veel mogelijk van de zeer onaangename en prozaïsche lasten der zoogenaamde brandweer be vrijd blijven. Wat we dan zouden wenschen Alleenlijk dit: een vrijwillig, goed geoefend en ook bezoldigd corps van brandblusschers onder ervaren, geoefende, flinke officieren. Zulk een corps behoeft lo. niet zoo groot te zijn, geen 300 man voor vier of vijf spuiten. Met 50 a 60 geoefende, degelijke mannen kan meer uitgevoerd worden dan met een heirleger van allerlei slag van menschen, van welke als 't op werken aankomt toch eigenlijk geen 10 percent handen uit de mouwen steekt. In de meeste gevallen is er ook niet veel volk noodig bij onze brandjes en meestal loopeu de mensclien elkander in den weg. Zoo lang 't er ernstig op aankomt, vooral in den beginne van den brand, als het snel aanbrengen van een massa water noodig is, zal er toch nooit gebrek aan gewïlligeii zijn, die een bandje aan de pomp willen slaanna een uur tijds kan men doorgaans 't gros weder missen en als alles afgeloopen is blijft alleen 't vaste corps over om 't materieel te bewaken en te bergen, of om, zoo noodig, nog een veiligheidswacht te betrekken, tot alle gevaar geweken is. 2o. Het corps kan goed geoefend zijn. In de meeste gevallen zal de ervaren, bedaarde en met veel localiteilen goed bekende chef met een enkelen blik den waarschijn lij keil omvang van het gevaar kunnen overzien hij zal de doeltreffendste maatregelen nemen hij zal zeker zijn dat zijn bevelen nauwkeurig en stipt worden opgevolgdhij kent zijn manschappen persoonlijk en weet wat hij met ieder in 't bijzonder kan uitvoeren, kortom hij. zal in staat zijn de ramp met bedaardheid, stelselmatig en daardoor met veel hoop op goed succes te bestrijden. 3o. Er zullen minder ongelukken gebeuren. Zijn er menschen levens in gevaar, gewis 't zal nooit aan moedige zelfopoffering ontbreken, ook nu niet maar goed geoefende en bedaarde mannen zullen meer uitvoeren dan anderen die soms met minder overleg en daardoor niet alleen met meer gevaar voor zich zelf maar ook met minder kans van slagen optreden. Gevaarlijke onvoorzichtigheid, nuttelooze waaghalzerij kunnen belet worden. 4o. Er zal minder onnoodige schade aangericht worden, liet is bekend dat bij brand doorgaans meer vernield wordt door de redders en blüsschers dan doov het vuur. Wij hebben wel eens spiegels en een pianino uit een raam van een tweede verdieping op de keien zien werpen. Zulke en dergelijke on zinnigheden zijn ondenkbaar als men een goed corps brandweer heeft. Ook het materieel der bluschmid- delen zal minder beschadigd, gebroken of baldadig bedorven worden onder de handen van mannen die er hart voor hebben, dan 't geval is nu onder de massa der brandweer veel elementen voorkomen die daar geenszins op de rechte plaats zijn. 5o. Zulk een inrichting der brandweer zal niet zoo veel meer kosten dan 't geen de thans bestaande brandweer kost. In het buitenland bestaan ook vele corpsen brandblusschers men denke b. v. aan de Jire-men in de Amerikaansche steden die geheel op zich zelf staan en hun kosten dekken uit vrijwil lige giften cu schenkingen alsmede uit de premiën die de assurantie-maatschappijen hun toekennen voor bewezen diensten. De maatschappijen geven vooral premiën voor 't behouden van panden, minder voor 't present zijn bij 't verbranden van panden. Zulk een geheel onkostbare inrichting zal wel niet op eenmaal te verkrijgen zijn. Wanneer we echter eens veronderstellen dat vooreerst alle geschikte zoons van werkbazen in de bouwkunstige vakken als onbe zoldigde vrijwilligers toetreden en verder 't corps wordt aangevuld met flinke rappe gasten uit gezellen van de genoemde ambachten aangeworven en deze overeenkomstig de voorkomende diensten beloond worden, dan kunnen de kosten zoo heel hoog niet loopen. Wij merken verder op dat het hoog tijd is om de assurantie-maatschappijen bij de brandweer zaken te interesseeren, gelijk dit elders reeds voorlang plaats heeft. De bijdragen der betrokken assurantie maatschappijen die tegenwoordig toch nagenoeg uitsluitend de rechtstreeks belanghebbenden zijn kunnen in mindering strekken van de subsidieën aan de brandweer uit de publieke kas. Wij zouden nog verder kunnen uitweiden over de speciale brandweercorpsen, doch achten dit onnoodig daar we slechts het denkbeeld vvenschten aan te geven. Wij raeenen genoegzaam aangetoond te hebben dat de tegenwoordige orde van zaken dringend herziening vordert, omdat het blijkt hoe veel de goede werking van zooveel krachten en materieel te wenschen over laat, hoeveel noodelooze onaangenaamheid en onte vredenheid er onder de burgerij kan ontstaan, hoe ongelijk en onbillijk de last drukt door den ver plichten brandweerdienst op de burgerij gelegd en hoe gemakkelijk, naar ons inzien, een veel beter or ganisatie zou zijn tot stand te brengen. Zoo als genoegzaam bekend is bestaat ons Indische leger uit twee bestauddeelen Europeanen en Inlan ders. De' Europeanen zijn een mengelmoes van Ne derlanders, Duitschers, Zwitsers, Belgen, Franscheu, ja van bijna alle natiën. Ook de Inlandsche soldaten zijn zeer onderscheiden van afkomst, aard en gehalte dit verschil is misschien nog grooter dan dat onder de Europeanen. Zoo hebben wij in de eerste plaats Javanen. Deze zijn over 't algemeen geen ongeschikte soldaten, doch in Atcliiu staan zij tegenover vijanden die in den Indischcn archipel den roep van bijzondere ï'echtgeloovigheid hebben. Reeds bij de eerste ex peditie hebben onze troepen onder de Atchineezen veel witte tulbanden opgemerkt en deze worden gedragen door kadjies of Mohamniedaanschc heiligen, n.l. zulke geloovigen die den tocht naar Mekka gedaan hebben. Nu heeft men ook opgemerkt dat de goedgeloovige Javanen als zij op zulke heilige witte tulbanden mikken, altoos misschieten dit is in 't voordeel der Atchi neezen en in 't nadeel van onze troepen. Verder heeft men Negersoldaten, die om hun goede eigenschappen zeer geprezen worden en op wie men vrij goed kan rekenen, vooral als men ze met wat arak te vriend weet te houden de andere inlanders hebben veel ontzag voor die Afrikanen. Het is echter te voorzien dat zij weldra als bestanddeel van ons Indische leger zullen uitsterven, nu wij de kust van Guinea kwijt zijn. Een andere nationaliteit, die ook in 't leger vertegenwoordigd is, zijn de Boegineezen, dappere doch tevens lastige, v'alsche, gevaarlijke kerels men heeft er nog al in dienst als treinsoldaten en stuk rijders. Ons Indische leger telt ook een paar duizend Am- boneezendit zijn Christenen, doch zij kunnen niet te best overweg met de Europeesclie soldaten met wie zij zich gaarne gelijk stellen doch die hen altoos minder achten dan de blanken, hoewel zijn doorgaans even goede en op den duur zelfs bruikbaarder sol daten zijn. Madoereezen zijn wegens hun gehechtheid aan den profeet, tegenover de orthodoxe Atchineezen ook niet zoo moreel sterk als wel wenschelijk was. Daar zijn er in Indie wel die 't betreuren dat ons gouvernement niet een poging heeft aangewend om een sterk corps Balineezen te werven voar de expe ditie. De Balineezen zijn zeer stiijdbaar, in doods verachting behoeven zij den Atciuueezen niets toe te geven terwijl ze tevens zoo weinig rechtzinnig zijn dat zij, zoo als een Indisch correspondent 't uitdrukt, om den profeet even weinig geven als om een bosch varken. Mogen er dan al geeiie roode Balineezen bij ons expeditie-corps zijn, zoo verdient het toch vermelding dat de regeering pogingen doet om een corps Japan- eezen te werven van dezen meent men dat uitste kende soldaten te vormen zijn. Nu vindt men bij 't leger nog de troepen van de vorsten van Solo, Djokja, Pamakassan en Soemanap, allen ouderling zeer onderscheiden bestanddeelen zoodat ons Indische leger wel met recht een mengel moes mag heeten. 's Hage, 17 Dec. {Telegram.) De Minister van Koloniën heeft aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal het volgende medegedeeld Heden morgen is bij het departement van Koloniën eene depeche ontvangen van den gouverneur-generaal, mededeeling doende van een telegram van den gene raal van Swieten van Siboga (Sumatra's Westkust) van 15 dezer, (waarschijnlijk dus van den 13den uit Atchin.) Alle troepen waren gedebarkeerd en ver- eenigd te Gighen. De beoosten de Atchin-rivier gelegen ben ting Moesapie was genomen. Het hoofd kwartier derwaarts verplaatst. De dag van afzending van het bericht zou de opperbevelhebber naar Moesapie gaan. Zuid- en oostwaarts werden verkenningen uitgezonden. De toestand der troepen was bevredigend, Er waren onzerzijds geene verliezen voor den vijand. De luitenant van Helden was het die aan de cholera was ovsrleden. - De Minister zal aan de Kamei of in de Staats-Courant dadelijk mededeeling doen van de tijdingen die hij ontvangt. //Men zij dus niet ongerust, noch verspreide valsche geruchten," zeide de Minister. 's Hage, 18 Dec. TelegramDe Regeering heeft lieden ochtend een telegram ontvangen van Generaal van Swieten, luidende aldus Venang, 17 Dec. avond 6. u. 45. Cottaperak en linie versterking benedenwaarts langs strand tusschen Pedropunt en Moesali genomen. Onze zijde 6 dooden, 38 gekwetsten, waaronder 3 officieren, niet gevaarlijk. Vijand 85 dooden in versterking achtergelaten. Wij naderen boven—Atcliiu rivier en versterking en zullen met zwaar geschut be ginnen. Ziekte-toestand beter. gehouden te ZIERIKZEE den 17 December 1873. Afwezig de heeren jlir. de Jonge, van der Grijp, ICoole en jhr. mr. Schorer. Na lezing en goedkeuring der Notulen van de drie vorige vergaderingen komt in omvraag liet Suppl. Kohier van den Hoofdelijken Omslag voor 1873 vast te stellen op een bedrag van 228,735waarover in de vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt, hetwelk met 5 tegen 4 stemmen wordt verworpen. Vóór hebben gestemd de heeren Mr. Moolenburgh, Mr. Moens, Mr. Fokker en Labrijn. Wordt medegedeeld een brief van de bank van leening, houdende verzoek om machtiging om het reserve-fonds der bank te gelde te maken, om daarvoor aangevoerde redenen, welke machtiging met algemeene stemmen wordt verleend. Het Suppletoir Kohier der Hondenbelasting voor 1873 wordt vastgesteld op een bedrag van 40,50. Komt in behandeling het voorstel van B. en W. tot het verleggen van den toegang naar de begraaf plaats, hetwelk met 7 tegen 2 stemmen (die van de heeren Mulock Houwer en Labrijn) wordt aangenomen. liet voorstel van B. en W. tot verandering in den aanleg der begraafplaats wordt met algemeene stemmen aangenomen. Door de commissie ad hoe wordt rapport uitgebracht op het Ontwerp-Reglement voor de stads brei- en naaischool. Het wordt na discussie met enkele wij zigingen vastgesteld. Wordt overgegaan tot de benoeming van leden der vaste commission, welke allen worden herkozen. Wordt besloten te beschikken uit den post van onvoorz. ui tg. tot de som van 5,voor aandeel tauxatiekosten en van 1,voor teruggave pacht aau C. de Paepe behoudens goedkeuring van Ged. Staten. Op het verzoekschrift van den concierge van het Raadhuis, H. de Vos4 om verhooging zijner jaarwedde, dat in handen van B. en W. was gesteld tot advies, wordt op voorstel van B. en Wbesloten, den verzoeker de door hem te betalen personeele belasting te vergoeden. Het verzoekschrift van den hoofdonderwijzer aan de Tusschenschool, L. Karreman, om eene belooning voor de meerdere werkzaamheden gedurende de vacature vau hulponderwijzer aan zijn school, wordt gesteld in handen van B. en W. tot advies. Wordt medegedeeld een rapport der plaatselijke schoolcommissie omtrent een brief van de afdeeliug der Maatschappij van Toonkunst, om aan den stede- delijken Muziek-Directeur tegen belooning op te dragen het zang-onderwijs op de school van den heer Bastmeijer en op de meisjesschool, houdende mede deeling dat in eerstgenoemde school het bij de wet voorgeschreven zangonderwijs gegeven wordt en dat voor de meisjesschool alleen dan liet voorstel in overweging zou kunnen genomen worden, indien de Muziek-Directeur de bij de wet gevorderde acte tot het'geven van zangonderwijs bezat, het geen niet het geval is, terwijl het zangonderwijs op die school niet zoo dringend noodzakelijk wordt geacht, daar de meeste leerlingen privaat-zangondenvijs genieten. De "behan deling dezer zaak wordt aangehouden tot eene volgende vergadering. Hierna wordt de zitting gesloten.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 2